ECLI:NL:TGZRAMS:2024:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5630

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:64
Datum uitspraak: 26-03-2024
Datum publicatie: 26-03-2024
Zaaknummer(s): A2023/5630
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich ziekgemeld wegens lichamelijke klachten. Verweerder is vanuit zijn rol als zelfstandig bedrijfsarts betrokken geraakt bij klager. Klager is hier niet tevreden over en klaagt – kort gezegd – dat de bedrijfsarts zijn functie onvoldoende heeft uitgeoefend en misbruik heeft gemaakt van zijn positie. De klacht bestaat uit een groot aantal onderdelen. Éen van de klachtonderdelen houdt in dat de bedrijfsarts de chronische aandoening van klager heeft genegeerd. Het college is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de bedrijfsarts de chronische aandoening van klager heeft genegeerd. De bedrijfsarts heeft dat betwist en dit wordt ook niet ondersteund in de stukken. Op welke wijze de bedrijfsarts de aandoening zou hebben genegeerd is door klager verder ook niet toegelicht. Uit de stukken blijkt juist dat de bedrijfsarts de aandoening als vaststaand gegeven heeft aangenomen en hij benoemt hierin ook dat dit beperkingen met zich brengt. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is wat betreft alle onderdelen.

A2023/5630

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 26 maart 2024 op de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen

C,
bedrijfsarts, werkzaam vanuit D,
verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. S.J. Muntinga, werkzaam te Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1   Klager, bakwagenchauffeur bij een transportbedrijf, heeft zich op 13 mei 2022 ziekgemeld 
wegens lichamelijke klachten. Verweerder is vanuit zijn rol als zelfstandig bedrijfsarts betrokken 
geraakt bij klager. Klager is hier niet tevreden over en klaagt – kort gezegd – dat de bedrijfsarts 
zijn functie onvoldoende heeft uitgeoefend en misbruik heeft gemaakt van zijn positie.

1.2   Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent 
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht 
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. 
Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1  Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 mei 2023;
-  het aanvullende klaagschrift;
-  het verweerschrift met de bijlagen;
-  het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 26 oktober 2023.

2.2   Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak 
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1   Klager, een inmiddels 58-jarige man die bekend is met dunne vezel neuropathie, is als 
bakwagenchauffeur werkzaam bij een transportbedrijf. Op 13 mei 2022 heeft klager zich ziekgemeld 
wegens progressieve lichamelijke klachten.

3.2   De bedrijfsarts is werkzaam als zelfstandig bedrijfsarts en in dat kader ingehuurd door de 
arbodienst E, die op haar beurt weer is ingehuurd door de arbodienst van de werkgever van klager 
(F).

3.3   De bedrijfsarts heeft klager (in ieder geval) gesproken tijdens de spreekuren op 7 juni 2022, 
28 juni 2022, 23 augustus 2022, 27 september 2022, 8 november 2022, 13
december 2022 (telefonisch), 31 januari 2023 (telefonisch), 14 maart 2023, 11 april 2023, 9
mei 2023, 20 juni 2023, 5 september 2023. De bedrijfsarts is nog steeds betrokken bij klager en 
ziet hem tot op heden geregeld tijdens het spreekuur.

3.4   De bedrijfsarts heeft op 27 september 2022 een Inzetbaarheidsprofiel (hierna: IZP) opgesteld. 
Op 22 november 2022 heeft de arbeidsdeskundige een arbeidsdeskundig onderzoek gedaan (hierna: ADO) 
en op 8 januari 2023 is een arbeidsdeskundige rapportage uitgebracht. Vervolgens heeft de 
bedrijfsarts het IZP op enkele punten aangepast, wat resulteerde in de IZP van 9 mei 2023. Op 6 
juni 2023 heeft de arbeidsdeskundige een arbeidsdeskundige herbeoordeling gedaan.

4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1  Het college begrijpt dat klager de bedrijfsarts het volgende verwijt:
a) dat de bedrijfsarts de chronische aandoening van klager heeft genegeerd;
b) dat de bedrijfsarts de re-integratie van klager heeft vertraagd of geblokkeerd;
c) dat de bedrijfsarts dreigde te klagen bij de werkgever van klager;
d) dat er geen sprake was van een goede ziektebeschrijving;
e) dat er geen sprake was van een goede bemiddeling bij de door klager ingediende klacht bij de 
werkgever van klager en het re-integratietraject;
f) dat er geen sprake was van preventie/preventief medisch onderzoek;
g) dat er geen sprake was van signalering van beroepsziektes;
h) dat de bedrijfsarts de aandoening van klager weigerde op te nemen in de rapportage;
i) dat de bedrijfsarts het dossier niet heeft overgenomen van de andere arbo-arts;
j)  dat de bedrijfsarts wel een opbouw heeft geadviseerd om naar werk terug te keren, maar nooit 
terugkeer naar eigen werk mogelijk heeft gemaakt;
k) dat de bedrijfsarts zich bemoeide met de klacht bij de werkgever over de re-integratie;
l) dat de bedrijfsarts de vragen van klager niet wilde beantwoorden;
m) dat de bedrijfsarts geen toestemming wilde geven voor een vervroegde WIA-keuring;
n) dat de bedrijfsarts alleen een IZP opstelde, maar de werkgever ook had kunnen wijzen op 
aanstellingskeuring voor eigen werk;

o) dat de bedrijfsarts geen contact opnam met huisarts of specialisten om een IZP op te stellen.

4.2  De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht in al haar onderdelen als ongegrond af te 
wijzen.

4.3  Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1   De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De 
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt 
rekening gehouden met de voor de bedrijfsarts geldende beroepsnormen en andere professionele 
standaarden.

5.2  Het college oordeelt dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en 
zal dat hierna uitleggen.

Klachtonderdeel a) negeren van de chronische aandoening van klager?
5.3   Het college is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de bedrijfsarts de chronische 
aandoening van klager heeft genegeerd. De bedrijfsarts heeft dat betwist en dit wordt ook niet 
ondersteund in de stukken. Op welke wijze de bedrijfsarts de aandoening zou hebben genegeerd is 
door klager verder ook niet toegelicht. Uit de stukken blijkt juist dat de bedrijfsarts de 
aandoening als vaststaand gegeven heeft aangenomen en hij benoemt hierin ook dat dit beperkingen 
met zich brengt. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b) het vertragen of blokkeren van het re-integratietraject?
5.4   Het college is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de bedrijfsarts het re- 
integratietraject heeft vertraagd of geblokkeerd. De bedrijfsarts betwist dit en een en ander 
blijkt ook niet uit de stukken. Klager heeft dit klachtonderdeel ook niet verder toegelicht zodat 
onduidelijk is waar klager precies op doelt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c) dat de bedrijfsarts dreigde te klagen bij de werkgever van klager
5.5   Dit klachtonderdeel is onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd. Niet is toegelicht wanneer 
en waarmee de bedrijfsarts precies zou hebben gedreigd. Nu de bedrijfsarts deze stelling heeft 
betwist, kan het college ook niet vaststellen dat hiervan sprake is geweest. Voor zover klager – 
zoals de bedrijfsarts vermoedt – doelt op het spreekuur van 11 april 2023 is het begrijpelijk dat 
de bedrijfsarts tijdens dit spreekuur geen IZP heeft willen maken. Het is binnen de beroepsgroep 
gebruikelijk dat hiervoor een aparte afspraak wordt gemaakt omdat hiervoor meer tijd nodig is dan 
de tijd die tijdens een spreekuur is gereserveerd. De bedrijfsarts heeft gesteld dat klager niet 
wilde weggaan totdat hij geadviseerd zou hebben dat klager één dag per week zou kunnen werken. Dat 
de bedrijfsarts heeft geopperd om de verzuimadviseur te bellen om te de-escaleren is onder deze 
omstandigheden begrijpelijk en onvoldoende om tot een tuchtrechtelijk verwijt te komen. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdelen d) en h) geen sprake van een goede ziektebeschrijving en weigering om de 
aandoening op te nemen in de rapportage?

5.6   Klager heeft onvoldoende toegelicht in welk(e) stuk(ken) geen sprake zou zijn van een goede 
ziektebeschrijving, zodat het college dit ook niet kan vaststellen. Voor zover klager stelt dat de 
bedrijfsarts de aandoening ten onrechte niet heeft opgenomen in de rapportages gaat het college aan 
die stelling voorbij. Het is gebruikelijk dat medische informatie niet in schriftelijke 
terugkoppelingen, spreekuurrapportages en IZP’s worden opgenomen omdat dit stukken zijn die ook 
naar de werkgever gaan en de medische informatie niet met de werkgever mag worden gedeeld. In het 
medisch dossier is de medische informatie wel degelijk opgenomen. Ook dit klachtonderdeel is dus 
ongegrond.

Ad e) en k) geen goede bemiddeling en bemoeienis?
5.7   Verder klaagt klager enerzijds dat er geen sprake was van een goede bemiddeling bij de door 
klager ingediende klacht bij zijn werkgever en het re-integratietraject en anderzijds dat de 
bedrijfsarts zich bemoeide met de klacht bij zijn werkgever over de re-integratie. Het college is 
het met de verweerder eens dat deze klachtonderdelen tegenstrijdig lijken. Verweerder heeft betwist 
dat hij zich hiermee bemoeid heeft en heeft terecht aangevoerd dat het niet aan hem is om hierbij 
op te treden als bemiddelaar of mediator. Gelet op het voorgaande is ook dit klachtonderdeel 
ongegrond.

Ad f) ten onrechte geen preventie/preventief medisch onderzoek gedaan?
5.8   Ook aan deze stelling van klager gaat het college voorbij. Verweerder heeft terecht 
aangevoerd dat hij is ingehuurd om de verzuimbegeleiding op zich te nemen. Daarom valt niet in te 
zien waarom er preventie of preventief medisch onderzoek plaats had moeten vinden. De 
klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

Ad g) geen signalering van beroepsziektes?
5.9   Het is onduidelijk wat klager met dit klachtonderdeel precies bedoelt. Niet gesteld of 
gebleken is dat klager een beroepsziekte heeft gemeld en de dunne vezel neuropathie waar klager aan 
lijdt is ook geen beroepsziekte. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Ad i) dossier niet overgenomen van de andere arbo-arts?
5.10  Klager heeft gesteld dat de bedrijfsarts het dossier niet heeft overgenomen van de andere 
arbo-arts. De bedrijfsarts heeft onbetwist aangevoerd dat hij in het systeem heeft gecheckt of er 
eerdere bedrijfsgeneeskundige medische informatie was, maar dat dit niet het geval was. Dat de 
bedrijfsarts die informatie niet had kan hem daarom naar het oordeel van het college ook niet 
worden verweten. Daarnaast stelt de bedrijfsarts dat de medische gegevens van de arts die hij 
ontvangen had voldoende waren om zijn taak goed uit te kunnen oefenen. Ook die stelling is goed te 
volgen. Gelet op het voorgaande is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad j) wel opbouw geadviseerd maar geen terugkeer naar werk mogelijk gemaakt?
5.11  Klager verwijt de bedrijfsarts verder dat hij wel een opbouw heeft geadviseerd om naar werk 
terug te keren, maar nooit terugkeer naar eigen werk mogelijk heeft gemaakt. Het college is het met 
de bedrijfsarts eens dat het onduidelijk is wat klager hiermee precies bedoelt. Het is de taak van 
de bedrijfsarts om de belastbaarheid en beperkingen van werknemers te beoordelen en het is 
vervolgens aan de arbeidsdeskundige om de belastbaarheid te matchen met de belasting van het eigen 
werk of ander werk binnen de eigen organisatie. De arbeidsdeskundige heeft op basis van de IZP 
geconstateerd dat de belastbaarheid zou worden overschreden bij hervatting van het eigen werk. Dit 
valt de bedrijfsarts dan ook niet te verwijten. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Ad l) niet beantwoorden van de vragen van klager?
5.12  Klager heeft onvoldoende toegelicht waar hij op doelt, zodat het college ook niet kan 
vaststellen dat hiervan sprake is gewest. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

Ad m) ten onrechte geen toestemming voor een vervroegde WIA-keuring?
5.13  De bedrijfsarts heeft gesteld dat een WIA-keuring gericht op een IVA bij klager niet aan de 
orde kon zijn omdat er (nog) geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Het 
college kan dit volgen. Gelet daarop en nu uit de stukken blijkt dat klager zelf ook van mening was 
dat hij kon werken kan ook dit klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard.

Ad n) ten onrechte niet gewezen op aanstellingskeuring voor eigen werk?
5.14  Klager verwijt de bedrijfsarts verder dat hij alleen een IZP opstelde, terwijl hij de 
werkgever ook had kunnen wijzen op een aanstellingskeuring voor eigen werk. Het college is het met 
de bedrijfsarts eens dat deze stelling niet goed te plaatsen is. Een aanstellingskeuring volgt, 
voor zover wettelijk toegestaan, na een sollicitatieprocedure waarbij wordt slechts beoordeeld of 
de kandidaat medisch gezien geschikt is voor de bedongen functie conform de daarvoor opgestelde 
medische functie eisen. Een dergelijke keuring past dan ook niet binnen een verzuimtraject. Dat de 
bedrijfsarts de werkgever van klager hier niet op heeft gewezen is daarom ook niet verwijtbaar. Dit 
klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

Ad o) ten onrechte geen contact opgenomen met huisarts of specialisten?
5.15  Als laatste klachtonderdeel verwijt klager de bedrijfsarts dat hij geen contact heeft 
opgenomen met zijn huisarts of specialisten ten behoeve van het opstellen van de IZP. Het college 
volgt klager hierin niet. De bedrijfsarts heeft betwist dat hier enige noodzaak toe was en op basis 
van het dossier is het college het daarmee eens. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.


Slotsom

5.16  Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond 
zijn.

Eisen
5.17  Tot slot merkt het college nog het volgende op. Klager heeft in zijn brief enkele ‘eisen’ 
opgenomen die zien op de manier waarop volgens klager een re-integratietraject ingericht en betaald 
zou moeten worden. Daarnaast eist hij dat melding wordt gemaakt bij het Openbaar Ministerie van 
valsheid in geschrifte. Het college kan niet aan deze eisen voldoen, ook niet als de klacht (deels) 
gegrond zou zijn. Het college kan alleen beoordelen of een zorgverlener tuchtrechtelijk verwijtbaar 
heeft gehandeld en daarbij een maatregel opleggen. Er zal dan ook niet inhoudelijk op deze eisen 
worden ingegaan.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 26 maart 2024 door W.A.H. Melissen, voorzitter, R.P. Wijne, 
lid-jurist, F.M. Brouwer, R.P. van Straaten, en G. Koster, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door S.M. Geerding, secretaris.