Zoekresultaten 431-440 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:31 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/381692 / KL RK 20-160

      Gelet op artikel 99 lid 1 Wna kan klager voor zover hij voor zich zelf klaagt, niet in zijn klacht worden ontvangen, aangezien niet is komen vast te staan dat klager als oud-notaris een zelfstandig en redelijk belang heeft bij deze klacht. De notaris mag de kosten voor een passeer-volmacht (al dan niet in verband met Corona maatregelen) in rekening brengen, maar dient zijn cliënten tevoren wel over deze kosten in te lichten. De kosten van betalingsverkeer vallen onder de organisatie van het geldverkeer en daarmee onder het tarief van de notaris. Klaagster maakt dus terecht bezwaar tegen de doorberekening van deze kosten en de klacht wordt daarom op dit onderdeel gegrond verklaard, echter in verband met specifieke omstandigheden geen maatregel.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:29 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/381173 / KL RK 20-154

    Klager klaagt dat de notaris hem niet van te voren heeft geinformeerd over de levering van het registergoed van zijn ouders aan zijn zus en zwager alsmede dat de notaris onvoldoende navraag heeft gedaan. Daarnaast klaagt klager over de communicatie met de notaris. Klacht is op alle onderdelen ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:51 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/369184 KL RK 20-51

    De kamer stelt vast dat de notaris de akte aanvaarding en overdracht executele heeft gepasseerd terwijl zij op de hoogte was van de beslissing van de kantonrechter tot schorsing van de executeur. De kamer is van oordeel dat de aard en strekking van de schorsingsbeslissing voor de notaris duidelijk geweest moeten zijn. De in verweer aangevoerde omstandigheden nemen immers niet weg dat de notaris uit de schorsingsbeslissing had moeten begrijpen dat het passeren van de akte aanvaarding en overdracht executele zou (kunnen) leiden tot strijd met het recht of de openbare orde als bedoeld in artikel 21 lid 2 Wna. Daarbij komt dat niet aannemelijk is geworden dat ten tijde van de akte aanvaarding en overdracht executele sprake was van een (acute) noodzaak tot beheer van de nalatenschap of van gegronde vrees dat de nalatenschap langere tijd onbeheerd zou blijven. De notaris had partijen kunnen adviseren de uitkomst van de ontslagprocedure bij de kantonrechter af te wachten, alvorens al dan niet de akte te passeren. De notaris heeft voor een dergelijk advies kennelijk geen aanleiding gezien of in ieder geval niet toegelicht welke afweging zij in dit verband gemaakt heeft. De kamer is daarom van oordeel dat het tuchtrechtelijk verwijt dat klaagster de notaris hier maakt, terecht is en de klacht dus gegrond is.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:27 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/379874 / KL RK 20 - 137

      De oud-notaris heeft, ondanks daartoe expliciet in de gelegenheid te zijn gesteld,  geen inzicht heeft gegeven in de gang van zaken rondom het opstellen en passeren van het testament  en de wijze waarop de oud-notaris zich, bezien ook in het licht van de indicatoren van het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid, een oordeel heeft gevormd over de wilsbekwaamheid van erflater. De enkele omstandigheid dat de oud-notaris - zonder nadere feitelijke onderbouwing - stelt dat een andere notaris erflater op een later moment ook nog wilsbekwaam heeft geacht, zegt immers niets over de zorgvuldigheid waarmee de oud-notaris de wilsbekwaamheid van erflater heeft vastgesteld en het is nu juist op dat punt dat de oud-notaris hier gevraagd is verantwoording af te leggen. De oud-notaris is daar naar het oordeel van de kamer niet in geslaagd en dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. De klacht wordt daarom gegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:28 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/381127/ KL RK 20-153 C/05/381976/ KL RK 21-2

    Klager is als verwachter opgenomen in het testament van vader. De notaris heeft werkzaamheden verricht voor de bezwaarde erfgenaam. De notaris heeft klager niet geïnformeerd over zijn positie. Ook heeft de notaris volgens klager de bezwaarde erfgenaam niet gewezen op de plicht om een boedelbeschrijving op te maken. De kamer heeft de klacht deels niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de klachttermijn en voor het overige ongegrond.  

  • ECLI:NL:TNORAMS:2020:15 Kamer voor het notariaat Amsterdam 675686/NT 19-54 en 675688/NT 19-55

    5.5 De voorzitter constateert dat, zoals klagers zelf ook in punt 2 van hun nieuwe klaagschrift toelichten, de huidige klacht uitsluitend ziet op feiten die na de kamerbeslissing van 5 juni 2018 aan het licht zijn gekomen maar die de notarissen in de voorafgaande procedure ten onrechte hebben verzwegen of waarover zij andersluidende mededelingen hebben gedaan. Daarmee stellen klagers zelf voorop, dat het feiten betreft die volgens hen bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen en/of nalaten van de notarissen waarover klagers reeds hebben geklaagd relevant hadden kunnen zijn. De nieuw aangedragen feiten, wat daar verder van zij en kort gezegd neerkomende op het achteraf bij klagers bekend worden dat notaris [B] en notaris [C] niet alleen kantoorgenoten maar ook elkaars levenspartners zijn en de nieuw verkregen informatie over het adviseurschap van notaris [B] en het door hem onderkennen van en waarschuwen voor het risico dat ABN AMRO de investering van klagers zou gebruiken om de overstand in te lopen en niet opnieuw een overstand toe te staan, betreffen feiten en omstandigheden die ook volgens klagers de tuchtrechtelijke beoordeling van datgene waarover klagers eerder hebben geklaagd anders (kunnen) inkleuren. Dat geldt ook voor het huidige klachtonderdeel dat notaris [C] (ook) een financieel belang in [D b.v.] had via een door haar (vennootschap) verstrekte achtergestelde lening. Voor zover daar in de vorige procedure niet expliciet over is geklaagd, heeft dit nieuwe feit, wat daar verder van zij, evenals het feit dat zij levenspartner van notaris [B] is, evenzeer betrekking op de stelling dat notaris [C] niet had mogen meewerken aan de [D b.v.]-akte en deze niet had mogen verlijden, hetgeen reeds tuchtrechtelijk beoordeeld is. Aldus richten de nieuwe klachten zich tegen hetzelfde feitencomplex waarover eerder is geklaagd en is het ne bis in idem-beginsel toepasselijk, zodat klagers in hun klacht niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2021:12 Kamer voor het notariaat Amsterdam 698650 / NT 21-18, 698659 / NT 21-19

    Ongeacht hetgeen hiervoor is overwogen, is de kamer echter van oordeel dat de exacte rechtsgrond van de betaling van (de vennootschap van) notaris [C] aan [D b.v.] in het midden kan blijven. De tuchtrechter moet (enkel) beoordelen of de notarissen in de gegeven omstandigheden hebben gehandeld overeenkomstig de tuchtnorm. Ook indien aangenomen moet worden dat notaris [C] geen lening heeft verstrekt aan [D b.v.], acht de kamer het onbegrijpelijk en ernstig nalatig dat haar eigen vennootschap [G Beheer b.v.] genoemd bedrag rechtstreeks aan [D b.v.], één van de zakelijke cliënten van het notariskantoor, heeft voldaan, gezien haar rol als passerend notaris voor partijen. Gelet op het voorgaande is dan ook het klachtonderdeel 4.2.2. niet alleen gegrond in die zin dat notaris [C] de akte niet had mogen passeren terwijl haar levenspartner notaris [B] een eigen financieel belang in [D b.v.] had, maar ook heeft zij door genoemde betaling zelf een schijn van financiële verwevenheid met [D b.v.] in het leven geroepen. Notaris [C] had eventuele betalingen en/of geldstromen van haar eigen vennootschap met haar partner gescheiden dienen te houden van het zakelijke betalingsverkeer met cliënten van het kantoor en bij gebreke daarvan, waar zij meende wel te kunnen optreden in zaken betreffende die cliënten, ook hier transparanter moeten zijn naar partijen. Indien sprake zou zijn geweest van een verrekening in rekening-courant met [H Beheer b.v.], zoals door de notarissen wordt betoogd, was het zuiverder geweest deze betaling eerst aan de vennootschap van notaris [B] te doen, waarna deze aan [D b.v.] had moeten betalen. Dit hebben de notarissen niet gedaan, hetgeen hen tuchtrechtelijk valt te verwijten.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2020:14 Kamer voor het notariaat Amsterdam 683134 / NT 20-13 en 683350 / NT 20-16

    De kamer is – anders dan de voorzitter – van mening dat klagers met dit klachtonderdeel (4.2.2.) voldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld die op de klacht een nieuw licht werpen en dus een nieuwe behandeling van dit klachtonderdeel rechtvaardigen. Weliswaar heeft de kamer blijkens de beslissing van 5 juni 2018 een gelijkluidend klachtonderdeel jegens notaris [C] ongegrond geoordeeld, maar dit oordeel vond zijn grond in de door notaris [C] destijds ter zitting afgelegde verklaring dat zij de door haar (middellijk) gehouden certificaten direct na verwerving had overgedragen aan notaris [B]. Deze verklaring staat echter haaks op de bewoordingen van de raadsman van de notarissen in zijn e-mail van 17 oktober 2019, waarin wordt gesteld dat tussen [D b.v.] en (de vennootschap van) notaris [C] nimmer enige financiële relatie heeft bestaan, én met het feit dat de vennootschap van notaris [C] met een (achtergestelde) lening in de administratie van [D b.v.] is opgenomen. Daarmee hebben klagers voldoende aangetoond dat de door notaris [C] destijds ter zitting van de kamer afgelegde verklaring niet strookt met het via haar raadsman in zijn latere e-mail verwoorde standpunt, zodat de kamer concludeert dat de verklaring van notaris [C] bij de zitting op zijn minst onvolledig is geweest. Aangezien de klacht op dit onderdeel naar het oordeel van de kamer verder mede ziet op het handelen van de notarissen ter zitting en er dus (mede) sprake is van een nieuwe klacht, acht de kamer het verzet op dit klachtonderdeel gegrond.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2021:8 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-08

    Klaagster verwijt de notaris dat zij zich foutief heeft ingeschreven in het boedelregister. De notaris heeft nagelaten tijdig de insolvente boedel te melden aan de kantonrechter. De notaris heeft nagelaten een boedelbeschrijving op te maken. De notaris heeft klaagster bewogen om haar vorderingen te vereffenen zonder boedelbeschrijving. Klaagster is daarbij niet gewezen op de risico's.  

  • ECLI:NL:TNORDHA:2021:12 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-35

    Klager verwijt de notaris dat hij in strijd met de Notariswet en de Verordening Beroeps-en gedragsregels heeft gehandeld. Dit omdat de notaris in de akte van rectificatie verklaard heeft dat “Gebleken is dat de verklaring onjuist was en rectificatie behoeft” en “De in de verklaring genoemde verjaring werkt tegen de Gemeente [gemeente], die heeft ingestemd met de verjaring. De verklaring wordt thans op dit punt gerectificeerd”.