ECLI:NL:TGZRAMS:2023:103 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5119
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:103 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-04-2023 |
Datum publicatie: | 21-04-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/5119 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Volgens klaagster heeft de verpleegkundige valsheid in geschrifte gepleegd door in de medische rapportage te schrijven dat zij klaagster meermalen in het zorgverblijf heeft bezocht, terwijl klaagster verweerster nooit heeft gezien of gesproken. De verpleegkundige heeft de klacht bestreden en verwijst daarvoor naar haar rapportage in het cliëntendossier. Het college heeft geen aanleiding te veronderstellen dat in het cliëntendossier iets anders staat beschreven dan wat er in werkelijkheid is gebeurd. Noch in klaagsters stellingen, noch in de rest van het dossier is daar enige aanwijzing voor te vinden. Van valsheid in geschrifte is dan ook geen sprake. Het college komt tot het oordeel dat verweerster niet klachtwaardig heeft gehandeld. |
A2022/5119
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 21 april 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende in B, klaagster,
tegen
C,
verpleegkundige, werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 24 juni 2022;
- de aanvullende klaagschriften gedateerd 6 juli 2022 (met een bijlage) en 17 oktober
2022 (met
bijlagen);
- het verweerschrift.
De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van
het college in
gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
Het college
heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over?
2.1 Klaagster, geboren in 1982, heeft zich vrijwillig bij D, gemeld, waar zij op
15 januari 2014
een intakegesprek met een psychotherapeut had.
2.2 Klaagster bezocht op 30 april 2014 de Spoedeisende Hulp van E. Naar eigen zeggen
was zij op
dat moment radioactief. De crisisdienst heeft klaagster beoordeeld waarna zij op 1
mei 2014 om 3.30
uur is opgenomen in het F, van G, in verband met een psychose.
2.3 Op 1 mei 2014 is klaagster door een psychiater beoordeeld. Deze psychiater heeft
om 18.56 uur
in het dossier aantekend: “Bij po zie ik nu geen aanwijzingen voor een
psychotisch toestandsbeeld. Geen rden om opname voor te zetten, kan met ontslag”.
2.4 Diezelfde dag trof de politie klaagster rond 21.00 uur angstig op straat aan.
De politie
heeft haar toen naar de Opvang Verwarde Personen (hierna: OVP) gebracht, waar een
verpleegkundige,
niet zijnde verweerster, met klaagster heeft gesproken, haar lichamelijk heeft onderzocht
en haar
heeft beoordeeld.
2.5 In de aantekeningen in het cliëntendossier heeft een psycholoog in opleiding
bij diens
aantekeningen van die dag van 23.27 uur vastgelegd: “Vervolgens nog met cliente en collega C,
gerookt …”.
2.6 In een aantekening in het cliëntendossier van 2 mei 2014, 6.03 uur is vermeld
dat verweerster
in de hoedanigheid van persoonlijk begeleider/verpleegkundige bij klaagster betrokken
is geraakt.
Verweerster heeft in die aantekening onder meer aangetekend: “Mw. meerdere malen bezocht in
zorgverblijf. Vertelde weg te willen. Mw. wilde roken, shag aangeboden. Kwam achterdochtig
over tav
rookwaar, dacht dat er heroine in de shag was gestopt (ook bij een nieuw, afgesloten
pakje). Wees
verpleging op haar ogen, welke in haar beleving er anders uitzagen door de heroine
die zij eerder
gerookt zou hebben. Ogen zagen er normaal uit, geen verwijdde of vernauwde pupillen.
Vroeg geregeld
naar sigaretten, wilde van verpleging meeroken, hierin werd niet meegegaan.
Controles bij mw. gedaan, zie somatiek. …”.
3. Wat houdt de klacht in?
Volgens klaagster heeft verweerster valsheid in geschrifte gepleegd door in de medische
rapportage
te schrijven dat zij klaagster meermalen in het zorgverblijf heeft bezocht, terwijl
klaagster
verweerster nooit heeft gezien of gesproken.
4. Wat is het verweer?
Verweerster heeft de klacht bestreden en verwijst daarvoor naar haar rapportage in
het
cliëntendossier.
5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1 Het college komt tot de conclusie dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld en licht dat als volgt toe.
5.2 Klaagster ontkent dat zij verweerster ooit heeft gezien of gesproken en dat
verweerster
valsheid in geschrifte heeft gepleegd door het tegendeel te beweren. Uit de aantekeningen
van zowel
een betrokken psycholoog in opleiding als van verweerster blijkt dat klaagster en
verweerster
elkaar bij het roken buiten hebben gezien en dat verweerster klaagster meermalen in
het
zorgverblijf heeft gezien, onderzocht en gesproken. Het college heeft geen aanleiding
te
veronderstellen dat in het cliëntendossier iets anders staat beschreven dan wat er
in werkelijkheid
is gebeurd. Noch in klaagsters stellingen, noch in de rest van het dossier is daar
enige aanwijzing
voor te vinden. Van valsheid in geschrifte is dan ook geen sprake. Het college komt
tot het oordeel
dat verweerster niet klachtwaardig heeft gehandeld.
Conclusie
5.3 De conclusie is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 21 april 2023 door A.M.J.G. van Maanen, voorzitter,
C.C.B.M. van
Kimmenade, lid-jurist, W.M.E. Bil, I.M. Bonte en D.M. van Etten, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.