ECLI:NL:TGZRAMS:2023:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4889

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:171
Datum uitspraak: 11-07-2023
Datum publicatie: 12-07-2023
Zaaknummer(s): A2022/4889
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is ontevreden over de behandeling door de (waarnemend) huisarts. Zij vindt dat hij haar klachten niet serieus heeft genomen, niet heeft geluisterd en ten onrechte geen neuroloog heeft geraadpleegd om haar beter te kunnen helpen. Ook verwijt zij de huisarts dat hij onvoldoende heeft gedaan om een afspraak van klaagster bij een neuroloog te vervroegen. Het college is van oordeel dat de huisarts tijdens het consult naar behoren heeft gereageerd op wat klaagster hem vertelde. Klaagster presenteerde zich met klachten aan haar linkerdijbeen en heup. De huisarts heeft haar behandeld met een injectie Kenacort, omdat hij dacht aan een slijmbeursontsteking. Het college kan deze handelswijze billijken. Verder heeft het college niet kunnen vaststellen dat klaagster aan de huisarts heeft gevraagd het consult bij de neuroloog te vervroegen. Voor zover klaagster dit verzoek wel heeft gedaan, gaven de door klaagster geuite klachten geen reden de verwijzing om te zetten in een spoedverwijzing. De klacht is kennelijk ongegrond.  

A2022/4889

Beslissing van 11 juli 2023

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 11 juli 2023 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klaagster,

tegen

C,
huisarts,
werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. J.M. Janson, werkzaam in Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?

1.1 Klaagster, geboren in december 1955, is van september 2021 tot 1 november 2021 als patiënt ingeschreven geweest in de praktijk D, waar de huisarts als waarnemend huisarts werkzaam was. Op 10 september 2021 presenteerde klaagster zich bij de huisarts met klachten aan haar linkerdijbeen en heup. De huisarts heeft haar daarvoor behandeld met een injectie Kenacort. Klaagster heeft op 16 september 2021 telefonisch contact gehad met de praktijk vanwege krampen vanuit de heupen tot de tenen en omdat de medicatie niet hielp. Zij kreeg toen Ropinirol voorgeschreven. Klaagster heeft op 20 september 2021 opnieuw de praktijk gebeld vanwege toegenomen pijn in haar dijbeen en krampen. Zij heeft toen ook gevraagd of haar afspraak op 7 oktober 2021 bij de neuroloog kon worden vervroegd. Een collega van de huisarts heeft klaagster op 21 september 2021 na een telefonische afspraak gebeld, maar zij nam niet op. Op 22 september 2021 heeft klaagster met de praktijk gebeld en met een van de huisartsen gesproken. Op 27 september 2021 belde klaagster de praktijk met toegenomen klachten. Zij vroeg nog eens of de afspraak bij de neuroloog kon worden vervroegd. Een van de huisartsen heeft geadviseerd de Ropinirol te staken en aangegeven dat klaagster zou worden teruggebeld na contact met de neuroloog. Op 28 september heeft klaagster de praktijk gebeld. Een collega van de huisarts heeft klaagster aan het einde van de dag teruggebeld. Op 7 oktober 2021 is klaagster op consult bij de neuroloog geweest. Zijn conclusie was dat sprake was van neurogene claudicatio sinds haar val drie maanden eerder. Er werd een MRI-LWK ingepland. Kort na het consult bij de neuroloog heeft klaagster een herseninfarct gekregen.

1.2 Klaagster is ontevreden over de behandeling door de huisarts. Zij vindt dat hij haar klachten niet serieus heeft genomen, niet heeft geluisterd en ten onrechte geen neuroloog heeft geraadpleegd om haar beter te helpen. De huisarts heeft volgens klaagster onvoldoende gedaan om de afspraak bij de neuroloog te vervroegen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 19 september 2022;
- het verweerschrift, ontvangen op 9 december 2022;
- de brief van de gemachtigde van de huisarts van 19 december 2022, binnengekomen op 21 december 2022;
- de e-mail van de gemachtigde van de huisarts van 12 januari 2023;
- de brief van klaagster van 20 januari 2023, binnengekomen op 8 februari 2023;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 17 maart 2023;
- de e-mail van klaagster van 14 april 2023;
- de brief van de gemachtigde van de huisarts van 24 april 2023, binnengekomen op 26 april 2023.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak heeft beoordeeld op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De overwegingen van het college

3.1 Het college komt tot de conclusie dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.

3.2 Bij een tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of de arts beter had kunnen handelen maar om het geven van een antwoord op de vraag of de arts bij het beroepsmatig handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, waarbij rekening moet worden gehouden met de wetenschappelijke inzichten en hetgeen in de beroepsgroep als norm of standaard is aanvaard ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen.

3.3 Het college is van oordeel dat uit het bovengenoemde beloop van de behandeling blijkt dat de huisarts tijdens het consult op 10 september 2021 heeft gereageerd op wat klaagster hem vertelde. Klaagster presenteerde zich met klachten aan haar linkerdijbeen en heup. Daarvoor heeft de huisarts, omdat hij dacht aan een bursitis (slijmbeursontsteking), haar behandeld met een injectie Kenacort. Het college kan deze handelswijze billijken. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat klaagster tijdens dit consult andere klachten heeft geuit, de huisarts niet goed heeft geluisterd of haar niet serieus heeft genomen. Het medisch dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten. Voor het (versneld) raadplegen van een neuroloog gaven de klachten van klaagster geen aanleiding. De klacht ter zake het consult van 10 september 2021 is dan ook ongegrond.

3.4 Het college heeft niet kunnen vaststellen dat klaagster aan deze huisarts heeft gevraagd het consult bij de neuroloog te vervroegen. Klaagster heeft niet aangegeven wanneer en aan welke huisarts zij dit verzoek heeft voorgelegd. De huisarts heeft hieraan geen herinneringen en het medisch dossier bevat geen aanwijzingen dat klaagster dit verzoek aan deze huisarts heeft gedaan. Voor zover klaagster het verzoek wel aan deze huisarts heeft gedaan, gaven de door klaagster geuite klachten volgens het college geen reden de verwijzing om te zetten in een spoedverwijzing. Mogelijk meent klaagster dat het herseninfarct voorkomen had kunnen worden als zij eerder door een neuroloog was gezien. De geuite klachten zoals opgenomen in het medisch dossier bieden daarvoor geen aanknopingspunten. Ook de neuroloog heeft naar aanleiding van de tijdens het consult op 7 oktober 2021 geuite klachten geen aanleiding gezien klaagster te monitoren op een eventueel aankomend herseninfarct. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

3.5 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.

4. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door G.M. Boekhoudt, voorzitter, S. Colsen, lid-jurist, A. Wewerinke, I. Weenink en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ’t Nedereind, secretaris.

secretaris                                                                                                                    voorzitter