ECLI:NL:TGDKG:2023:42 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/713428 / DW RK 22/53 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:42
Datum uitspraak: 23-06-2023
Datum publicatie: 10-07-2023
Zaaknummer(s): C/13/713428 / DW RK 22/53 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder de geheimhoudingsplicht heeft geschonden door het volledige adres van klager in het exploot te vermelden. Ingevolge artikel 45 lid 3, aanhef en onder d, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt in het algemeen aangenomen dat het volledige adres in een exploot vermeld moet worden. Binnen het toepasselijke tuchtrecht is eerder geoordeeld dat als sprake is van een geheim adres een afwijking van dit uitgangspunt (vermelding van het adres) niet tuchtrechtelijk laakbaar hoeft te zijn als er gegronde redenen zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. Zie de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:3097). Anders gezegd: een geheim adres is niet steeds voldoende om geen adres op te nemen in een exploot. In dit geval is het beslagexploot van 20 januari 2022 in een gesloten envelop, zonder vermelding van het adres van klager op de envelop, op het adres van klager achtergelaten en wordt het exploot verder niet met anderen gedeeld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juni 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/713428 / DW RK 22/53 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 februari 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 maart 2022, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 mei 2023 alwaar de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 23 juni 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarders zijn belast met een ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel van 15 mei 2020.
  • Op 20 januari 2022 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 beslag gelegd op de auto van klager, te weten een Ford Focus.
  • Bij exploot van 22 januari 2022 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend met aanzegging van de openbare verkoop ervan op 23 februari 2022.
  • Bij brief van 22 januari 2022 heeft klager bezwaar gemaakt tegen het beslag op zijn auto.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

1. gerechtsdeurwaarder sub 2 de geheimhoudingsplicht heeft geschonden door het volledige adres van klager in het exploot van 20 januari 2022 te vermelden;

2. er sprake is van dubbel beslag op de zorgtoeslag en auto van klager;

4. het beslag op zijn auto vexatoir is, nu de dagwaarde van de auto aanzienlijk minder is dan de kosten van het beslag en de verkoop van de auto;

7. er sprake is van oneigenlijk machtsmisbruik nu het beslag op zijn auto is gebruikt als dwangmiddel;

11. de gerechtsdeurwaarders onnodige kosten hebben gemaakt;

16. de gerechtsdeurwaarders klager verplichten de in beslag genomen auto naar Utrecht te brengen, terwijl klager wettelijk gezien niet meer bevoegd is om de auto te verplaatsen of het kentekenbewijs van de auto op naam van iemand anders over te schrijven;

22. de gerechtsdeurwaarders dreigen met het doen van aangifte van verduistering indien klager de in beslag genomen auto niet bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarders aflevert, terwijl er geen sprake is van verduistering en er geen enkele juridische basis is om aangifte te doen;

29. de gerechtsdeurwaarders psychische en emotionele schade hebben veroorzaakt, hetgeen een ernstige overtreding is van artikel 8 van de Verordening beroeps- en gedragsregels;

1. de gerechtsdeurwaarders niet binnen 5 dagen gereageerd hebben op de brief van 22 januari 2022.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer dat een exploot ingevolge artikel 45 lid 3, aanhef en onder d, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de naam en de woonplaats dient te vermelden van degene voor wie het exploot is bestemd. Algemeen wordt aangenomen dat dit betekent dat het volledige adres in een exploot vermeld moet worden. Binnen het toepasselijke tuchtrecht is eerder geoordeeld dat als sprake is van een geheim adres een afwijking van dit uitgangspunt (vermelding van het adres) niet tuchtrechtelijk laakbaar hoeft te zijn als er gegronde redenen zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. Zie de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:3097). Anders gezegd: een geheim adres is niet steeds voldoende om geen adres op te nemen in een exploot. In dit geval is het beslagexploot van 20 januari 2022 in een gesloten envelop, zonder vermelding van het adres van klager op de envelop, op het adres van klager achtergelaten en wordt het exploot verder niet met anderen gedeeld. Klager is door dit handelen van de gerechtsdeurwaarder dus niet benadeeld. Door in deze situatie niet van het uitgangspunt (vermelding van het adres) af te wijken, heeft de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat uit het betekeningsexploot van 20 januari 2022 blijkt dat beslag is gelegd uit krachte van het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel van 15 mei 2020. Het dwangbevel is bij exploot van 20 mei 2020 aan klager betekend. De stelling van klager dat hij niet op de hoogte van de vordering is of dat niet bekend is gemaakt waar het exploot betrekking op heeft, stuit hierop af. De stelling van klager dat dubbel beslag is gelegd, is niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd. Dit klachtonderdeel wordt afgewezen.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdelen c. en d. overweegt de kamer dat klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in staat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager, dus ook op zijn auto. Dat volgens klager de te verwachten opbrengst uit de executoriale verkoop van de auto onvoldoende zou zijn, brengt niet zonder meer mee dat gerechtsdeurwaarders hadden moeten afzien van het leggen van beslag op de auto van klager. Het is in beginsel niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of het gelegde beslag gezien de hoogte van de vordering en de (eventuele) kosten en opbrengst proportioneel is. Overigens hebben de gerechtsdeurwaarders in het verweerschrift aangevoerd dat de dagwaarde van de auto van klager – na onderzoek te hebben gedaan – op het moment van de beslaglegging ongeveer € 1.750,- zou zijn. Dit alles maakt dat geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op deze klachtonderdelen.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de kamer dat de door de gerechtsdeurwaarders in rekening gebrachte kosten berusten op de door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarders andere of hogere kosten in rekening hebben gebracht.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdelen f. en g. hebben de gerechtsdeurwaarders in het verweerschrift uitdrukkelijk de stelling van klager dat zij een sticker op de auto van klager hebben geplaatst ontkent. In het betekeningsexploot van 20 januari 2022 is opgenomen dat het kenteken van de in beslag genomen auto niet meer kan worden overgeschreven op een andere naam zolang het beslag op de auto van klager niet is opgeheven. Klager mag het kenteken van zijn auto weliswaar niet op een andere naam zetten, maar is wel bevoegd om zijn auto te gebruiken. Verder is aangegeven dat de auto van klager met de bijbehorende autosleutels uiterlijk tien dagen na het betekeningsexploot op het kantoor van de gerechtsdeurwaarders dienen te zijn ingeleverd, bij gebreke waarvan aangifte van verduistering zal worden gedaan vanwege het onttrekken van goederen aan een beslag. Het doen van deze mededeling is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Niet gebleken dan wel aannemelijk is gemaakt dat de gerechtsdeurwaarders klager hebben aangezet tot een strafrechtelijke handeling. Uit het verweerschrift blijkt dat klager na het gelegde beslag contact met de gerechtsdeurwaarders heeft opgenomen en er goed overleg heeft plaatsgehad over de plaats van de verkoop van de auto. Uiteindelijk heeft de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders toestemming gegeven om het beslag op de auto van klager op te heffen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op deze klachtonderdelen niet gebleken.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel h. overweegt de kamer als volgt. Dat (delen van) het executieproces of stukken met daarin gestelde betalingstermijnen en de aankondiging van rechtsmaatregelen (zoals beslaglegging) bedreigend kunnen overkomen begrijpt de kamer, maar dit is niet te voorkomen. Dit soort brieven moeten een termijnstelling bevatten zodat de executie kan worden voortgezet, indien een reactie van de debiteur uitblijft. Nu sprake is van een dwangbevel én de vordering (nog) niet volledig was voldaan, is geen sprake van het uitoefenen van oneigenlijke druk dan wel machtsmisbruik. Dit klachtonderdeel faalt.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel i. overweegt de kamer als volgt. De kamer stelt vast dat klager geen reactie op zijn brief heeft ontvangen vóór indiening van zijn klacht (van 30 januari 2022) bij deze kamer. In de (tucht)rechtspraak is uitgemaakt dat een gerechtsdeurwaarder binnen een redelijk termijn (van 14 dagen) op correspondentie dient te reageren. Nog los van de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarders technisch gezien nog hadden kúnnen reageren, hebben de gerechtsdeurwaarders aangevoerd eerst met de opdrachtgever in overleg te zijn gegaan. Een en ander heeft erin geresulteerd dat zij toestemming hebben gekregen het beslag op te heffen en de zaak voorlopig op te schorten. Niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit punt.

4.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,  mr. A.K. Mireku en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.