ECLI:NL:TGZRSHE:2023:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4831

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2023:10
Datum uitspraak: 09-11-2023
Datum publicatie: 15-11-2023
Zaaknummer(s): H2022/4831
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen orthodontist over onvoldoende, ondeskundige en foutieve behandeling ongegrond. De methode/behandelwijze van de orthodontist is niet in strijd met een richtlijn of protocol binnen de orthodontie. Anders dan klager kennelijk veronderstelt is er ook geen sprake van slechts één geschikte methode om een overbeet als die van klager te behandelen. De behandeling door de orthodontist gedurende zeven maanden is ook te kort geweest om daar enige conclusie uit te trekken.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 9 november 2023 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

gemachtigde: C te B

tegen

D,

orthodontist,

destijds werkzaam in E,

verweerder, hierna ook: de orthodontist,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1 Klager, geboren op 8 december 2006, is van 26 november 2019 tot en met 2 juli 2020 bij de orthodontist in behandeling geweest en daarna om praktische redenen overgestapt naar een andere orthodontist (hierna: de opvolgend behandelaar). Op 27 november 2019 heeft de orthodontist bij klager een cervicale HG (buitenbeugel) geplaatst en op 6 mei 2020 vaste apparatuur in de bovenkaak. Tussentijds hebben vijf controles plaatsgevonden. Klager verwijt de orthodontist onvoldoende, ondeskundige en foutieve behandeling, waardoor klager nu een kaakoperatie nodig heeft. Klager beroept zich ter onderbouwing van deze klacht op een brief van 19 januari 2021 van de opvolgend behandelaar.

    1. De orthodontist voert verweer tegen de klacht. Er heeft volgens hem onvoldoende behandeling kunnen plaatsvinden, omdat die nog maar net was begonnen toen klager naar de opvolgend behandelaar overstapte. Zijn behandeling is niet ondeskundig noch foutief geweest. Er zijn meerdere methodes en technieken en zeer veel verschillende soorten van beugels om beoogde resultaten te behalen.
    1. Het college komt tot het oordeel dat de klacht niet gegrond is. Hierna licht het college dat toe.
       

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 12 september 2022
  • de machtiging ontvangen van klager op 11 januari 2023
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • de brief van 18 augustus 2023 met bijlage, ontvangen van de gemachtigde van verweerder
  • aanvullende stukken, per e-mail ontvangen van de gemachtigde van klager op 27 september 2023.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 29 september 2023. De partijen zijn verschenen en werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van de orthodontist heeft een pleitnotitie voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
 

3. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

3.1 De vraag is of de orthodontist de zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende orthodontist. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Het gaat hierbij niet om de vraag of de zorgverlener het beter of anders had kunnen doen, maar of hij binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

3.2 De klacht moet verder worden beoordeeld aan de hand van wat de orthodontist ten tijde van de behandeling bekend was en bekend kon zijn. Hoewel klager heeft opgemerkt dat hij door het handelen van verweerder een kaakoperatie moet ondergaan, gaat het er bij de tuchtrechtelijke toets niet om welke gevolgen het handelen heeft teweeg gebracht, maar dient te worden bezien of het handelen van verweerder, in het licht van de stand van de wetenschap op dat moment, binnen de hierboven genoemde kaders is gebleven. Met andere woorden, het college kan geen uitspraak doen over een causaal verband tussen het handelen van de zorgverlener en de door de klager gestelde gevolgen daarvan.


De klacht - onvoldoende, ondeskundige, foutieve behandeling, waardoor kaakoperatie nodig

3.3 De klacht komt erop neer dat de orthodontist een zodanig ondermaatse behandeling heeft uitgevoerd, dat er nu een operatie door een kaakchirurg nodig is om een optimaal resultaat te bereiken. Ter zitting heeft klager verteld dat die kaakoperatie nog niet heeft plaatsgevonden. Klager is nog steeds in behandeling bij de opvolgend behandelaar.
Voor de onderbouwing van de klacht verwijzen klager en zijn gemachtigde naar de brief van 19 januari 2021 van de opvolgend behandelaar. Daarin is puntsgewijs vermeld waarin de orthodontist tijdens de behandeling van klager zou zijn tekortgeschoten, met als conclusie (alle citaten inclusief taal- en typfouten): “slechtgeplande en uitgevoerde behandeling, het primaire probleem, de overbeet veroorzaakt door de skeletale anatomie is niet behandeld waardoor er nog steeds een terugliggende onderkaak bestaat met een horizontale overbeet van 6 mm en bijna een palatumbeet, dit had al behandeld moeten zijn met gelaatsorthopedische appartatuur.” Inhoudelijke vragen van het college over de in die brief gestelde tekortkomingen van de orthodontist en de wijze waarop de opvolgend behandelaar daarmee in zijn behandeling is omgegaan, kon (de gemachtigde van) klager niet beantwoorden, anders dan door verwijzing naar de patiëntenkaart van de opvolgend behandelaar.

3.4 De brief van de opvolgende behandelbaar bevat de volgende subklachten:

a.deocclusie (pasvorm bij de kiezen) is nagenoeg onveranderd

b. de overjet is verkleind door met een zeer dunne vaste apparatuur draad 0,14 nitinol het bovenfront flink achterover te kippen

c. het ruimtegebrek in de onderkaak is niet opgelost, sterker nog, die is toegenomen

d. de retrognathie van de onderkaak is niet behandeld, de onderkaak ligt nog steeds ver terug in het profiel

e. er zijn tegen de richtlijn Orthodontische Radiologie van de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten NVvO in 2 bitewings gemaakt, dat is niet toegestaan

f. het dossier is niet compleet (…)

g. het behandelplan is niet besproken voorafgaand aan de behandeling

h. welke kosten zijn in rekening gebracht voor de 4 brackets op de onderkaak?

i. het is onduidelijk hoe het ruimtegebrek in de onderkaak opgelost moet worden? de extreme eversie (voorwaarts gekipte stand) van het onderfront in combinatie met het ruimtegebrek maken het onmogelijk dit zonder extracties in de onderkaak te behandelen

j. er worden direct na plaatsing al klasse 2 elastieken gebruikt op de onderkaak, zonder, draad, staat niets van in dossier, wat is nut van de brackets op de 34 en 44? Klasse 2 elastieken mogen op deze wijze en in dit stadium absoluut zo niet gebruikt worden, gaat in tegen alle regels van de biomechanica.

De subklachten e, f en g en h kunnen, zo deze al vast komen te staan, niet tot de gegrondheid van de klacht leiden. Deze onderdelen hebben immers geen betrekking op dat deel van de behandeling dat van invloed is op het resultaat van die behandeling. Het college laat deze klachtonderdelen dan ook buiten beschouwing.

Verweer van de orthodontist

3.5 Op het verweer van de orthodontist zal het college hierna ingaan, voor zover nodig.

Beoordeling van de klacht en de subklachten

3.6 De subklachten c, d en i hebben betrekking op het niet behandelen van de onderkaak door de orthodontist. Uit het behandelplan van de orthodontist, neergelegd in zijn patiëntenkaart, volgt dat de orthodontist eerst de bovenkaak wilde behandelen en de onderkaak op een later moment, afhankelijk van de voortgang van de bovenkaak, wilde laten aansluiten. Deze methode/handelwijze is niet in strijd met een richtlijn of protocol binnen de orthodontie. Anders dan kennelijk door klager wordt verondersteld, is er ook geen sprake van slechts één geschikte methode om een overbeet, zoals die van klager, te behandelen. Zo kan de vraag worden gesteld (anders dan de opvolgend behandelaar stelt) of behandeling van de retrognathie van de onderkaak middels een andere beugel wel noodzakelijk was op het moment dat klager bij de orthodontist in behandeling was. Het is niet wetenschappelijk bewezen dat door een beugelbehandeling de onderkaak meer dan 1 mm groeit. Van belang daarbij is ook dat de behandeling nog maar net was begonnen en slechts zeven maanden heeft geduurd, inclusief de intake. In een dergelijk korte periode valt redelijkerwijs nog maar een zeer beperkt resultaat te behalen. Op de onderkaak was conform planning nog geen beugel aangebracht, zodat het ruimtegebrek in de onderkaak nog niet was aangepakt, laat staan opgelost. Dat het ruimtegebrek zou zijn toegenomen kan het college op basis van de foto’s in het dossier niet vaststellen. De subklachten c, d en i zijn op grond van het voorgaande ongegrond.

3.7 De subklachten b en j hebben betrekking op de door de orthodontist gekozen behandelmethode, zoals hij deze in zijn verweer en ter zitting heeft toegelicht. Die behandelmethode is niet heel gebruikelijk, maar zoals hiervoor al aangegeven niet in strijd met enige richtlijn of enig protocol en evenmin per definitie onjuist. Op de foto is niet vast te stellen dat het bovenfront flink achterover is gekiept ten gevolge van de dunne draad. Uit het dossier valt ook niet op te maken dat deze behandelmethode enige schade heeft veroorzaakt. Dat betekent dat ook de subklachten b en j ongegrond zijn.

3.8 Ook subklacht a is ongegrond. Op grond van de gegevens uit het dossier, inclusief de foto’s, kan het college niet vaststellen dat de occlusie tijdens de behandeling door de orthodontist niet is veranderd. Het college kan op grond van de laatst ontvangen gegevens wel vaststellen dat de overbeet gedurende de behandeling door de opvolgend behandelaar niet is gewijzigd.

3.9 Het college kan ook voor het overige op basis van het dossier niet vaststellen dat de behandeling door de orthodontist fout is gegaan of ondeskundig is geweest, dan wel dat de orthodontist buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is getreden. De behandeling door de orthodontist gedurende zeven maanden is ook te kort geweest om daar enige conclusie uit te trekken. Wel is het college van oordeel dat de overbeet van klager niet zo ernstig was dat de orthodontist bij aanvang van zijn behandeling al rekening had moeten houden met een eventuele kaakoperatie bij gebrek aan minder invasieve mogelijkheden tot verbetering. De visie waarmee de orthodontist de behandeling van klager is begonnen, was niet onjuist.

3.10 Op grond van het voorgaande is de klacht ongegrond.

4. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter, C.M.H.M. van Lent, lid-jurist, R.H. Groot, W.J.D.M. van Beers en R.W.F. Huyskens, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023.