Zoekresultaten 2991-3000 van de 42624 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:108 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4445

    Ongegronde klacht tegen een destijds aios urologie, nu uroloog. Klager, die vlak voor de zitting is overleden, was sinds 2012 onder behandeling bij de supervisor van de aios (zie beslissing A2022/4444) voor een prostaatcarcinoom. Aanvankelijk is gekozen voor een afwachtend beleid met regelmatige controles. In 2018 steeg de PSA waarde van klager. Klager is vanaf dat moment ontevreden over de behandeling van de supervisor die klager adviseerde de prostaat operatief te laten verwijderen of radiotherapie (uitwendige bestraling met fotonen) te ondergaan. Klager wilde geen operatie, hormoontherapie of fotonentherapie ondergaan. Hij stond wel open voor protonenbestraling. Protonenbestraling voor deze indicatie is in Nederland niet mogelijk. De aios werd vanaf augustus 2019 tot eind december 2019 bij de behandeling van klager betrokken en zag klager poliklinisch. Klager had pijn in zijn anus en uitstralende pijn in zijn linker been. Er werd een botscan en een MRI gemaakt die uitwezen dat er geen aanwijzingen (relatief lage PSA waarde en een solitaire afwijking in het femur) waren voor metastasen, maar wel dat er mogelijk sprake was van fibreuze dysplasie. Klager verwijt de uroloog dat hij niet heeft meegewerkt aan het verwezenlijken van de protonenbehandeling, dat hij de PSA-waarde als hoofdcriterium is blijven gebruiken en geen biopt heeft genomen of ander onderzoek heeft verricht na de uitslag van de botscan en dat hij de aanbeveling op het scintigram van 27 augustus 2019 en het advies op de PSMA-PETSCAN van 6 januari 2020 heeft genegeerd. Ontvankelijkheid: het college heeft op grond van artikel 65d lid 5 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en de uitdrukkelijke toestemming van de gemachtigden van klager, de uroloog en zijn gemachtigde, de klacht in het kader van het algemeen belang voortgezet met de mantelzorgers van klager en niet de IGJ als klagende partij. Ook de aios heeft de klager, vanaf het moment dat hij bij zijn behandeling betrokken is geraakt, geadviseerd om de prostaat operatief te laten verwijderen of radiotherapie te ondergaan. Het college leidt uit het dossier en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen niet af dat verweerder niet heeft meegewerkt aan de door klager gewenste protonenbehandeling. Ook is het college van oordeel dat de conclusie verdedigbaar was dat er niet uitsluitend op de -daadwerkelijk relatief lage- PSA waarde maar ook op de beelden zelf de conclusie werd getrokken dat er vermoedelijk geen sprake was van een uitzaaiing van het prostaatcarcinoom. De hiervoor genoemde PSMA-PET-scan is gemaakt op 6 januari 2020. Verweerder was op dat moment niet meer bij de behandeling van klager betrokken en hem kan van het handelen na deze scan dan ook geen verwijt worden gemaakt. Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4069

    “Klacht tegen nucleair geneeskundige over gebruik Fleischner Criteria bij beoordeling FDG PET-CT-scan bij patiënte met melanoomverleden.College: klacht gegrond, Fleischner Criteria zijn niet bedoeld voor gebruik bij patiënten met een bekende maligniteit, verslag is summier en te stellig en daarin is niet benoemd waarom de criteria toch zijn toegepast, waarschuwing

  • ECLI:NL:TNORSHE:2023:7 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2022/43

    Onenigheid tussen klager en de notaris, die beiden lid zijn van de VvE van een appartementencomplex. De notaris houdt geen kantoor in dat complex. Indiening tuchtklacht vormt geen misbruik van bevoegdheid of klachtrecht. Hoedanigheid. Klachtonderdelen over geluidsoverlast door verbouwingen van de notaris en de wijze waarop hij zijn bijdrage in de gemeenschappelijke kosten heeft berekend, worden aangemerkt als privéaangelegenheid van de notaris waarvoor hij zich in beginsel niet tuchtrechtelijk hoeft te verantwoorden. Een notaris kan desalniettemin tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor zijn handelen in privé als dit dermate kwalijk is dat daardoor de eer en het aanzien van het notarisambt zijn geschaad, maar de kamer oordeelt dat daarvan geen sprake is. Dat de notaris – in zijn hoedanigheid van notaris – de levering van appartementsrechten aan klager heeft opgeschort in afwachting van het herstel van een lekkage in het appartement dat klager voorafgaand aan die levering aan de notaris zou leveren, acht de kamer niet klachtwaardig. In zijn hoedanigheid van notaris heeft hij ook een bestuursbesluit ingeschreven bij de KvK, terwijl hij wist dat klager (enig bestuurder van de VvE) het daar niet mee eens was. Volgens de notaris kon hij uit eigen wetenschap verklaren dat bij de voorafgaande ledenvergadering van de VvE unaniem was ingestemd met het besluit tot benoeming van de door hem opgerichte stichting als bestuurder, maar de kamer is van oordeel dat de notaris er daarbij ten onrechte aan voorbij is gegaan dat hij de ledenvergadering van de VvE niet in zijn hoedanigheid van notaris heeft bijgewoond, maar in zijn hoedanigheid van lid van de VvE. Daarom acht de kamer het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris er, met de kennelijke bedoeling de door klager geuite bezwaren te omzeilen, welbewust voor heeft gekozen om de (beweerdelijke) bestuurswijziging vervolgens in zijn hoedanigheid van notaris te laten inschrijven. Daardoor heeft de notaris op oneigenlijke wijze gebruik gemaakt van de aan hem wegens zijn ambt toegekende bevoegdheid. Waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:102 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5209

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige. De verpleegkundige heeft van 2011 tot 2019 als verpleegkundige in een ziekenhuis gewerkt. In 2022 heeft de inspectie, na onderzoek, een rapport uitgebracht. De inspectie stelt vast dat bij de verpleegkundige sprake is van een zeer ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Het college acht het risico dat de verpleegkundige als gevolg van haar psychiatrische stoornis bij de uitvoering van haar werk fouten maakt, situaties onjuist inschat en niet adequaat kan handelen zeer groot. Ook brengt deze stoornis een reëel risico op collegiale conflicten met zich, die eveneens hun weerslag kunnen hebben op een goede patiëntenzorg. Het college acht de verpleegkundige vanwege haar geestesgesteldheid dan ook ongeschikt voor werk in de gezondheidszorg. Doorhaling inschrijving in BIG-register en directe schorsing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:75 Raad van Discipline Amsterdam 23-141/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Niet is gebleken dat verweerster zich onbetamelijk heeft gedragen of zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:103 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5119

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Volgens klaagster heeft de verpleegkundige valsheid in geschrifte gepleegd door in de medische rapportage te schrijven dat zij klaagster meermalen in het zorgverblijf heeft bezocht, terwijl klaagster verweerster nooit heeft gezien of gesproken. De verpleegkundige heeft de klacht bestreden en verwijst daarvoor naar haar rapportage in het cliëntendossier. Het college heeft geen aanleiding te veronderstellen dat in het cliëntendossier iets anders staat beschreven dan wat er in werkelijkheid is gebeurd. Noch in klaagsters stellingen, noch in de rest van het dossier is daar enige aanwijzing voor te vinden. Van valsheid in geschrifte is dan ook geen sprake. Het college komt tot het oordeel dat verweerster niet klachtwaardig heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:76 Raad van Discipline Amsterdam 23-142/A/NH

    Voorzittersbeslissing; Klacht over de advocaat wederpartij. Verweerder heeft met zijn uitlatingen in zijn pleidooi niet de grenzen van de hem toekomende vrijheid overschreden. Verweerder heeft toereikend toegelicht dat hij is afgegaan op de informatie van zijn cliënte en haar standpunt heeft verwoord. Op grond van het klachtdossier en hetgeen partijen naar voren hebben gebracht is niet gebleken dat verweerder ten onrechte van de juistheid van de verklaring van zijn cliënte is uitgegaan en dat hij derhalve nader onderzoek had moeten doen. Evenmin is het de voorzitter gebleken dat verweerder met zijn stellingen het oogmerk had klager onnodig te grieven. Verweerder heeft genoegzaam aangevoerd dat de uitlatingen noodzakelijk waren ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van misbruik van procesrecht. In zoverre is de klacht derhalve kennelijk ongegrond. Klager heeft geen rechtstreeks eigen belang bij zijn klacht over de wijze waarop verweerder de procedure voor zijn cliënte voert. Dit betreft de relatie tussen verweerder en zijn cliënte waar klager buiten staat. De klacht is in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:43 Hof van Discipline 's Gravenhage 220106

    Klacht over eigen advocaat in familierechtelijke kwestie. In hoger beroep gaat het enkel om het verwijt dat verweerster voor het aannemen van de zaak als voorwaarde stelde dat klaagster over zou gaan tot directe inning van de partneralimentatie op basis waarvan verweerster de toevoegingsaanvraag introk. Deze aanvullende voorwaarde is in deze zaak absoluut ontoelaatbaar. Hierdoor werd de toevoeging afhankelijk van de feitelijke inning van de partneralimentatie in plaats van de vraag of dit geld klaagster ook juridisch toekwam. Hierdoor heeft verweerster de situatie gecreëerd dat klaagster na afronding van de juridische procedure mogelijk die partneralimentatie zou moeten terugbetalen maar daartoe deels niet in staat zou zijn omdat het geld aan verweersters declaraties was besteed. Daar komt dan bij dat klaagster in die situatie geen beroep meer op de toevoeging kon doen, omdat verweerster die had ingetrokken, terwijl klaagster daar mogelijk wel recht op had. Schending kernwaarden financiële integriteit en partijdigheid. Berisping.  Het beroep op misbruik van tuchtrecht is afgewezen. Het tuchtrecht gericht is op de verantwoording van de advocaat aan de beroepsgroep en de maatschappij.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:104 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5211

    Ongegronde klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft van 2011 tot 2019 als verpleegkundige in een ziekenhuis gewerkt. In 2022 heeft de inspectie, na onderzoek, een rapport uitgebracht. De inspectie stelt vast dat bij de verpleegkundige sprake is van een zeer ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Volgens de inspectie heeft de verpleegkundige in haar werkzame periode gehandeld in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet BIG. De verpleegkundige heeft de klacht bestreden. Het college overweegt dat de inspectie haar verwijten baseert op verklaringen van de verpleegkundige. De verpleegkundige weerspreekt in haar verweerschrift en op de zitting dat zij deze verklaringen heeft gedaan. Het college stelt vast dat de inspectie geen (feiten)onderzoek heeft gedaan en dat de verklaringen van de verpleegkundige (los van de vraag of zij dit daadwerkelijk zo gezegd heeft) in het dossier geen verdere steun vinden. Het college kan daarom niet vaststellen dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:77 Raad van Discipline Amsterdam 23-143/A/NH

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over een advocaat; Ondanks dat er - op uitdrukkelijk verzoek van klager - al een toevoeging was aangevraagd, stond het verweerder vrij om klagers zaak niet aan te nemen, nu zij het niet eens werden over de aanpak van de zaak. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.