Zoekresultaten 9851-9860 van de 42263 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:134 Raad van Discipline Amsterdam 20-298/A/A

    Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht. Anders dan klager kennelijk veronderstelt, betekent het enkele feit dat hij door het Juridisch Loket is verwezen naar verweerder niet dat een advocaat-cliëntrelatie tussen klager en verweerder tot stand is gekomen. Dat in de verwijzing door het Juridisch Loket is opgenomen dat het om een Lichte Advies Toevoeging gaat maakt dit niet anders.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:128 Raad van Discipline Amsterdam 20-235/A/A

    Ongegronde klacht over de eigen advocaat. De raad acht de aanpak van verweerder – geen brief op hoge poten schrijven – begrijpelijk en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Als klaagster het niet eens was met deze aanpak had het op haar weg gelegen om dat aan verweerder duidelijk te maken. Dat heeft zij niet gedaan. Het stond verweerder voorts vrij het dossier van klaagster te sluiten en de toevoeging te declareren.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:129 Raad van Discipline Amsterdam 20-154/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. De rechtbank had de beslissing aangehouden in afwachting van het verloop van de mediation. Verweerster heeft zich na mislukt mediationtraject zonder toestemming van klagers advocaat een inhoudelijke brief naar de rechtbank gestuurd. Deze handelwijze is in strijd met gedragsregel 21 lid 3 en met de norm van artikel 46 Advocatenwet. Klacht gegrond. Maatregel waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:130 Raad van Discipline Amsterdam 20-301/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Hoewel de voorzitter begrijpt dat klager het niet eens is met de beslissing van de vrouw zich tot verweerder te wenden in plaats van een mediator, kan het verweerder niet tuchtrechtelijk verweten worden dat hij vervolgens namens en in het belang van de vrouw een brief aan klager heeft gestuurd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:131 Raad van Discipline Amsterdam 20-287/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Het stond verweerster vrij om namens haar cliënt een verzoekschrift tot onderbewindstelling in te dienen. Daarbij behoefde zij niet de instemming van de overige kinderen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:132 Raad van Discipline Amsterdam 20-313/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij (Gedragsregel 15 en misbruik derdengeldenrekening) kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks eigen belang bij de klacht.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:42 Accountantskamer Zwolle 18/718 en 18/719 Wtra AK

    Klachten AFM over controle jaarrekening groep en tot de groep behorende dochtervennootschap. Contante commissiebetalingen door de dochtervennootschap. Klacht tegen de accountant van de dochtervennootschap deels gegrond; strijd met fundamenteel beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid; oplegging maatregel van berisping. Klacht tegen de groepsaccountant ongegrond.  De Accountantskamer is van oordeel dat de accountant van de dochtervennootschap bij de start van ieder van de te controleren jaren niet het juiste uitgangspunt heeft gehad door al bij het begin van de controle te stellen dat het issue van de contante betalingen aan derden was opgelost. Uitgangspunt voor ieder controlejaar dient te zijn dat een accountant zich behoort af te vragen of er een risico op fraude is. Een dergelijk risico kan zich immers – ook na een beëindiging van een eerdere controle – ieder jaar opnieuw voor doen. Juist in deze controlejaren was bij de te controleren rechtspersonen sprake van voldoende concrete aanwijzingen om hieraan bijzondere aandacht te besteden. De Accountantskamer is van oordeel dat sprake was van een groot aantal signalen waaruit naar voren kwam dat ook in de controlejaren waar deze klacht betrekking op heeft sprake was van een doorgaande praktijk van contante betalingen bij wijze van ‘sales incentives’ in welke betalingen de accountant van de dochtervennootschap geen inzicht had. De Accountantskamer concludeert dat de accountant van de dochtervennootschap niet zo zeer zijn ogen heeft gesloten voor de aanwezige contante betalingen, maar dat hij ze niet heeft open gedaan.  In het licht van de controlematerialiteit van de groep was het bedrag dat gemoeid was met de contante betalingen bij de dochtervennootschap zeer gering. Fraude en corruptie zijn onderdeel geweest van de uitgevoerde controles, het Board Report en de besprekingen met het management van de groep, zij het dat dit niet specifiek gericht was op de situatie bij de dochtervennootschap. Onderzoek had geen aanwijzingen opgeleverd dat de ‘scoping’ van de controle van de groepsjaarrekening tekortschoot. De groepsaccountant mocht zich hierdoor gesterkt voelen in de opvatting dat het plaatsvinden van dergelijke contante betalingen van een op groepsniveau zo geringe omvang niet direct meebracht dat sprake was van een frauderisicofactor op het niveau van de groep. De groepsaccountant mocht onder de gegeven, bijzondere omstandigheden afgaan op de informatie die hij van de accountant van de dochtervennootschap had ontvangen.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:41 Accountantskamer Zwolle 17/920 en 17/925 Wtra AK

    Deze klachtzaak is verbonden met de klachtzaken 18/718 en 18/719 Wtra AK. Fishing expedition van klaagster versus geheimhoudings-/vertrouwelijkheidsverplichting van betrokken accountants. Klaagster klaagt erover dat de accountants jarenlang kennis hebben gehad van omkopingsfraude bij een dochteronderneming van een door hen gecontroleerde onderneming. De accountants zouden hebben nagelaten fraudes aan de bevoegde autoriteiten te melden. Klaagster heeft daarbij alleen gewezen op drie in het NRC gepubliceerde krantenartikelen. Op klaagster ligt de stelplicht en de bewijslast; met het enkel verwijzen naar die krantenartikelen heeft zij daar niet aan voldaan.    

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 201/2019

    Klaagster verwijt beklaagde dat zij niet tijdig heeft gekozen voor het laten uitvoeren van een operatie aan een (te lange) Bricker-lis. Ook verwijt zij dat beklaagde antibiotica heeft voorgeschreven die de lever van klaagster heeft aangetast. Het college oordeelt dat beklaagde de mogelijke gevolgen en risico’s van terugkerende urineweginfecties heeft afgewogen tegen het risico van een ingrijpende operatie en dat haar handelwijze en afwegingen adequaat waren. De door beklaagde voorgeschreven onderhoudsdosering antibiotica is voorgeschreven nadat bleek dat de problemen met de lever niet het gevolg waren van antibiotica. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:181 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-229

    Voorzittersbeslissing. De klachten dat verweerder zijn cliënten heeft geadviseerd om de Stichting te liquideren, daaraan zijn medewerking heeft verleend en het doen van een valse opgave aan het handelsregister van de Kamer van Koophandel door zijn cliënten heeft bevorderd missen feitelijke grondslag. Kennelijk ongegrond.