ECLI:NL:TGDKG:2023:41 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/713360 DW RK 22/48 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:41
Datum uitspraak: 23-06-2023
Datum publicatie: 10-07-2023
Zaaknummer(s): C/13/713360 DW RK 22/48 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: berisping. In weerwil van wat daarover is opgenomen in het beslagverlof heeft de gerechtsdeurwaarder, in samenspraak met zijn opdrachtgever, een voorselectie van de beslagbescheiden gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat er een verschil van inzicht kan ontstaan over de interpretatie van het beslagverlof, waar de grens ligt en de betekenis hiervan voor het handelen van de uitvoerend deurwaarder. De gerechtsdeurwaarder wijst hierbij nadrukkelijk op zijn eigen verantwoordelijk om hierop te acteren. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder met zijn handelen zoals hij dat gedaan heeft eigenlijk op de stoel van de rechter is gaan zitten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juni 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/713360 DW RK 22/48 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

gemachtigden: mrs. L.P. Wiggers en M.A. Branger,

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 2 februari 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 februari 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail met bijlage, ingekomen op 9 maart 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder zijn verweer aangevuld. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 mei 2023 alwaar klager, diens gemachtigden en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 23 juni 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij beschikking van 16 december 2021 heeft de voorzieningenrechter te Arnhem verlof verleend voor het leggen van conservatoir (bewijs)beslag ten laste van klager.
  • Op 23 december 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de geheimhoudingsverklaring in verband met het (bewijs)beslag ondertekend.
  • Bij exploot van 23 december 2021 is de beschikking van 16 december 2021 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
  • Op 13 januari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een e-mail aan (de advocaten van) partijen verzonden met daarbij een lijst van zoektermen en een eerste zeer grove uitkomst van de resultaten op basis van de zoektermijnlijst.
  • Bij e-mail van 14 januari 2022 heeft de advocaat van klager bezwaar gemaakt tegen het delen van gevoelige informatie met de advocaten van de opdrachtgever. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder op diezelfde dag gereageerd.
  • Bij brief van 21 januari 2022 heeft de advocaat van klager de gerechtsdeurwaarder onder meer gesommeerd het gelegde beslag uiterlijk 24 januari 2022 om 09:00 uur op te heffen.
  • Bij klachtenformulier, ingekomen op 2 februari 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

1. zonder toestemming van de rechter gevoelige informatie met de opdrachtgever heeft gedeeld, ondanks de toezegging dat hij pas informatie zou delen nadat een rechter heeft bepaald dat hij dit wel mag doen;

2. niet heeft gereageerd op de brief van de advocaat van klager waarin hij de gerechtsdeurwaarder sommeert om het gelegde beslag op te heffen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet (Gdw) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. stelt de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt geen geheimhoudingsbepaling te hebben geschonden omdat hij geen inhoudelijk inzage heeft verschaft in de in beslag genomen documenten en/of bestanden aan zijn opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder is zich ervan bewust dat het verzoek noch het verlof zoektermen bevatten waarop een (voor)selectie kon worden gemaakt uit al het verzameld materiaal. De gerechtsdeurwaarder heeft er in deze situatie voor gekozen met zoektermen, die hem zijn aangeleverd door zijn opdrachtgever, het verzamelde materiaal te doorzoeken en de daarbij verkregen ‘hits’ te delen met alle betrokkenen, waaronder zijn opdrachtgever. Dit is een werkwijze die de gerechtsdeurwaarder ook in vergelijkbare zaken hanteert, wat nimmer tot problemen heeft geleid (behalve één keer), aldus de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft voorts aangevoerd dat er een verschil van inzicht kan ontstaan over, onder meer, de interpretatie van het beslagverlof, waar de grens ligt en de betekenis hiervan voor het handelen van de uitvoerend deurwaarder. De gerechtsdeurwaarder wijst hierbij nadrukkelijk op zijn eigen verantwoordelijk. In de praktijk betekent dit dat de gerechtsdeurwaarder vooral steunt op zijn jarenlange ervaring op het gebied van bewijsbeslagen en meer recentelijk op het “Advies handelwijze deurwaarder bewijsbeslag” van prof. Mr. K. Krzeminski. Tot slot betoogt de gerechtsdeurwaarder dat deze discussie thuishoort in een executiegeschil.

4.3 De kamer overweegt dat de voorzieningenrechter het passend vond het verlof toe te wijzen als verzocht (behoudens enkele onderdelen die voor de klacht niet relevant zijn). In het verzoek tot het leggen van bewijsbeslag is onder 4.4.5 het volgende opgenomen:

De vertrouwelijkheid van de bescheiden die niet onder het beslagverlof vallen, wordt als volgt gewaarborgd:

a. (…)

b. doordat de selectie van de Beslagbescheiden vervolgens in elk geval zal plaatsvinden in het kader van een op het bewijsbeslag volgende procedure op grond van artikel 843a Rv. De in beslag genomen digitale bescheiden zullen dan worden gefilterd aan de hand van de uitkomst van de te volgen 843a Rv-procedure; en

c. doordat geen afschriften van de Beslagbescheiden aan […] [opdrachtgever, de kamer] of haar advocaat kunnen worden verstrekt, behoudens na verkregen toestemming of rechterlijk verlof.

4.4 De kamer overweegt dat de voorzieningenrechter met de toepasselijkheid van het bepaalde onder 4.4.5 sub b een vertrouwelijkheid heeft willen waarborgen voor alle betrokken partijen en dat deze vertrouwelijkheid door de gerechtsdeurwaarder te allen tijde gerespecteerd dient te worden. Als er verschil van inzicht mogelijk is over de interpretatie van het (hiervoor aangehaalde artikel in het) verlof, in het bijzonder wat een gerechtsdeurwaarder op basis hiervan wel of niet mag delen met zijn opdrachtgever, dan dient een gerechtsdeurwaarder pas op de plaats te maken. Oftewel te volstaan met het onder zich houden van het materiaal dat hij op grond van het verlof in beslag heeft genomen in afwachting van de volgende stap.

4.5 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweer onder meer aangevoerd dat (ook) bij een verschil van inzicht hij een eigen verantwoordelijkheid heeft die hem de ruimte geeft te handelen zoals hij in dit geval heeft gedaan. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder in dit geval niet zo zeer zijn eigen verantwoordelijkheid heeft genomen, maar feitelijk op de stoel van de rechter is gaan zitten. Bij gebreke van zoektermen in het verlof heeft de deurwaarder, op basis van door de opdrachtgever aangeleverde zoektermen, het in beslag genomen materiaal doorzocht en de resultaten daarvan gedeeld met zijn opdrachtgever. Hij had moeten begrijpen dat daarmee relevante kenmerken van het in beslag genomen materiaal bij zijn opdrachtgever terecht konden komen, zonder rechterlijke toets. Bij uitstek van een gerechtsdeurwaarder die stelt jarenlange ervaring op het gebied van bewijsbeslagen te hebben, mag verwacht worden dat hij zich realiseert hoe gevoelig deze informatiedeling kan liggen. Waarom de volgende stap – de uitkomst van de procedure als bedoeld in artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering – niet is afgewacht is niet duidelijk geworden. Door aldus te handelen heeft de gerechtsdeurwaarder het niet te verwaarloze risico gelopen belangen van de beslagene te schaden. Dit heeft er bovendien toe geleid dat de gerechtsdeurwaarder, in strijd met de onbetwiste mondelinge afspraak met klager, alsmede het bepaalde onder 4.4.5 sub c, (vertrouwelijke) informatie heeft gedeeld. Door aldus te handelen heeft de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b. heeft de gerechtsdeurwaarder niet betwist dat niet is gereageerd op de brief van 21 januari 2022. De kamer neemt echter in beschouwing dat de klacht van klager is ingediend nog voordat de in jurisprudentie uitgemaakte redelijke termijn van 14 dagen was verlopen. Aldus was toen nog geen sprake van een overschrijding van deze termijn en is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen geen sprake. Gelet op de termijnstelling in de brief en hetgeen klager over de gang van zaken heeft aangevoerd, was het wel beter geweest als de gerechtsdeurwaarder eerder een inhoudelijke reactie had gegeven. Al was het maar om, zoals de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft aangevoerd, zijn gelijk over de ingeslagen weg nader toe te lichten en daarom geen reden te zien zijn handelen te heroverwegen.

4.7 De kamer verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en zal de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opleggen.

5. Kostenveroordeling

5.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders daarnaast veroordelen tot betaling van:

  • € 350,00, zijnde de kosten van klager. Vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,- en kosten van verleende rechtsbijstand ad € 300,- (1 punt voor het klachtschrift,1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 150,-);
  • € 1.500,00, zijnde de kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdeel a. gegrond;
  • verklaart klachtonderdeel b. ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde klachtonderdeel de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 350,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,  mr. A.K. Mireku en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.