Zoekresultaten 541-550 van de 688 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5217 rectificatiebeslissing

    Klacht tegen een huisarts die tijdens de dienst op de huisartsenpost klachten van patiënte onvoldoende serieus zou hebben genomen. De klacht is ongegrond. Hij heeft zorgvuldig gehandeld door de situatie als niet-acuut en niet-levensbedreigend te beoordelen en patiënte te adviseren zich de volgende dag wederom tot haar huisarts te wenden.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4831

    Klacht tegen orthodontist over onvoldoende, ondeskundige en foutieve behandeling ongegrond. De methode/behandelwijze van de orthodontist is niet in strijd met een richtlijn of protocol binnen de orthodontie. Anders dan klager kennelijk veronderstelt is er ook geen sprake van slechts één geschikte methode om een overbeet als die van klager te behandelen. De behandeling door de orthodontist gedurende zeven maanden is ook te kort geweest om daar enige conclusie uit te trekken.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4603

    Klager verwijt tandarts arrogant en agressief gedrag, waardoor klager zich genoodzaakt voelde zonder behandeling te vertrekken. Tandarts heeft geen verweer gevoerd en is ter zitting niet verschenen. Klacht als onweersproken gegrond. Waarschuwing, mede omdat tandarts zich niet toetsbaar heeft opgesteld.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:249 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5200

    Deels gegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager is na een val gezien door een arts (niet in opleiding tot specialist). De arts werkte onder supervisie van verweerder. Klager verwijt verweerder een onjuiste diagnose te hebben gesteld door de breuk in het ellebooggewricht niet als een complexe breuk te kwalificeren en dat er is gekozen voor een conservatie behandeling. Daarnaast verwijt hij verweerder dat hij klager niet zelf heeft gezien en gesproken. Het college is van oordeel dat er weliswaar goede argumenten waren om klager te opereren, maar dat de beslissing om niet te opereren gelet op de omstandigheden van klager verdedigbaar was, zeker in samenhang met de afspraak die was gemaakt om klager na twee weken terug te zien voor de gipswissel. Dat verweerder klager niet zelf heeft gezien is wel tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gezien de korte ervaring van de arts op de afdeling orthopedie, kon niet van hem worden verwacht dat hij alle risico’s van een operatie en van conservatief beleid voor klager voldoende overzag. Het lag dan ook op de weg van verweerder om klager hetzij hierover zelf voor te lichten, hetzij de arts ter zake goed te instrueren, te meer nu hij wist dat klager liever een operatie wilde. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:250 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5201

    Ongegronde klacht tegen een arts (niet in opleiding tot specialist). De arts werkte onder supervisie van een orthopedisch chirurg. Klager verwijt de arts een onjuiste diagnose te hebben gesteld door een breuk in het ellebooggewricht niet als een complexe breuk te kwalificeren en dat er is gekozen voor een conservatieve behandeling. Het college overweegt dat de orthopedisch chirurg, gezien de nog zeer beperkte ervaring van de arts, verantwoordelijk was voor het handelen van de arts. De arts had daartegenover de verplichting om de diagnose en de behandeling met zijn supervisor te bespreken, wat hij ook heeft gedaan. De beslissing om klager niet te opereren was gelet op de omstandigheden verdedigbaar. Er waren voor de arts in ieder geval geen redenen om aan de beslissing van de superviserende orthopedisch chirurg te twijfelen of daarover nadere vragen aan hem te stellen. Klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:155 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1782

    Verweerder is werkzaam bij de arbodienst van de werkgever van klaagster. Hij werkt onder supervisie van een bedrijfsarts. Klaagster is een week na ziekmelding bij verweerder op consult geweest. Klaagster verwijt verweerder dat hij:a. Zich in het plan van aanpak heeft uitgegeven voor bedrijfsarts terwijl hij dat niet is;b. Een gevaar vormt voor zieke werknemers door zich onbeschoft en intimiderend te gedragen;c. Aanvankelijk geen medewerking wilde verlenen aan het aanvragen van een second opinion;d. In documenten en verslagen onwaarheden heeft vermeld;e. Met andere medewerkers over klaagster heeft gesproken;f. De beroepsziekte van klaagster niet heeft erkend;g. Medewerkers heeft geïnstrueerd klaagster telefonisch lastig te vallen;h. Geen overleg heeft gehad met zijn supervisor;i. Ten onrechte op papieren heeft ingevuld dat er een arbeidsconflict speelt;j. Een week na de eerste ziektedag een uitnodiging heeft gestuurd voor een eerste spreekuur contact binnen vier weken;k. Haar privacy heeft geschonden.Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:156 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1837

    Kopje: C2023/1837Klacht tegen huisarts. Klager verwijt de huisarts kort gezegd dat zij 1) het ouderlijk gezag van klager niet heeft gerespecteerd, 2) geen hoor en wederhoor heeft toegepast en 3) niet zorgvuldig een diagnose heeft gesteld bij de zoon van klager en niet heeft gezorgd voor een doorverwijzing. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1 en 2 kennelijk ongegrond verklaard en klachtonderdeel 3 niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:150 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1821

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster was begin september 2021 bij een collega van de huisarts geweest met klachten van tintelingen in haar lichaam en krampen in haar benen en armen, waarvoor zij is behandeld. Eind september 2021 belde klaagster de praktijk met toegenomen klachten van tintelingen en krampen, en met de nieuwe klacht van duizeligheid. De huisarts heeft na informatie van de assistent het dossier van klaagster geraadpleegd en de assistente de opdracht gegeven klaagster te bellen met de mededeling dat de Ropinirol gestopt moest worden vanwege duizeligheidsklachten en dat klaagster zou worden teruggebeld na contact met de neuroloog. Dit bleek die dag niet meer mogelijk en de huisarts heeft klaagster een dag later teruggebeld. Begin oktober 2021 is klaagster op consult bij de neuroloog geweest. Zijn conclusie was dat sprake was van een neurogene claudicatio sinds haar val drie maanden eerder. Drie dagen na dit consult is klaagster wegens sensibiliteitsstoornissen met de ambulance naar de SEH vervoerd, waar een lacunair herseninfarct werd geconstateerd. Zes dagen na het ontslag uit het ziekenhuis heeft klaagster de huisarts gevraagd of hij contact kon opnemen met haar behandelend neuroloog in verband met duizeligheidsklachten. De huisarts heeft dat diezelfde dag gedaan en het advies van de neuroloog was een afwachtend beleid te hanteren. Tijdens een huisbezoek twee dagen later heeft de huisarts klaagster onderzocht en besloten haar door te verwijzen naar een KNO-arts. Klaagster is ontevreden over de behandeling door de huisarts. Zij vindt dat hij slecht naar haar heeft geluisterd en zijn eigen draai heeft gegeven aan haar klachten. Zij voelt zich niet serieus genomen. Hij heeft haar niet tijdig doorverwezen naar de neuroloog en haar een dag laten wachten op de uitslag van een gesprek. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1891

    Klacht tegen bedrijfsarts. De bedrijfsarts, destijds nog werkzaam als bedrijfsarts in opleiding, heeft in eerste instantie contact gehad met klager in het kader van een preventief traject, in de periode van eind 2020 tot medio 2021. Daarna heeft hij klager begeleid na diens ziekmelding. Ruim negen maanden later is de betrokkenheid van de bedrijfsarts beëindigd. Klager is ontevreden over de begeleiding van de bedrijfsarts en voelt zich door hem niet geholpen. Klager heeft meerdere klachten over het handelen van de bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:151 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1822

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster was van november 2021 tot en met januari 2022 ingeschreven in de praktijk van de huisarts. Tijdens het kennismakingsgesprek begin november 2021 gaf klaagster aan dat zij hoofdpijn-, duizeligheids- en misselijkheidsklachten had. Deze waren ontstaan sinds de beroerte begin oktober 2021. De huisarts heeft klaagster toen onderzocht. Tegen de misselijkheid heeft hij Metoclopramide voorgeschreven. Bestudering van het dossier gaf hem geen reden om contact op te nemen met de neuroloog, zoals door klaagster was verzocht. Voor de blijvende pijn in de rug en benen schreef de huisarts Pregabaline voor. Begin december 2021 heeft hij met klaagster besproken dat het eerder voorgeschreven medicijn Grepid mogelijk de hoofdpijn en duizeligheid kon veroorzaken. In overleg werd besloten dit te vervangen door Dipyridamol en Acetylsalicylzuur. Een dag later belt klaagster dat zij de Dipyridamol niet verdroeg. De huisarts heeft gezegd dat zij direct kon stoppen en terug kon gaan naar Grepid of het nog een weekje kon proberen. Klaagster besloot het nog te proberen. Zij is begin december 2021 door een cardioloog gezien op de SEH. De cardioloog heeft haar gerust gesteld dat er geen (acuut) hartprobleem was. Begin januari 2022 heeft de huisarts klaagster gezien en heeft hij de medicatie aangepast. Klaagster wilde ook een verwijzing naar de neuroloog. De huisarts heeft dit verzoek ingewilligd. Klaagster is niet tevreden over de behandeling van de huisarts en verwijt hem dat hij slecht heeft geluisterd, heeft nagelaten overleg te hebben met de neuroloog, heeft gezegd dat hij overleg heeft gehad met de neuroloog terwijl dat niet zo was en een medicijn heeft gestopt zonder overleg. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.