ECLI:NL:TNORDHA:2021:8 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-08

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2021:8
Datum uitspraak: 17-03-2021
Datum publicatie: 22-06-2021
Zaaknummer(s): 20-08
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notaris dat zij zich foutief heeft ingeschreven in het boedelregister. De notaris heeft nagelaten tijdig de insolvente boedel te melden aan de kantonrechter. De notaris heeft nagelaten een boedelbeschrijving op te maken. De notaris heeft klaagster bewogen om haar vorderingen te vereffenen zonder boedelbeschrijving. Klaagster is daarbij niet gewezen op de risico's.  

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 17 maart 2021 inzake de klacht onder nummer 20-08 van:

[klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats]

hierna ook te noemen: de notaris,

advocaat mr. M.A. van der Pool te Amsterdam.

1.     Het procesverloop

1.1       De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met producties 1 tot en met 8, ingekomen op 17 maart 2020.

1.2       De notaris heeft een verweerschrift, met bijlagen, ingediend.

1.3       De Kamer heeft kennisgenomen van de e-mailberichten van de notaris, ontvangen op 14 januari 2021 en 3 februari 2021.

1.4       Klaagster heeft aanvullende e-mailberichten gestuurd op 3 februari 2021.

1.5       Aanvullende producties 9 tot en met 29, ontvangen van klaagster op 7 februari 2021.

1.6       De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 februari 2021. Daarbij waren aanwezig klaagster bijgestaan door haar broer ir. [C], en de notaris bijgestaan door mr. M.A. van der Pool. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan de door klaagster overgelegde pleitnotities gehecht.

2.     De feiten

2.1       Dit is de tweede klacht die klaagster tegen de notaris heeft ingediend. Bij beslissing van de Kamer van 26 september 2018 (klachtnummer 18-12) is de klacht tegen de notaris op alle onderdelen ongegrond verklaard. Klaagster is in hoger beroep gegaan. Het Gerechtshof heeft bij beslissing van 14 mei 2019 de bestreden beslissing bevestigd en klaagster niet-ontvankelijk verklaard in een nieuwe klacht. De feiten en oordelen in de beslissing op klacht 18-12 en in het arrest van het Gerechtshof hebben tussen partijen gezag van gewijsde.

2.2       Uit die beslissing, dat arrest en de stukken in onderhavige procedure blijken de volgende feiten.

Klaagster en de heer [D] (hierna te noemen: erflater) waren partners en hadden een notariële samenlevingsovereenkomst getekend. Erflater is op 18 oktober 2016 overleden.

Op 24 november 2016 heeft de notaris een verklaring van erfrecht afgegeven. Uit deze verklaring van erfrecht blijkt dat de twee kinderen van erflater, [E] (hierna te noemen: [E]) en [F] (hierna te noemen: [F]) de enige erfgenamen zijn van erflater. Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zij zijn tezamen bevoegd en gerechtigd tot beheer en vereffening van de nalatenschap.

Klaagster kreeg met de erfgenamen onenigheid over de verdeling van de gemeenschap tussen klaagster en erflater. Om tot een oplossing te komen heeft er op 19 juli 2017 ten kantore van mr. [G], notaris te [plaatsnaam], een bespreking plaatsgevonden tussen [E], de notaris als gevolmachtigde van klaagster en boedelnotaris mr. [G] in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Klaagster heeft op diezelfde dag in de ochtend een volmacht getekend.

Tijdens de bespreking is geen overeenstemming bereikt.

Op 20 juli 2017 hebben de erfgenamen een “package deal” voorgesteld. Klaagster heeft daarmee ingestemd, waarna een fysieke verdeling van de goederen onder leiding van de heer [H] zou plaatsvinden. Klaagster is op de afspraak teruggekomen.

3.     De klacht en het verweer.

3.1       Klaagster verwijt de notaris dat zij zich foutief heeft ingeschreven in het boedelregister. Door deze inschrijving niet aan te passen aan de werkelijkheid, geeft dit aanleiding tot verdraaiing van de feiten. Dit schaadt de zaak van klaagster tegen de erfgenamen.

Tijdens de civiele procedure hebben de erfgenamen/vereffenaars verklaard dat de notaris de enige betrokken notaris was. Hieruit blijkt dat de notaris de belangen van de erfgenamen boven die van klaagster heeft gesteld. De notaris benadeeld klaagster moedwillig, terwijl zij nota bene de partij-notaris voor klaagster was. Klaagster betaalde de declaraties van de notaris.

De notaris was vertrouwenspersoon en wist exact welke vorderingen klaagster op de erfgenamen had.

3.2       Op 24 november 2016 heeft de notaris de beneficiaire aanvaarding door de erfgenamen laten inschrijven in het boedelregister. Dit terwijl diezelfde dag de “gewaarmerkte vorderingen” van klaagster door de vereffenaars in ontvangst waren genomen en niet gegrond waren betwist. De vorderingen zijn diezelfde dag feitelijk schriftelijk aanvaard. De notaris had dit tezamen met de vereffenaars moeten melden aan de kantonrechter, omdat door deze vorderingen de boedel een gerede kans had op insolventie. Dit heeft de notaris nagelaten. Dat de notaris zelf heeft geopteerd om de vereffening te begeleiden heeft zeer in het nadeel van klaagster gewerkt. De notaris heeft de vereffenaars beschermd en geadviseerd met de voorkennis die de notaris had opgedaan tijdens de vertrouwelijke gesprekken met klaagster dat de vorderingen in november 2016 door klaagster bekend zouden worden gemaakt. Klaagster is daardoor benadeeld.

3.3       De notaris heeft geen boedelbeschrijving laten opmaken en heeft klaagster bewogen om haar vorderingen te laten vereffenen zonder de haar toekomende boedelbeschrijving. In strijd met de notariële verplichting heeft de notaris klaagster niet gewezen op de aan de transactie verbonden risico’s.

Per maart 2017 is mr. [G] benoemd tot boedelnotaris. De notaris wordt partij-notaris van klaagster. Zij is op de hoogte van de conflicterende belangen tussen klaagster als grootste schuldeiser en de vereffenaars.

In juli 2017 heeft klaagster geconstateerd dat zij geen inzage heeft gekregen in de boedelbeschrijving.

De vereffenaars hebben omvangrijke valsheid in geschrifte gepleegd in de pas in juni 2018 gedeponeerde boedelbeschrijving. Zij hebben zichzelf een bedrag toegeëigend van € 180.000,-, terwijl zij beneficiair hadden aanvaard. De vereffenaars hebben klaagster opgelicht over de werkelijke omvang van de boedel.

De notaris heeft klaagster niet alleen gedwongen om de laagste vordering in te dienen, gebaseerd op de door de notaris geregistreerde samenlevingsovereenkomst, zij heeft ook verzuimd klaagster te wijzen op de risico’s van een vereffening zonder inzicht in de boedelbeschrijving.

3.4       De notaris heeft verweer gevoerd, waarop – voor zover nodig – hierna zal worden ingegaan.

4.     De beoordeling van de klacht

4.1       Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

Klachtonderdeel 1: foutieve registratie boedelregister

4.2       Vaststaat dat de notaris op 24 november 2016 de verklaring van erfrecht heeft afgegeven. Daarmee is ze betrokken notaris geworden. Ze is, mogelijk vanwege de voorbereidende werkzaamheden, reeds op 9 november 2016 als zodanig ingeschreven in het boedelregister. De termijn om daarover te klagen was op het moment van het indienen van het onderhavige klaagschrift reeds verstreken. Die termijn kan niet worden verlengd of zelfs onbegrensd worden gemaakt door een (gesteld) onjuiste inschrijving te duiden als een voortdurend nalaten die inschrijving te verwijderen. Klaagster is in dit klachtonderdeel dan ook niet ontvankelijk.

Ten overvloede overweegt de Kamer dat, ondanks de inschrijving vóór afgeven van de verklaring, de inschrijving niet foutief is geweest. Reeds daarop zou dit klachtonderdeel bij een inhoudelijke beoordeling afgestuit zijn.

Klachtonderdeel 2: insolvente boedel niet gemeld/laten melden

4.3       In artikel 4:199, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een erfgenaam ten spoedigste mededeling doet aan de kantonrechter indien blijkt dat de schulden van de benificiair aanvaarde nalatenschap de baten overtreffen. Vast staat dat de notaris geen erfgenaam was, zodat die plicht niet op haar rustte. Nu de notaris verder boedelnotaris noch vereffenaar was, kan daarin geen aanknopingspunt voor een eventuele afgeleide plicht worden gevonden. Uit de door klaagster opgestelde en overgelegde boedelbeschrijving (productie 21 bij het klaagschrift) blijkt een boedel met een positief saldo van € 332.405,26, zodat ook overigens onvoldoende duidelijk is dat er een te melden toestand bestond.  

4.4       Het klachtsubonderdeel dat de notaris de erfgenamen heeft bevoordeeld door hen te adviseren beneficiair te aanvaarden slaagt evenmin. Als notaris die aangezocht was om de verklaring van erfrecht op te stellen, rustte op haar de plicht de erfgenamen voor te lichten over de wijze van aanvaarden en verwerpen. De beslissing is aan de erfgenamen zelf. Van enig klachtwaardig handelen in dat kader door de notaris is niet gebleken.  

Klachtonderdeel 3a: geen boedelbeschrijving laten opmaken

4.5       Omdat de notaris geen boedelnotaris was – dat was notaris [G] – viel het buiten haar  invloedssfeer om een boedelbeschrijving op te stellen of op te laten stellen. Dat klachtsubonderdeel faalt.

Klachtonderdeel 3b : klaagster bewogen tot vereffening zonder boedelbeschrijving,, niet gewezen op risico’s.

4.6       In het arrest van het Gerechtshof van 14 mei 2019 is onder 6.3.2 overwogen: “Op grond van de stukken in het dossier acht het hof genoegzaam gebleken dat op 19 juli 2017 geen overeenstemming tussen partijen is bereikt, hetgeen klaagster gelet op het e-mailbericht van de kandidaat-notaris van 19 juli 2017 ook bekend kon zijn”. Dat klaagster is bewogen tot vereffening blijkt niet, zodat ook het klachtwaardig handelen van de notaris daarbij niet zal kunnen blijken. De notaris heeft onbestreden aangevoerd dat zij bij de later getroffen schikking niet betrokken geweest is. Ten slotte is onvoldoende feitelijke onderbouwing aangedragen voor het oordeel dat er voor de notaris aanleiding moest zijn geweest om klaagster, die tevens werd bijgestaan door een advocaat, voor de gestelde risico’s te waarschuwen. Dit klachtsubonderdeel faalt eveneens.

4.7       Ook o verigens zijn in het klaagschrift en ter zitting onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht om tot een gegrondverklaring van de klacht aanleiding te geven.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

-        verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht voor zover die ziet op de inschrijving van de notaris in het boedelregister;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt, voorzitter, R. Cats en J.T.A. van der Stok, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2021.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.