Zoekresultaten 11-20 van de 691 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:135 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2064

    .

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:129 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2181

    Klacht tegen een GZ-psycholoog tevens psychotherapeut. Over de zoon van klaagster is, in opdracht van het OM, een pro Justitia rapport opgemaakt door een psycholoog. Klaagster was als referent in het onderliggende onderzoek betrokken. Omdat klaagster en haar zoon het niet eens waren met de inhoud van het rapport, hebben zij zich nadien meermaals tot de GZ-psycholoog/psychotherapeut gewend in zijn hoedanigheid van manager zorg & rapportage. De klacht gaat erover dat klaagster haar correctierecht ten aanzien van het rapport niet heeft kunnen toepassen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt net als de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege dat de rapporteur verantwoordelijk is voor het toepassen van het correctierecht zodat verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6804

    Klacht tegen GZ-psycholoog kennelijk ongegrond. Klager heeft in het verleden een verkeersongeval gehad. In het kader van de afwikkeling van de letselschade heeft de GZ-psycholoog een onderzoek gedaan naar eventuele cognitieve stoornissen bij klager. Hiervan heeft zij een rapport opgesteld. De klacht heeft betrekking op het onderzoek en het rapport van de GZ-psycholoog.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:136 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2063

    .

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:152 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7043

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een huisarts kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster is de advocaat van een patiënt van de huisarts. Zij staat de patiënt bij in een letselschadezaak. Klaagster verwijt de huisarts dat hij heeft geweigerd een geneeskundige verklaring af te geven aan de patiënt en dat hij daarover een WhatsAppbericht en een e-mail aan klaagster heeft geschreven. Naar het oordeel van de voorzitter kan klaagster niet in haar klacht worden ontvangen. Klaagster stelt dat zij het mede in het belang van de veiligheid en/of de gezondheid van de patiënten noodzakelijk vindt om deze klacht in te dienen. Het valt echter niet in te zien dat de berichten van de huisarts aan klaagster effect of invloed hebben op de individuele gezondheidszorg. Verder heeft het contact tussen de huisarts en klaagster plaatsgevonden in het kader van de werkzaamheden van klaagster als letselschadeadvocaat. De opmerking dat de huisarts bij de patiënt de indruk heeft gewekt dat klaagster onkundig is, waardoor de kans bestaat dat de patiënt voor negatieve mond-tot-mond reclame zorgt, dan wel zijn relatie met klaagster wegens gebrek aan vertrouwen verbreekt, betreft een eigen beroepsmatig belang van klaagster als advocaat. Dit belang raakt niet de individuele gezondheidszorg en houdt als zodanig geen verband met de aard en strekking van het tuchtrecht. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:130 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2144

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen de verzekeringsarts. Deze klachten gingen over een de door de verzekeringsarts in 2016 opgesteld rapport en hebben geleid tot drie onherroepelijke eindbeslissingen van het Centraal Tuchtcollege. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager daarom wegens strijd met het ne bis in idem beginsel niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6694

    Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. Patiënt (broer van klager) was bekend met recidiverende herseninfarcten en is daarvoor meerdere keren in het ziekenhuis opgenomen geweest. Hij kreeg medicatie, waarvan hij veel bijwerkingen ondervond. De medicatie is in 2022 van Simvastatine gewijzigd naar Rosuvastatine en in 2023 van Clopidogrel Zentiva naar Clopidogrel Xiromed. Op 18 februari 2023 heeft patiënt een hersenbloeding gekregen en is hij op 27 februari 2023 overleden. Klager is niet tevreden met de zorg die verweerder aan zijn broer heeft verleend en daarnaast vindt klager dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:137 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2062

    .

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5521

    “Klacht tegen huisarts van overleden moeder. Klaagster verwijt de huisarts dat haar moeder een consult en daarmee essentiële zorg is onthouden.Het college oordeelt dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet gebleken is van betrokkenheid van de huisarts bij de telefonische consulten.”

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2021:127 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020-147

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een tandarts kennelijk niet-ontvankelijk. Uit de bijlagen bij het klaagschrift blijkt dat beklaagde (enig) bestuurder is van een besloten vennootschap. Klaagster heeft als gerechtsdeurwaarderskantoor ter executie van een vonnis tegen deze vennootschap beslag gelegd op het pand van de praktijk van beklaagde. Hierop heeft beklaagde klaagster een e-mail gestuurd met daarin de zin: 'Dit zijn tijden dat je echt wenst dat de virus zich degelijk verspreidt richting bepaalde kantoren als je snapt wat ik bedoel.' De klacht luidt, zakelijk weergegeven, dat beklaagde de medewerkers van het gerechtsdeurwaarderskantoor Covid-19 toewenst en dat zij zich als medisch professional van dergelijke toewensingen dient te onthouden. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak van beklaagde kan naar algemene fatsoensnormen als ongepast worden beschouwd, maar niet valt in te zien dat deze enig effect of directe invloed heeft op de individuele gezondheidszorg. De uitspraak is gedaan binnen de contacten die partijen hadden als deurwaarderskantoor en beslagene. Het enkele feit dat beklaagde (ook) tandarts is, is niet voldoende om die uitspraak binnen het kader van de individuele gezondheidszorg te plaatsen. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.