ECLI:NL:TGZCTG:2023:156 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1837

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:156
Datum uitspraak: 13-11-2023
Datum publicatie: 13-11-2023
Zaaknummer(s): C2023/1837
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Kopje: C2023/1837Klacht tegen huisarts. Klager verwijt de huisarts kort gezegd dat zij 1) het ouderlijk gezag van klager niet heeft gerespecteerd, 2) geen hoor en wederhoor heeft toegepast en 3) niet zorgvuldig een diagnose heeft gesteld bij de zoon van klager en niet heeft gezorgd voor een doorverwijzing. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1 en 2 kennelijk ongegrond verklaard en klachtonderdeel 3 niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1837 van:
                A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
                C., huisarts, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,
                gemachtigde: mr. T.A.M. van Oosterhout.
1.    Verloop van de procedure
    A. - hierna klager - heeft op 29 juli 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen     C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 januari 2023, onder     nummer Z2022/4554, heeft de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege de klacht-    onderdelen 1 en 2 kennelijk ongegrond verklaard en klachtonderdeel 3 niet-ontvankelijk         verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een     verweerschrift in beroep ingediend. 
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 18 oktober 2023, waar zijn verschenen klager en de huisarts, laatstgenoemde bijgestaan door mr. Van Oosterhout. De zaak is over en weer toegelicht. Klager en mr. Van Oosterhout hebben dat gedaan aan de hand van schriftelijke aantekeningen die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overgelegd.
2.    Beslissing in eerste aanleg
    Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag     gelegd.
    “2. DE KLACHT
    Klager verwijt de huisarts:
1.    dat zij het ouderlijk gezag van klager niet respecteert. Klager is niet in de     gelegenheid gesteld om zijn mening over de situatie van zijn inmiddels 
    16-jarige zoon te geven;
2.    dat zij geen hoor en wederhoor heeft toegepast. Hierdoor zijn het 
    huisartsenjournaal en de aanmelding bij het Centrum voor Jeugd en Gezin     (CJG) vervuild met negatieve beeldvorming en onjuiste informatie over 
    klager;
3.    dat zij niet zorgvuldig een diagnose heeft vastgesteld en klagers zoon niet heeft 
    doorverwezen naar een specialist of GGZ-instelling, waardoor de zoon lang     op behandeling heeft moeten wachten. 
3. HET VERWEER
De huisarts voert aan dat zij slechts eenmaal met klager heeft gesproken op 11 september 2017 en zorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft op dat moment terugverwezen naar de praktijk-ondersteuner die met een verkennend traject bezig was. De huisarts is niet betrokken geweest 
bij de aanmelding bij het CJG. Omdat de zoon van klager 16 jaar oud is kan hij zelf klagen over zijn behandeling en is klager niet-ontvankelijk in het klachtonderdeel 3. 
4. DE OVERWEGINGEN
4.1
Het college moet de vraag beantwoorden of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen. 
4.2 Klachtonderdeel 1
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de huisarts alleen op 11 september 2017 klager heeft gesproken. In het huisartsenjournaal staat daarover het volgende:
“S      gesprek met vader over zn, zoon is er niet bij, wil dat er wat gebeurd met 
     paniekaanvallen. Ik merk dat vader en moeder hierover geen overeenstemming 
     hebben
P     advies: volgende week met [naam verpleegkundige, RTG] bespreken en met 
     moeder overeenstemming krijgen.”
Dat de huisarts het ouderlijk gezag van klager niet heeft gerespecteerd blijkt niet en is niet aannemelijk geworden. De huisarts heeft terecht terugverwezen naar de praktijkondersteuner (verpleegkundige) die met een verkennend onderzoek bezig was. 
Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. 
4.3 Klachtonderdeel 2 
Het college stelt vast dat de huisarts na 11 september 2017 niet meer betrokken is geweest bij de zorg aan de zoon van klager. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat op 
18 september 2017 een verwijzing is gedaan naar CJG. 
De huisarts is niet betrokken geweest bij de verwijzing naar het CJG en is dus ook niet betrokken bij de inhoud van de verwijzing. De huisarts heeft één aantekening gemaakt op 11 september 2017. Uit die aantekening (zie 4.2) blijkt geen negatieve beeldvorming over klager. 
Dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag en is kennelijk ongegrond. 
4.4 Klachtonderdeel 3
In het tuchtrecht is de eerst aangewezene om te klagen over zijn behandeling de patiënt zelf. Vanaf de leeftijd van 16 jaren wordt een patiënt geacht zelf in staat te zijn een behandelingsovereenkomst aan te gaan met een arts. In het tuchtrecht wordt die leeftijd ook gehanteerd voor het indienen van een klacht. Dat betekent dat een jeugdige patiënt vanaf 16 jaar zelf kan klagen over zijn geneeskundige behandeling. In ieder geval moet blijken dat hij instemt met indiening van de klacht. Om die reden heeft de secretaris klager verzocht de inmiddels 16-jarige zoon de reactie op de brief te laten ondertekenen of de instemming van zijn zoon te laten blijken. Klager heeft in de brief van 20 september 2022 aangegeven dat de situatie complex is en hij op dat moment geen contact had met zijn zoon. Klager heeft daarnaast aangegeven dat de zoon ten tijde van het handelen (in 2017) 11 jaar oud was. 
Het college overweegt dat niet het moment van handelen maar het moment van indienen van de klacht van belang is voor de vaststelling van de ontvankelijkheid. Klagers zoon is op 6 juni 2022 16 jaar oud geworden en was op het moment van indienen van de klacht dus zelf in staat over zijn behandeling te klagen. Nu geen instemming van de zoon blijkt is klager niet-ontvankelijk in het klachtonderdeel 3.”.
3.    Beoordeling van het beroep
    Procedure
3.1    In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen/nalaten van de huisarts nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2023 is dat debat voortgezet. 
3.2      Het beroep van klager strekt ertoe dat de klacht alsnog in zijn geheel gegrond wordt verklaard.
3.3    De huisarts kan zich vinden in de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege en stelt dat het beroep van klager moet worden verworpen. 
Beoordeling
3.4    Wat er precies allemaal tussen klager en de huisarts is besproken tijdens het consult van 11 september 2017 kan niet worden vastgesteld. Het huisartsenjournaal is op dat punt vrij summier en de huisarts kan zich het consult niet meer herinneren. Wat wel vaststaat is dat de huisarts ná 11 september 2017 geen bemoeienis meer heeft gehad met de zaak, dat de definitieve aanmelding bij het CJG is gedaan op 
18 september 2017 door de POH nadat de POH daarover had gesproken met klager, en dat de huisarts niets te maken heeft gehad met de inhoud van die aanmelding. 
3.5    Dat de huisarts, in de beperkte rol die zij had in deze casus, het ouderlijk gezag van klager niet heeft gerespecteerd en dat zij geen hoor en wederhoor heeft toegepast, is niet gebleken. Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege de klachtonderdelen 1 en 2 – net als het Regionaal Tuchtcollege – ongegrond verklaart.  
3.6    Voor wat betreft klachtonderdeel 3 kan het Centraal Tuchtcollege zich volledig vinden in dat wat het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen en beslist. Klager is niet-ontvankelijk in dat klachtonderdeel. Hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd brengt het Centraal Tuchtcollege niet tot een ander oordeel. 
3.7    Het voorgaande betekent dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in stand blijft en dat het beroep van klager wordt verworpen. 
4.    Beslissing
    Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
                verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter; J.M. Rowel-van der Linde en
A.S. Gratama, leden-juristen en D. Coppoolse en W. de Ruijter, leden-beroepsgenoten en 
N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 13 november 2023.
        Voorzitter   w.g.                    Secretaris  w.g.