ECLI:NL:TGDKG:2023:43 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/716176 DW RK 22/142 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:43
Datum uitspraak: 23-06-2023
Datum publicatie: 10-07-2023
Zaaknummer(s): C/13/716176 DW RK 22/142 MK/SM
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: waarschuwing. De communicatie vanuit (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder is niet goed verlopen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juni 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/716176 DW RK 22/142 MK/SM ingesteld door:

[   ], h.o.d.n. [   ],

gevestigd te Zoetermeer,

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenbrief met bijlagen, ingekomen op 11 april 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 juni 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

12 juni 2023 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 23 juni 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Klager treedt op als gemachtigde van de heer [   ] te Zoetermeer inzake een vordering van [   ] op mevrouw [   ].
  • Bij e-mail van 8 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht van klager van 4 juni 2021 bevestigd.
  • Bij e-mail van 11 november 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager de stand van zaken doorgegeven.
  • Bij e-mails van 8 en 29 december 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een overzicht betreffende de tussentijdse afdracht(en) verstrekt.
  • Bij e-mail van 10 februari 2022 heeft klager gerefereerd naar eerdere correspondentie met de gerechtsdeurwaarder en is onder meer verzocht om de tussentijdse afdrachten van de maanden oktober en november 2021 (alsnog) over te maken en de vermogensschade te vergoeden vanaf 1 november 2021, begroot op € 850,-. Tevens heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om voor het einde van iedere maand een tussentijdse afdracht te betalen waarbij dan ook inzichtelijk wordt gemaakt dat er een juiste verhouding bestaat tussen het bedrag dat is ontvangen van de schuldenaar en het bedrag dat aan klager wordt betaald.
  • Bij e-mail van 1 maart 2022 heeft klager een formele klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

1. niet voldoet aan de informatieplicht en dat de informatie die wordt verstrekt onvoldoende is;

2. niet integer en zorgvuldig heeft gehandeld;

4. niet heeft gereageerd op de (klacht)brieven van klager van 10 februari 2022 en 1 maart 2022;

7. niet transparant heeft gehandeld door wel elke maand een bedrag van € 625,- doorgesluisd te krijgen, maar variabele bedragen aan klager betaalt zonder daar per geval een deugdelijke verklaring voor te geven;

11. niet respectvol en transparant heeft gehandeld door niet in te gaan op de stelling van klager dat de kosten die in rekening worden gebracht niet in verhouding staan tot de bedragen die tussentijds aan klager worden betaald;

16. onrechtmatig en eigenzinnig een betaling achterhoudt;

22. niet de vordering van de vermogensschade van klager heeft bestreden, maar deze vordering niet wil betalen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak voor enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met wat een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. en d. overweegt de kamer dat uit het dossier niet volgt dat de gerechtsdeurwaarder informatie heeft achtergehouden of niet transparant is geweest. Wel had de communicatie vanuit het kantoor van de gerechtsdeurwaarder helderder moeten verlopen en professioneel en zakelijk moeten blijven. Dit wordt ook erkend door de gerechtsdeurwaarder die daarvoor zijn excuses heeft gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft klager weliswaar geïnformeerd over de variërende afdrachten die hij ontving van de coördinerende gerechtsdeurwaarder en dus niet maandelijks een vast bedrag tussentijds zou kunnen afdragen aan klager, maar op de vraag van klager waar de variatie aan lag is geen antwoord gekomen. Bij e-mail van 9 december 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder wel toegezegd dit te zullen navragen bij de coördinerende gerechtsdeurwaarder maar daar is geen vervolg op gekomen. Deze klachtonderdelen zijn om die reden terecht voorgesteld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen b. en f. overweegt de kamer dat deze enkele niet nader door klager onderbouwde stellingen onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Uit het klachtdossier is overigens niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder niet integer of onzorgvuldig heeft opgetreden. Deze klachtonderdelen worden dan ook afgewezen.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Het enkele argument dat de e-mails niet terug te vinden zijn in het dossier kan de gerechtsdeurwaarders niet baten. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de kamer dat niet aannemelijk is gemaakt of met stukken onderbouwd is dat de gerechtsdeurwaarder andere of meer kosten in rekening heeft gebracht dan in de algemene voorwaarden is opgenomen. Niet gebleken is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel g overweegt de kamer dat dit klachtonderdeel een civiele kwestie betreft hetgeen niet ter beoordeling van de tuchtrechter staat.

4.7 Gelet op het onder 4.2 en 4.4 overwogene verklaart de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder een maatregel worden opgelegd, zij het de lichtste maatregel. Wat hierbij een rol speelt is dat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat communicatie van zijn kant beter moet en dat hij daar stappen toe heeft ondernomen.

5. Maatregel

5.1 Onder de voorwaarden dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

5.2 Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een volledige kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een al te groot stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden. De gerechtsdeurwaarder dient wel aan klager de forfaitaire proceskosten te vergoeden. Voor klager wordt die vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,-

5.3 Omdat de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 4 Gdw het door klager betaalde griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.4 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:      

  • verklaart klachtonderdelen a, d. en e. gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-, te betalen na onherroepelijk worden van deze beslissing.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, 

mr. A.K. Mireku en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.