ECLI:NL:TADRAMS:2024:52 Raad van Discipline Amsterdam 23-868/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:52
Datum uitspraak: 18-03-2024
Datum publicatie: 25-03-2024
Zaaknummer(s): 23-868/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen voormalig eigen advocaat. Verweerster wordt verweten dat zij zonder deugdelijke argumentatie de bijstand als advocaat heeft gestaakt, dat zij op laakbare en onprofessionele wijze verantwoording heeft genomen voor haar handelen, dat er door verweerster geen regie en sturing is geweest en dat verweerster een aanzienlijk bedrag heeft gedeclareerd zonder dat er een resultaat was behaald. De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 18 maart 2024
in de zaak 23-868/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 7 juli 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 14 december 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2248612/JS/BF van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 februari 2024. Daarbij waren de gemachtigde van klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Verweerster heeft klaagster vanaf medio september 2020 als advocaat bijgestaan in de beëindiging van een samenlevingsrelatie.
2.3    Bij e-mail van 13 september 2021 heeft verweerster klaagster (en haar vader) laten weten dat het voor haar door verschillende oorzaken, maar met name door drukte, niet mogelijk was om de zaak naar behoren verder te behandelen.
2.4    Dezelfde dag heeft de vader van klaagster - die tevens optreedt als gemachtigde van klaagster in de onderhavige zaak - namens zijn dochter om een gesprek met verweerster verzocht. Reden daarvoor was met name dat de mededeling van verweerster om haar inzet te beëindigen voor klaagster volkomen onverwacht kwam en onvoldoende was gemotiveerd.
2.5    Het gesprek tussen verweerster en de vader van klaagster heeft op 21 september 2021 plaatsgevonden.
2.6    De vader van klaagster heeft op 22 september 2021 namens klaagster een samenvatting van het gesprek gemaakt. In dit verslag is onder meer het volgende opgenomen:
“Tevens speelt daarbij een rol dat het een advocaat niet vrij staat om een overeenkomst met een cliënte lichtvaardig en eenzijdig te beëindigen, zeker niet in een zo cruciale fase van het proces. Daartoe dienen zwaarwegende argumenten te bestaan en moet tevens duidelijk zijn op welke wijze (verweerster) verantwoordelijkheid neemt voor deze ingrijpende maatregel.” (…)
Er is sprake van een zeer nadelige afbreuk van het proces voor cliënte in tijd, kosten en continuïteit, daarvoor dient een schadeloosstelling te worden toegekend, die voorziet in restitutie van een proportioneel deel van het betaalde honorarium en de te verwachten meerkosten van de overdracht naar een andere advocaat en een herstart van het proces.”
2.7    Verweerster heeft klaagster bij brief van 8 oktober 2021 bericht. Daarin is opgenomen, voor zover relevant:
“Zoals ik tijdens ons gesprek van 21 september jl. al zei, ben ik het met jullie eens dat ik de beslissing in mijn mail van 13 september jl. uitvoeriger had moeten toelichten. Dat wil ik in deze brief herstellen.” (…)
“Mijn conclusie was, dat de samenwerking niet loopt op een effectieve en efficiënte wijze, zodat er onevenredig veel tijd mee gemoeid is, wat contraproductief is. Dat verhindert mij om mij in de volgende fase – namelijk een procedure – naar behoren in te zetten. Het zou dus ook niet in het belang zijn van (klaagster) om dit voort te zetten. Een cliënt heeft iemand nodig, die zich wel volledig kan inzetten.”
2.8    Verweerster heeft klaagster in voormelde brief van 8 oktober 2021 aangeboden een creditnota op te stellen van € 900,-- inclusief BTW. Voorts is medegedeeld dat twee nota’s van in totaal € 159,32 waren gecrediteerd zodat vanaf juni 2021 geen werkzaamheden meer in rekening waren gebracht. Tot slot is aangegeven dat verweerster zou zorgen voor een goede overdracht aan een opvolgend advocaat.
2.9    Bij e-mail van 22 oktober 2021 heeft verweerster klaagster als volgt bericht:
“Samenvattend: uit jullie mails van gisteren leid ik af, dat jullie instemmen met de afhandeling van jullie klacht zoals beschreven in deze mails, inhoudende, dat jullie een creditering ontvangen van mijn kantoor van EUR 1.000,--, welk bedrag zal worden overgemaakt op rekeningnr…(…)”
2.10    Bij e-mail van diezelfde dag antwoord de vader van klaagster:
“Dat is juist. (…). Daarmee is de klacht afgehandeld.”
2.11    De vader van klaagster heeft namens klaagster op 7 juli 2023 onderhavige klacht bij de deken ingediend.

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.
a)    Verweerster heeft in enkele zinnen en zonder deugdelijke argumenten de belangenbehartiging beëindigd;
b)    Er is sprake van een laakbare en onprofessionele wijze van het nemen van verantwoordelijkheid en erkenning van tekortkomingen;
c)    Verweerster heeft onvoldoende resultaten geboekt door een gebrek aan regie en sturing in het proces, door geen stapsgewijze procesaanpak en door niet doortastend te zijn in de communicatie met de wederpartij;
d)    Verweerster heeft een aanzienlijk bedrag gedeclareerd, terwijl er geen resultaat was.

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Toetsingskader
5.1    Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het de raad als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De raad toetst of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

Klachtonderdelen a) en b)
5.2    De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling en zien op de beëindiging door verweerster van haar werkzaamheden voor klaagster. Klaagster stelt dat verweerster die werkzaamheden in de e-mail van 13 september 2021 zonder deugdelijke argumentatie heeft beëindigd, daar niet op professionele wijze verantwoording voor heeft genomen en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3    Bij de beoordeling van deze klachtonderdelen stelt de raad voorop dat het een advocaat in beginsel vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Op grond van gedragsregel 14, derde lid, dient de advocaat dat echter wel op een zorgvuldige wijze te doen en er zorg voor te dragen dat de cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.
5.4    Bij e-mail van 13 september 2021 heeft verweerster aan klaagster meegedeeld dat zij haar werkzaamheden voor klaagster neerlegde. In een gesprek van 21 september 2021 met de vader van klaagster heeft verweerster desgevraagd vervolgens haar beslissing mondeling toegelicht en in een brief van 8 oktober 2021 heeft verweerster nog een nadere schriftelijke toelichting op haar besluit gegeven. In de kern komt het erop neer dat verweerster haar werkzaamheden heeft neergelegd omdat zij door tijdgebrek en door een niet efficiënt lopende samenwerking, het niet in het belang van klaagster achtte dat zij klaagster bij een volgende stap, het starten van een procedure, zou bijstaan.
5.5    Voormelde e-mail van 13 september 2021 is niet overgelegd, maar verweerster heeft in de brief van 8 oktober 2021 erkend dat zij haar beslissing om de werkzaamheden te beëindigen in de e-mail van 13 september 2021 uitvoeriger had moeten toelichten. De raad is met verweerster van oordeel dat zij met de mondelinge toelichting op 21 september 2021 en de brief van 8 oktober 2021 haar beslissing alsnog in voldoende mate heeft toegelicht. Gelet op de erkenning in de brief van 8 oktober 2021 dat de toelichting in de e-mail van 13 september 2021 uitvoeriger had gemoeten en gelet op de aan klaagster aangeboden creditering van € 1.059,32 op het honorarium, wordt klaagster ook niet gevolgd in haar stelling dat verweerster niet op professionele wijze verantwoording voor haar handelen heeft genomen. Verder is niet gebleken dat klaagster procedurele schade heeft ondervonden als gevolg van de beëindigen van de werkzaamheden door verweerster. De raad is daarom van oordeel dat de klachtonderdelen a) en b) ongegrond zijn.
Klachtonderdeel c) 
5.6    Klachtonderdeel c) ziet op de kwaliteit van de dienstverlening door verweerster. Klaagster stelt dat verweerster onvoldoende resultaat heeft geboekt, geen regie heeft gevoerd en niet doortastend heeft gehandeld. 
5.7    Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop, zoals hiervoor onder 5.1 reeds overwogen, dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. Getoetst wordt daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. 
5.8    Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat zij klaagster bijstond in de complexe beëindiging van een samenlevingsrelatie waarbij onder meer kinderen betrokken waren en dat zij in verband daarmee indringend en uitvoerig met klaagster en de vader van klaagster heeft gesproken over de wijze van aanpak, de vraag of klaagster wilde procederen en over de mogelijke tegenzetten van de ex-partner van klaagster bij bepaalde procedurele handelingen en de consequenties daarvan. Verweerster heeft aangevoerd dat zij klaagster onder meer in verband met de wens van klaagster om de woning te behouden heeft geadviseerd om het geschil onderling te regelen in plaats van een procedure te starten. Ook heeft zij toegelicht dat ook nog een fiscalist is geraadpleegd en overleg is gevoerd met de advocaat van de ex-partner van klaagster. Gelet op voormelde door verweerster ter zitting beschreven handelingen, die niet zijn betwist, en omdat klaagster op haar beurt daartegenover onvoldoende duidelijk heeft kunnen maken waar de kwaliteit van het werk van verweerster tekortschoot, ziet de raad onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerster met betrekking tot klaagster niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk en bekwaam handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Dat, zoals door klaagster aangevoerd, de nieuwe advocaat van klaagster wel snel een alimentatie heeft geregeld, maakt dat niet anders. Dat betekent nog niet dat verweerster dus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook klachtonderdeel c) is daarmee ongegrond.
Klachtonderdeel d)    
5.9    Klachtonderdeel d) betreft de declaraties door verweerster. Klaagster stelt dat verweerster een hoog bedrag heeft gedeclareerd, terwijl er geen resultaat is geboekt. Bij beoordeling van dit klachtonderdeel wordt voorop gesteld dat door de tuchtrechter de door de advocaat in rekening gebrachte kosten slechts marginaal getoetst kunnen worden. In dat kader wordt geoordeeld dat verweerster voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoeveel tijd zij aan de zaak van klaagster heeft besteed en waarmee zij zich in verband daarmee heeft beziggehouden. Klaagster heeft ook niet betwist dat de in de declaraties opgenomen werkzaamheden door verweerster zijn uitgevoerd. Gelet hierop ziet de raad onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerster excessief heeft gedeclareerd, te minder nu verweerster € 1.059,32 op haar honorarium heeft gecrediteerd. Dat er (nog) geen concreet resultaat was geboekt, zoals door klaagster aangevoerd, doet daar niet aan af. De werkzaamheden die verweerster als advocaat voor klaagster verrichtte betroffen immers een inspanningsverplichting en niet een resultaatverbintenis. Ook klachtonderdeel d) is daarmee ongegrond.
Conclusie
5.10    De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. 


BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.


Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en L.C. Dufour , leden, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2024.


Griffier    Voorzitter


Verzonden op: 18 maart 2024