ECLI:NL:TADRAMS:2020:134 Raad van Discipline Amsterdam 20-298/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:134
Datum uitspraak: 08-06-2020
Datum publicatie: 18-06-2020
Zaaknummer(s): 20-298/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht. Anders dan klager kennelijk veronderstelt, betekent het enkele feit dat hij door het Juridisch Loket is verwezen naar verweerder niet dat een advocaat-cliëntrelatie tussen klager en verweerder tot stand is gekomen. Dat in de verwijzing door het Juridisch Loket is opgenomen dat het om een Lichte Advies Toevoeging gaat maakt dit niet anders.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  8 juni 2020

in de zaak 20-298/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 22 april 2020 met kenmerk 2019-1014326, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8 en I tot en met VIII.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is op 27 september 2019 door het Juridisch Loket verwezen naar verweerder in verband met een geschil dat klager heeft met zijn verhuurder. In de doorverwijzing van het Juridisch Loket staat bij ‘Aard rechtsbijstand’ dat het om een Lichte Advies Toevoeging gaat.

1.2    Op 1 oktober 2019 heeft een intakegesprek plaatsgevonden op het kantoor van verweerder. Tijdens dit gesprek hebben klager en verweerder de zaak van klager met elkaar besproken.

1.3    Op 4 oktober 2019 hebben klager en verweerder telefonisch contact met elkaar gehad.

1.4    Eveneens op 4 oktober 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de zaak van klager – na verwijzing door het Juridisch Loket – heeft aangenomen en heeft toegezegd werkzaamheden voor klager te gaan verrichten, maar nadien heeft aangegeven de zaak niet meer te willen behandelen.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Klager verwijt verweerder dat hij de zaak van klager heeft aangenomen en heeft toegezegd werkzaamheden te gaan verrichten, maar nadien heeft aangegeven de zaak niet meer te willen behandelen. Verweerder heeft dit betwist. Volgens verweerder heeft hij de zaak van klager tijdens het intakegesprek niet aangenomen. Sterker nog, hij heeft toen tegen klager gezegd dat hij weinig fiducie in de zaak zag en dat slechts als er verklaringen van buren/getuigen waren die de klachten van klager zouden bevestigen hij in overweging zou willen nemen de zaak van klager aan te nemen. Verweerder heeft dit nog eens herhaald tijdens het telefoongesprek op 4 oktober 2019, aldus steeds verweerder.

4.2    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of tussen klager en verweerder een advocaat-cliëntrelatie tot stand is gekomen. Zij beantwoordt deze vraag ontkennend. Anders dan klager kennelijk veronderstelt, betekent het enkele feit dat hij door het Juridisch Loket is verwezen naar verweerder niet dat een advocaat-cliëntrelatie tussen klager en verweerder tot stand is gekomen. Dat in de verwijzing door het Juridisch Loket is opgenomen dat het om een Lichte Advies Toevoeging gaat maakt dit niet anders. Klager was er – zo blijkt uit zijn e-mail aan de deken van 6 november 2019 – immers van op de hoogte dat er geen toevoeging op naam van verweerder was aangevraagd. Er heeft een intakegesprek plaatsgevonden en naar aanleiding daarvan heeft verweerder besloten de zaak niet aan te nemen. Dat stond verweerder vrij en hij heeft ook aan klager uitgelegd waarom hij de zaak niet wilde aannemen. Dat verweerder de zaak wel heeft aangenomen en heeft toegezegd werkzaamheden voor klager te verrichten heeft klager niet onderbouwd. 

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 8 juni 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.