Zoekresultaten 1-10 van de 162 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7036
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:64
Deels niet-ontvankelijke en deels kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De dochter van klaagster is met een rechterlijke machtiging is opgenomen in een GZ-instelling. De verpleegkundige is aldaar werkzaam en als behandelcoördinator betrokken bij de behandeling van de dochter. Klaagster is ontevreden over de informatieverstrekking door de verpleegkundige en kan geen contact krijgen met haar dochter. Voorts klaagt zij over de behandeling van haar dochter en haar welzijn. Klaagster heeft naar het oordeel van het college niet (of althans onvoldoende) aannemelijk gemaakt dat zij namens haar dochter klaagt. Daarnaast is het college van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat de dochter wilsbekwaam is, nu klaagster de wilsonbekwaamheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit oordeel vindt bevestiging in de omstandigheid dat de dochter zelfstandig en met succes, bij de rechtbank een verzoek tot ontheffing van haar moeder uit het mentorschap heeft ingediend. Het college komt tot het oordeel dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is voor zover de klacht betrekking heeft op de behandeling van/zorg voor de dochter. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen heeft klaagster niet onderbouwd dat ter zake van de verpleegkundige een verwijt kan worden gemaakt. Anders dan klaagster kennelijk meent is de verpleegkundige niet aan te merken als de ‘leidinggevende’ van de instelling.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:78 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-060/AL/GLD
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 24-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:78
Verweerder heeft de belangen behartigd van de buren van klager in een geschil over een aan die buren verleende omgevingsvergunning. Partijen hebben op enig moment een vaststellingsovereenkomst gesloten. Dat verweerder het geschil heeft laten escaleren en daarna een volgens klager zinloos kort geding is gestart, kan de voorzitter op grond van de stukken niet vaststellen. Verweerder mocht verder afgaan op de juistheid van het van zijn cliënten ontvangen feitenmateriaal. Klager kon zich tegen de in zijn ogen onjuiste standpunten van verweerder in de procedure verweren, zoals hij dat ook heeft gedaan. Klachten kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TNORDHA:2025:4 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-21
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 19-02-2025
- ECLI:NL:TNORDHA:2025:4
De notaris heeft laten weten dat zij erflaatster uitgebreid onder vier ogen heeft gesproken op het notariskantoor en de gevolgen van de wijzigingen van het testament met haar heeft doorgenomen. Mevrouw [G] bleef achter in de wachtkamer. De notaris heeft op verschillende manieren vragen aan erflaatster gesteld, waarop door erflaatster consistent werd geantwoord. Ook bleken de wijzigingen overeen te komen met de wijzigingen die erflaatster met haar advocaat had besproken. Daarna is het concept verstuurd naar erflaatster en met haar toestemming naar haar advocaat gestuurd. Hoewel de notaris geen twijfel had over de wilsbekwaamheid heeft zij volledigheidshalve, omdat de afspraak van erflaatster met de neuroloog al gepland stond, gewacht op een verklaring van deze arts. Daarin werd de wilsbekwaamheid bevestigd. Tijdens het passeren bleven [D] en [G] in de wachtkamer achter. Onder vier ogen heeft de notaris nogmaals gecontroleerd of de wijzigingen van het testament conform de wensen van erflaatster waren. Toen dat het geval bleek, heeft de notaris de akte gepasseerd. De Kamer is van oordeel dat niet gebleken is dat de notaris onzorgvuldig is geweest in haar beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster direct voorafgaand aan en ten tijde van het passeren van het testament. De klacht is op alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7502
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:65
Deels gegronde klacht tegen kaakchirurg. De kaakchirurg heeft bij klaagster (in vervolg op een grotere operatie om haar gezicht te vervrouwelijken) een liplift uitgevoerd. Klaagster verwijt de kaakchirurg (in de kern genomen) dat zij het medisch dossier niet goed heeft bijgehouden, de liplift-operatie onjuist heeft uitgevoerd en bij een daaropvolgende ingreep niet goed met klaagster heeft afgestemd en vervolgens is afgeweken van het afgesproken operatieplan. Het college komt tot het oordeel dat de kaakchirurg ten aanzien van de dossiervorming en het overleg met patiënt over het te gebruiken hechtmateriaal tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht is deels gegrond. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:79 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-075/AL/OV
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 24-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:79
voorzittersbeslissing. Verweerder heeft namens zijn cliënt naar een mevrouw een brief gestuurd om na te vragen of de verklaring, die door klager was overgelegd in een procedure tegen de cliënt van verweerder, van haar afkomstig was. Indien dat het geval was, heeft verweerder haar als ex-werkneemster van een bedrijf van zijn cliënt gewezen op de gevolgen van mogelijke schending van haar geheimhoudingsbeding. Van beïnvloeding door verweerder van een mogelijke getuige is de voorzitter niet gebleken. Onduidelijk is ook of mevrouw als getuige is opgeroepen in de procedure, waarbij verweerder verder niet betrokken was.
-
ECLI:NL:TNORDHA:2025:5 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-39
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 19-02-2025
- ECLI:NL:TNORDHA:2025:5
Klaagster verwijt de notaris dat zij de akte van levering heeft gepasseerd, terwijl partijen het nog niet eens waren over de inhoud van de depotovereenkomst. Voordat de Kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht kan toekomen, moet eerst (ambtshalve) worden beoordeeld of de klacht ontvankelijk is. Een vereniging wordt vertegenwoordigd door haar bestuur. [A] is niet een bestuurder van klaagster. Niet is gesteld of gebleken dat de statuten van klaagster aan andere personen dan bestuurders bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen. Van een machtiging aan [A] om klaagster te vertegenwoordigen is evenmin gebleken. De klacht is niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7661
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:66
Gegronde klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen een verpleegkundige. Het college onderschrijft het betoog van de IGJ dat het gedrag van de verpleegkundige dermate grensoverschrijdend is, dat dit ernstig in strijd is met de professionaliteit die van iedere redelijk handelende verpleegkundige verwacht mag worden. De verpleegkundige heeft door zijn handelen het vertrouwen van de cliënten die zich in een kwetsbare positie bevonden, ernstig geschaad. Het college constateert dat er sprake is van een patroon in het handelen van de verpleegkundige waarin hij herhaaldelijk de grenzen van het toelaatbare opzoekt en daar vervolgens overheen gaat. De verpleegkundige heeft weliswaar erkend dat hij (wellicht) anders had moeten handelen, maar het college heeft niet de indruk dat de verpleegkundige zich voldoende realiseert welke impact zijn handelen heeft gehad dan wel had kunnen hebben op patiënten. Het enkele gegeven dat de verpleegkundige nu niet in het BIG-register staat ingeschreven, biedt geen bescherming voor het geval de verpleegkundige toch weer in de zorg zou gaan werken. Volgt doorhaling inschrijving in het BIG-register en verbod tot wederinschrijving.
-
ECLI:NL:TNORDHA:2025:6 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-40
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 19-02-2025
- ECLI:NL:TNORDHA:2025:6
Uit hetgeen in het verzetschrift en ter zitting naar voren is gekomen was klaagster op 9 oktober 2017 aanwezig bij het passeren van de hypotheekakte. Het moet er daarom voor gehouden worden dat klaagster vanaf die datum op de hoogte is geweest van het handelen van de notaris waartegen de klacht zich richt. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een klacht tegen dit handelen in principe is geëindigd op 9 oktober 2020. Anders dan klaagster stelt, kan dus niet begin mei 2021, toen klaagster ermee bekend werd dat er een tweede recht van hypotheek op haar woning was gevestigd, worden aangemerkt als het (eerste) moment waarop klaagster kennis heeft genomen van het gesteld klachtwaardig handelen van de notaris en als aanvang van de termijn van drie jaar. Indien zou moeten worden aangenomen dat de gevolgen van het handelen of nalaten van de notaris pas in mei 2021 voor klaagster redelijkerwijs bekend zijn geworden, dan dient dat moment te worden aangemerkt als aanvang van de aanvullende vervaltermijn van een jaar. In dat geval is de aanvullende vervaltermijn begin mei 2022 verlopen. Nu de klacht op 5 maart 2024 is ingediend, is dit te laat. Omdat de klacht niet-ontvankelijk is, is het verzet ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TNORDHA:2025:1 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-19 en 24-50
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 19-02-2025
- ECLI:NL:TNORDHA:2025:1
Klaagster verwijt de notaris dat de woning tegen een te lage verkoopprijs en met een te korte verkooptijd is verkocht en zonder te controleren of de man de werkzaamheden aan de woning had verricht om de woning in goede staat te krijgen. Verder verwijt klaagster de notaris dat hij bij de overdracht van de woning heeft nagelaten om te controleren of aan alle hypotheekvoorwaarden was voldaan, inclusief het hebben van een Cardiff polis. De klacht is op alle onderdelen ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2025:41 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-644/DH/RO
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRSGR:2025:41
Verweerder heeft een voorschot van klaagster aanvaard en bijstand beloofd. Hij heeft bij klaagster ook de schijn gewekt dat hij met de zaak bezig was, maar hij heeft vervolgens de termijn voor het instellen van een procedure zonder behoorlijke uitleg laten verstrijken. Verweerder heeft klaagster ook niet geïnformeerd toen hij zijn praktijk moest staken, eerst als gevolg van de schorsing op grond van artikel 60b Advocatenwet en vervolgens door zijn uitschrijving van het tableau. Over de financiële kant van de zaak heeft verweerder klaagster dubbel benadeeld. Eerst door met haar een ongeoorloofde afspraak te maken dat zij haar voorschot terugkrijgt “als er niets lukt” en vervolgens door geen cent terug te betalen nadat hij de termijn voor het instellen van een procedure bij de kantonrechter onbenut had laten verstrijken. De raad rekent het verweerder ook aan dat hij klaagster na het verstrijken van de termijn niet (behoorlijk) heeft geïnformeerd over de gevolgen daarvan en daarover jegens klaagster een laconieke houding heeft ingenomen. Verweerder heeft daarmee het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening en het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Schorsing voor de duur van twaalf weken, waarvan twee voorwaardelijk. Bijzondere voorwaarde: terugbetaling van het door klaagster betaalde voorschot.
- Pagina: 1
- Pagina: 2
- ...
- Pagina: 17
- Volgende pagina zoekresultaten