Zoekresultaten 251-260 van de 42209 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5915

    Ongegronde klacht tegen een arts. Klager heeft in verband met een ziekmelding twee consulten gehad bij de arts. Klager vindt dat de arts van het eerste consult een onjuist rapport heeft opgesteld. Klager vindt ook dat de arts zich op het tweede consult grensoverschrijdend heeft gedragen. Klager vindt tot slot dat de arts hem ten onrechte geweigerd heeft naar een andere bedrijfsarts te verwijzen. Wat het eerste klachtonderdeel betreft, overweegt het college dat het tot de beroepsnormen van de arts behoort om zorgvuldig te rapporteren aan de werkgever van de persoon die is onderzocht. Zorgvuldig wil onder meer zeggen objectief en zonder de medische aandoening of klachten te duiden. Het college is van oordeel dat de arts op deze wijze heeft gerapporteerd. Wat het tweede klachtonderdeel betreft, stelt het college vast dat klager en de arts een uiteenlopende lezing hebben waar het gaat om wie wat bij dat gesprek heeft gezegd. Gelet op die uiteenlopende lezing en de omstandigheid dat alleen klager en de arts aan dat gesprek hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen. Dat brengt mee dat het college niet kan vaststellen of de arts op dit punt klachtwaardig heeft gehandeld. Wat het derde klachtonderdeel betreft, stelt het college vast dat het op zichzelf juist is dat de arts klager op (datum) niet heeft verwezen naar een andere bedrijfsarts. Het college stelt evenwel vast dat dit ook niet nodig was. Klager was kort ervoor beter gemeld en had dus geen bedrijfsarts nodig. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2023:36 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022-29

    Dierenarts treft het verwijt een onnodige buikoperatie bij een konijn te hebben uitgevoerd ten gevolge van een verwisseling van twee konijnen. Volgt waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:5 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/38

    Klager verwijt de notaris dat:1) hij heeft verzuimd het splitsingsverbod in de akte van levering op te nemen;2) hij weigert het onder 1 genoemde gebrek in de akte van levering te helen door klager een kopie van de gespreksaantekeningen van de passeerafspraak te verstrekken of door schriftelijk te bevestigen dat het splitsingsverbod/de publiekrechtelijke belemmering op zijn kantoor is besproken met klager en de BV.De kamer gaat voorbij aan de stelling van de notaris dat het oogmerk van klager om door middel van de tuchtprocedure zijn civiele positie jegens de BV te versterken misbruik van tuchtrecht oplevert. Klager is dus ontvankelijk in zijn klacht.De kamer is van oordeel dat het vermeende splitsingsverbod geen informatie betrof die de notaris op grond van artikel 11 lid 2 Vgb 2011 of een andere (wettelijke) bepaling in de akte van levering had moeten opnemen. Klachtonderdeel 1 wordt daarom ongegrond verklaard.De motivering van klachtonderdeel 2 bouwt voort op de onderbouwing van klachtonderdeel 1. Aangezien de kamer ten aanzien van klachtonderdeel 1 tot het oordeel is gekomen dat van een gebrek in de akte van levering geen sprake is, mist het in klachtonderdeel 2 aan de notaris gemaakte verwijt dat hij weigert om het gebrek in de akte van levering te “helen” feitelijke grondslag. Ook klachtonderdeel 2 wordt daarom ongegrond verklaard

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5630

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich ziekgemeld wegens lichamelijke klachten. Verweerder is vanuit zijn rol als zelfstandig bedrijfsarts betrokken geraakt bij klager. Klager is hier niet tevreden over en klaagt – kort gezegd – dat de bedrijfsarts zijn functie onvoldoende heeft uitgeoefend en misbruik heeft gemaakt van zijn positie. De klacht bestaat uit een groot aantal onderdelen. Éen van de klachtonderdelen houdt in dat de bedrijfsarts de chronische aandoening van klager heeft genegeerd. Het college is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de bedrijfsarts de chronische aandoening van klager heeft genegeerd. De bedrijfsarts heeft dat betwist en dit wordt ook niet ondersteund in de stukken. Op welke wijze de bedrijfsarts de aandoening zou hebben genegeerd is door klager verder ook niet toegelicht. Uit de stukken blijkt juist dat de bedrijfsarts de aandoening als vaststaand gegeven heeft aangenomen en hij benoemt hierin ook dat dit beperkingen met zich brengt. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is wat betreft alle onderdelen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:49 Raad van Discipline Amsterdam 24-075/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van bestuurder van een bedrijf deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ne bis in idem, en deels kennelijk ongegrond nu niet is gebleken dat verweerder met zijn handelen het vertrouwen in de advocaat zou hebben geschaad.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:50 Raad van Discipline Amsterdam 23-895/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij ongegrond. Er is niet gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Hoewel het de voorkeur had verdiend indien verweerder, overeenkomstig gedragsregel 6, klaagster eerst telefonisch of schriftelijk in kennis had gesteld van zijn voornemen een procedure aanhangig te maken, is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder in de gegeven omstandigheden geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:51 Raad van Discipline Amsterdam 23-526/A/NH

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:52 Raad van Discipline Amsterdam 23-868/A/A

    Klacht tegen voormalig eigen advocaat. Verweerster wordt verweten dat zij zonder deugdelijke argumentatie de bijstand als advocaat heeft gestaakt, dat zij op laakbare en onprofessionele wijze verantwoording heeft genomen voor haar handelen, dat er door verweerster geen regie en sturing is geweest en dat verweerster een aanzienlijk bedrag heeft gedeclareerd zonder dat er een resultaat was behaald. De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:53 Raad van Discipline Amsterdam 23-578/A/A

    Klacht tegen voormalig eigen advocaat, alsmede klacht van de nieuwe advocaat tegen de voormalig advocaat. Verweerder wordt door klagers verweten dat hij pas na tussenkomst van de deken het volledige dossier aan de nieuwe advocaat van klager heeft verstrekt, alsmede pas na tussenkomst van de deken heeft gemeld bij wie hij voor beroepsaansprakelijkheid is verzekerd. Daarnaast wordt verweerder verweten dat hij in 2014 heeft aangedrongen op betaling in contant geld en dat hij niet zo spoedig als mogelijk heeft voldaan aan de veroordeling door de raad in een eerdere procedure tot betaling van het griffierecht en aan de veroordeling door het hof van discipline tot betaling van de reiskosten. Ten slotte wordt verweerder verweten dat hij zich onnodig beledigend heeft uitgelaten jegens de nieuwe advocaat van klager. Het klachtonderdeel inzake de betaling van contant geld is niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. De andere klachtonderdelen zijn gegrond. De maatregel van een berisping wordt opgelegd.  

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:47 Raad van Discipline Amsterdam 23-705/A/A/D

    Dekenbezwaar; Aan de strafrechtadvocaat van de verdachte aan wie in het belang van het onderzoek beperkingen zijn opgelegd, komt het bijzondere privilege van vrije toegang tot de verdachte toe. Dit bijzondere privilege brengt de verantwoordelijkheid mee dat in geval van beperkingen ook de advocaat zich hieraan dient te houden. De raad is van oordeel dat op basis van de van het OM verkregen Encrochat-berichten in combinatie met de mastlocatiegegevens met voldoende zekerheid valt vast te stellen dat verweerder de aan zijn cliënt opgelegde beperkingen heeft geschonden door met derden zaaksinhoudelijke informatie over de strafzaak te delen waarin hij de verdachte bijstond. Door de beperkingen van zijn cliënt te schenden heeft verweerder de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen en de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit overtreden en daarmee het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. Dit wordt verweerder zwaar aangerekend. Ondanks de feiten kan de raad echter niet volledig uitsluiten dat verweerder onbedoeld meer informatie heeft verstrekt aan derden dan hij gelet op de beperkingen van zijn cliënt mocht verstrekken. Verder heeft verweerder weliswaar een ernstige antecedentenlijst, maar is hij op dit gebied een ‘first offender’ en is hij niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld voor het schenden van beperkingen. De raad acht - dit alles afwegend - een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes weken passend en geboden.