Zoekresultaten 2171-2180 van de 42363 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:174 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4587

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. De klacht is ingediend door een instelling en 35 van haar cliënten. De instelling had de huisartsenzorg voor haar cliënten ondergebracht bij een reguliere huisartsenpraktijk. Deze samenwerking, die was vastgelegd in een overeenkomst, is door de huisarts opgezegd in verband met diens pensionering. Klagers verwijten de huisarts de overeenkomst onterecht en onzorgvuldig te hebben beëindigd. Aan de orde is allereerst de vraag of de instelling, voor zover zij namens zichzelf klaagt, in haar klacht kan worden ontvangen. Het college is van oordeel dat de instelling klachtgerechtigd is op grond van artikel 65 lid 1 sub c. Naar het oordeel van het college heeft de huisarts de overeenkomst met de instelling niet onterecht beëindigd. De huisarts heeft zich gehouden aan de overeengekomen opzegtermijn en hij had een gewichtige reden om op te zeggen, namelijk zijn aanstaande pensioen. Naar het oordeel van het college heeft de huisarts ook zorgvuldig gehandeld bij het opzeggen van de overeenkomst, daarbij kan het de huisarts niet worden aangerekend dat zijn opvolgers niet met de instelling in zee wilde gaan. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:140 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-268/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit dienstverlening. Verweerder heeft namens klager een cassatieschriftuur opgesteld en met instemming van klager bij de Hoge Raad ingediend. Niet gebleken dat de cassatieschriftuur kwalitatief niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld. Niet kan worden vastgesteld dat uit de inhoud van de volgens klager ontbrekende stukken de onschuld van klager blijkt. Het feit dat verweerder de kwestie over deze missende dossierstukken en het daarover tussen klager en verweerder ontstane verschil van inzicht niet in de schriftuur heeft willen vermelden, betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Verweerder heeft bij de behandeling van het cassatieberoep de leiding en hij moet in dat kader bepalen met welke aanpak de belangen van klager het best zijn gediend. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4889

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is ontevreden over de behandeling door de (waarnemend) huisarts. Zij vindt dat hij haar klachten niet serieus heeft genomen, niet heeft geluisterd en ten onrechte geen neuroloog heeft geraadpleegd om haar beter te kunnen helpen. Ook verwijt zij de huisarts dat hij onvoldoende heeft gedaan om een afspraak van klaagster bij een neuroloog te vervroegen. Het college is van oordeel dat de huisarts tijdens het consult naar behoren heeft gereageerd op wat klaagster hem vertelde. Klaagster presenteerde zich met klachten aan haar linkerdijbeen en heup. De huisarts heeft haar behandeld met een injectie Kenacort, omdat hij dacht aan een slijmbeursontsteking. Het college kan deze handelswijze billijken. Verder heeft het college niet kunnen vaststellen dat klaagster aan de huisarts heeft gevraagd het consult bij de neuroloog te vervroegen. Voor zover klaagster dit verzoek wel heeft gedaan, gaven de door klaagster geuite klachten geen reden de verwijzing om te zetten in een spoedverwijzing. De klacht is kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:141 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-275/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit dienstverlening. Verweerder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt ten aanzien van de voorbereiding van het hoger beroep en de zitting. Verweerder heeft toegelicht dat hij na zijn telefonisch contact met de griffie en zijn brief het dossier met een grootte van 200 pagina’s heeft ontvangen en dat hij ervan is uitgegaan dat hij over hetzelfde dossier beschikte als het gerechtshof en de advocaat-generaal. Deze gang van zaken in strafzaken is gebruikelijk. In een hoger beroep tegen een vonnis van een rechtbank behandelt het gerechtshof een strafzaak helemaal opnieuw. De opstelling van de officier van justitie in eerste aanleg is in beginsel geen onderwerp van discussie tijdens de behandeling in hoger beroep. Uit het klachtdossier, waaronder de pleitnotities van verweerder, kan niet worden afgeleid dat verweerder bij het voeren van de verdediging van klager in het hoger beroep steken heeft laten vallen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:36 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/414323/ KL RK 23-4

    Artikel 93 lid 1 Wna. art 22 lid 1 Wna. Art 102 lid 1 Wna.Klager verwijt de notaris dat hij zich ten onrechte heeft beroepen op zijn geheimhoudingsplicht, dat de notaris niet is nagegaan wat de gevolgen zijn van het herroepen van eerdere testamenten en erflater hierover voldoende heeft geïnformeerd/geadviseerd.De kamer heeft als volgt overwogen. Uit de jurisprudentie blijkt dat de notaris weliswaar gehouden was om zijn gevolgde werkwijze toe te lichten, maar dat de notaris de inhoud van de besprekingen met erflater geheim dient te houden. Dit betreft immers informatie waarvan de notaris uit hoofde van zijn werkzaamheden als zodanig kennis heeft genomen. Naar het oordeel van de kamer kan en hoeft de notaris daarom niet aan klager toe te lichten wat hij concreet wel of niet met erflater heeft besproken ten aanzien van zijn eerdere testament en de overige zaken die hij al dan niet met erflater heeft besproken.De notaris is op basis van de gesprekken met erflater tot de conclusie gekomen dat erflater wilsbekwaam was, dat het gewijzigde testament de wil van erflater bevatte en dat erflater de inhoud en de rechtgevolgen ervan begreep. Naar het oordeel van de kamer zijn er onvoldoende aanknopingspunten dat de notaris tot een andere conclusie had moeten komen. Niet is gebleken dat de notaris de gevolgen van het herroepen van het testament niet voldoende heeft onderzocht en/of onvoldoende met erflater zou hebben besproken.De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle z2023/5304

    Klacht van de voormalig werkgever tegen verpleegkundige over grensoverschrijdend gedrag.Het college overweegt dat de verpleegkundige door het aangaan van een intieme relatie met patiënte hij de voor verpleegkundigen geldende beroepsnormen overschreden. De klacht is dan ook gegrond. Daarbij benadrukt het college dat de reden dat het aangaan van een intieme relatie met een (ex-)patiënt niet is toegestaan hierin is gelegen dat in een dergelijke relatie sprake is een ongelijkwaardige verhouding waarin de patiënt zich in een afhankelijke, kwetsbare positie bevindt. Wat bijdraagt aan de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt, is het gegeven dat de verpleegkundige werkzaam is in de geestelijke gezondheidszorg en dat bij de aan zijn zorg toevertrouwde patiënte sprake is van verhoogde kwetsbaarheid.Voor wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het college als volgt.Het college maakt zich op basis van alles wat hem nu bekend is ernstige zorgen over de verpleegkundige en acht hem op dit moment niet in staat om patiëntencontacten te hebben. Het college gunt de verpleegkundige echter wel de spreekwoordelijke tweede kans. Hierbij wordt meegewogen dat de verpleegkundige niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is gekomen en dat hij na het bekend worden van de relatie heeft meegewerkt aan onderzoeken, zijn fout heeft erkend en daarvoor ook hulp heeft gezocht. Het college acht daarom een voorwaardelijke schorsing van 12 maanden een passende maatregel. Door voorwaarden te stellen aan de schorsing krijgt de verpleegkundige de kans om bij zijn huidige werkgever werkzaam te blijven in een administratieve functie, terwijl hij in therapie gaat werken aan zijn problematiek.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:43 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/716176 DW RK 22/142 MK/SM

    Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: waarschuwing. De communicatie vanuit (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder is niet goed verlopen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:44 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/711200 DW RK 21/569 MK/SM

    Klacht gegrond. Maatregel gerechtsdeurwaarder sub 1: waarschuwing. Maatregel gerechtsdeurwaarder sub 2: schorsing twee weken. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarders onrechtmatig de registers van de Rijksdienst voor het Wegverkeer en het digitaal beslagregister hebben geraadpleegd en de onrechtmatig verkregen gegevens hebben gedeeld met een derde. Daarnaast zouden zij ook valselijk hebben verklaard over de verwerking van persoonsgegevens. De kamer overweegt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 niet adequaat genoeg heeft gehandeld op het inzageverzoek van klager ten aanzien van zijn persoonsgegevens. Gelet op de gedeelde verantwoordelijkheid voor de inrichting van hun kantoor(administratie) wordt zowel gerechtsdeurwaarder sub 1 als sub 2 aangerekend dat medewerkers onterecht aan de slag kunnen gaan met voor hen onbekende persoonsgegevens. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft erkend dat de op zijn instructie gedane RDW-bevraging van 6 september 2021, niet is uitgevoerd conform de daartoe strekkende regelgeving. Dit heeft met zich meegebracht dat thans sprake is geweest van de onjuiste verwerking van persoonsgegevens. Daarnaast heeft hij zijn bevindingen uit de RDW-bevraging gedeeld met een derde. Maar nu er geen (wettelijke) grondslag was voor de RDW-bevraging leidt dat ertoe dat ook het delen van de (persoons)gegevens onjuist was.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:41 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/713360 DW RK 22/48 MK/SM

    Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: berisping. In weerwil van wat daarover is opgenomen in het beslagverlof heeft de gerechtsdeurwaarder, in samenspraak met zijn opdrachtgever, een voorselectie van de beslagbescheiden gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat er een verschil van inzicht kan ontstaan over de interpretatie van het beslagverlof, waar de grens ligt en de betekenis hiervan voor het handelen van de uitvoerend deurwaarder. De gerechtsdeurwaarder wijst hierbij nadrukkelijk op zijn eigen verantwoordelijk om hierop te acteren. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder met zijn handelen zoals hij dat gedaan heeft eigenlijk op de stoel van de rechter is gaan zitten.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:42 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/713428 / DW RK 22/53 MK/SM

    Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder de geheimhoudingsplicht heeft geschonden door het volledige adres van klager in het exploot te vermelden. Ingevolge artikel 45 lid 3, aanhef en onder d, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt in het algemeen aangenomen dat het volledige adres in een exploot vermeld moet worden. Binnen het toepasselijke tuchtrecht is eerder geoordeeld dat als sprake is van een geheim adres een afwijking van dit uitgangspunt (vermelding van het adres) niet tuchtrechtelijk laakbaar hoeft te zijn als er gegronde redenen zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. Zie de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:3097). Anders gezegd: een geheim adres is niet steeds voldoende om geen adres op te nemen in een exploot. In dit geval is het beslagexploot van 20 januari 2022 in een gesloten envelop, zonder vermelding van het adres van klager op de envelop, op het adres van klager achtergelaten en wordt het exploot verder niet met anderen gedeeld.