ECLI:NL:TNORARL:2021:27 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/379874 / KL RK 20 - 137

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:27
Datum uitspraak: 28-06-2021
Datum publicatie: 29-06-2021
Zaaknummer(s): C/05/379874 / KL RK 20 - 137
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   De oud-notaris heeft, ondanks daartoe expliciet in de gelegenheid te zijn gesteld,  geen inzicht heeft gegeven in de gang van zaken rondom het opstellen en passeren van het testament  en de wijze waarop de oud-notaris zich, bezien ook in het licht van de indicatoren van het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid, een oordeel heeft gevormd over de wilsbekwaamheid van erflater. De enkele omstandigheid dat de oud-notaris - zonder nadere feitelijke onderbouwing - stelt dat een andere notaris erflater op een later moment ook nog wilsbekwaam heeft geacht, zegt immers niets over de zorgvuldigheid waarmee de oud-notaris de wilsbekwaamheid van erflater heeft vastgesteld en het is nu juist op dat punt dat de oud-notaris hier gevraagd is verantwoording af te leggen. De oud-notaris is daar naar het oordeel van de kamer niet in geslaagd en dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. De klacht wordt daarom gegrond verklaard.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:          C/05/379874 / KL RK 20 - 137

eindbeslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

klaagster,

gemachtigde: mr. K.O. Valentien,

tegen

[N.],

oud-notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de oud-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1   Het verloop van de procedure blijkt uit

          - de tussenbeslissing van 6 april 2021;

          - de nadere toelichting van de notaris van 3 mei 2021;

          - de reactie van klaagster van 31 mei 2021.

1.2 De kamer heeft de klacht in de raadkamer van 15 juni 2021 nader beoordeeld.

2. De feiten

2. Vanwege de zelfstandige leesbaarheid van deze beslissing zullen ook de feiten die reeds

opgenomen waren in de tussenbeslissing van 6 april 2021, in het onderstaande

opgenomen worden.

2.1 Op 20 september 2019 heeft de oud-notaris een levenstestament (hierna: het levenstestament) gepasseerd waarbij klaagster is benoemd tot algemeen gevolmachtigde van haar partner [P.] (hierna: erflater).

2.2 Eveneens op 20 september 2019 heeft de oud-notaris een testament (hierna: het testament) gepasseerd waarbij erflater zijn wettige echtgenote [E.] heeft onterfd en klaagster en zijn kinderen tot erfgenamen heeft benoemd.

2.3 Op 20 januari 2020 heeft de oud-notaris in aanvulling op het testament van

20 september 2019 een akte gepasseerd waarbij de notaris is benoemd tot executeur van de nalatenschap van erflater.

2.4 Op 14 februari 2020 is de bij het levenstestament door erflater aan klaagster verleende volmacht ingetrokken. Klaagster is op 21 juli 2020 van deze intrekking op de hoogte geraakt.

2.5 Medio april 2020 heeft erflater het testament herroepen.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij bij de herroeping van het testament heeft gehandeld in strijd met het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid (hierna: het Stappenplan).

3.2 Het verweer van de oud-notaris, als gevoerd na de tussenbeslissing van 6 april 2021 en voor zover van belang, wordt hierna besproken.

4. De beoordeling

Norm

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de oud-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 17 Wna bepaalt dat de notaris zijn ambt uitoefent in onafhankelijkheid en de belangen behartigt van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.

4.3.1 De norm van zorgvuldigheid wordt, als het gaat om het bepalen van wilsbekwaamheid door de notaris, onder meer ingevuld door het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid (hierna: Stappenplan) zoals vastgesteld door het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), oorspronkelijk in 2006 en laatstelijk in april 2021.

4.3.2 Het Stappenplan geeft een opsomming van zogenaamde indicatoren (hierna: de indicatoren) aan de hand waarvan een notaris in de eerste plaats bepaalt of nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid noodzakelijk is. Indien dat het geval is, spelen de indicatoren vervolgens ook een rol bij de vraag hoe, in hoeverre en door wie dit nader onderzoek ingesteld dient te worden.

4.3.3 Met andere woorden, het is volgens het Stappenplan mogelijk dat een notaris de indicatoren van het stappenplan toepast en aan de hand daarvan tot de conclusie komt dat nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid niet noodzakelijk is.

4.4 Toetsing

4.4.1 Bij de beoordeling van een concrete zaak als de voorliggende, waarin de oud-notaris erflater wilsbekwaam heeft bevonden, dient de kamer dus na te gaan of en hoe de oud-notaris het Stappenplan heeft toegepast en hoe hij in dat verband tot zijn conclusie is gekomen.

4.4.2 De oud-notaris is om die reden bij de tussenbeslissing in de gelegenheid gesteld inhoudelijk verweer te voeren en daarbij is de oud-notaris ook met zoveel woorden gevraagd zich zo gedetailleerd mogelijk uit te laten over de gang van zaken bij de totstandkoming van (de herroeping van) het testament en de wijze waarop hij zich een oordeel heeft gevormd over de wilsbekwaamheid van erflater.

4.4.3 In reactie hierop heeft de oud-notaris beschreven dat hij erflater meerdere keren als cliënt heeft ontmoet. Daarbij ging het er telkens om dat erflater een (levens)testament wenste op te maken. De oud-notaris vermeldt dat erflater bij alle ontmoetingen die de oud-notaris met hem had zichtbaar hinder ondervond van zijn ernstige longaandoening die hem noopte tot het gebruik van apparatuur om zijn zuurstofpeil op een goed niveau te houden. Ondanks deze beperking was erflater naar de indruk van de oud-notaris in alle gevallen zonder meer wilsbekwaam, ook toen de oud-notaris de laatste keer contact met hem had over het testament waar het in deze zaak om gaat. Omdat erflater toen vanwege de corona-voorzorgsmaatregelen in een verpleeghuis verbleef, heeft het passeren van het testament hier plaatsgevonden. De oud-notaris stelt dat erflater, net als de vorige keren, geestelijk helder en vastberaden was.

4.4.4 De kamer overweegt dat de oud-notaris met deze beschrijving geen inzicht heeft gegeven in de gang van zaken die geleid heeft tot het opstellen en het passeren van betreffende testament van erflater en de wijze waarop de oud-notaris zich (objectief bezien) een oordeel heeft gevormd over de wilsbekwaamheid van erflater, anders dan ‘erflater was geestelijk helder en vastberaden’. De oud-notaris heeft onder meer niet vermeld of de oud-notaris erflater voor de wijziging waar het hier om gaat, één of twee maal persoonlijk heeft gesproken, of bijvoorbeeld eenmaal telefonisch en eenmaal persoonlijk. Ook vermeldt de oud-notaris niet hoe en door wie de afspraken voor bedoelde ontmoeting(en) gemaakt is/zijn en op welke datum/data. Uit de beschrijving blijkt bovendien niet hoe de oud-notaris de wensen van erflater voor wat betreft de wijziging heeft geïnventariseerd en of er iemand bij het gesprek/de gesprekken aanwezig was en zo ja wie dat geweest is. Ook wordt uit de beschrijving niet duidelijk of de notaris erflater voorafgaand aan het passeren van het gewijzigde testament een concept heeft toegestuurd en hoe erflater daarop al dan niet heeft gereageerd. De kamer is van oordeel dat het de oud-notaris na de tussenuitspraak duidelijk moest zijn dat hij deze informatie diende te verstrekken, mede in het licht van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling waarin de oud-notaris desgevraagd heeft meegedeeld te beschikken over aantekeningen van de gang van zaken ten tijde van het passeren van het onderhavige testament. Dit klemt te meer nu buiten kijf staat dat erflater een ernstige ziek man was die verbleef in een verpleeghuis en die in korte tijd diverse verzoeken tot het aanpassen van het testament heeft gedaan.

4.4.5 De kamer kan, nu de hiervoor genoemde gegevens ontbreken, niet beoordelen hoe de oud-notaris de wilsbekwaamheid van erflater heeft beoordeeld. Dit betekent dat de oud-notaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de wilsbekwaamheid van erflater op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld.

4.4.6 De enkele omstandigheid dat de oud-notaris - zonder nadere feitelijke onderbouwing – stelt dat een andere notaris erflater op een later moment ook nog wilsbekwaam heeft geacht, zegt immers niets over de zorgvuldigheid waarmee de oud-notaris de wilsbekwaamheid van erflater heeft vastgesteld en het is nu juist op dat punt dat de oud-notaris hier gevraagd is verantwoording af te leggen. De oud-notaris is daar naar het oordeel van de kamer niet in geslaagd en dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. De klacht wordt daarom gegrond verklaard.

4.5 Maatregel

De kamer zal de oud-notaris de maatregel van waarschuwing opleggen. Deze maatregel is naar het oordeel van de kamer in overeenstemming met de aard en ernst van de geconstateerde tekortkoming. De kamer weegt daarbij mee dat de oud-notaris niet eerder voor een vergelijkbare tekortkoming een maatregel is opgelegd.

4.6 Kostenveroordeling en terugbetaling griffierecht

4.6.1 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de oud-notaris op grond van artikel

99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

4.6.2 De kamer ziet aanleiding om de oud-notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de Tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat zoals die geldt voor klachten ingediend voor 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00;

4.6.3 De kamer ziet voorts gelet op bovengenoemde regelgeving aanleiding klaagster een vergoeding toe te kennen in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarvoor worden in dit geval 2 punten à € 500,00 met een wegingsfactor 1, derhalve een bedrag van € 1.000,00, toegekend. Eén voor het indienen van de klacht en één voor het bijwonen van de zitting.

4.6.4 De oud-notaris moet het griffierecht en de kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de oud-notaris.

4.6.5 Verder ziet de kamer aanleiding om de oud-notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de Tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,00, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De oud-notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de oud-notaris de maatregel van waarschuwing op;

- bepaalt dat de oud-notaris klaagster het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 en de gemaakte forfaitaire kosten van € 50,00, alsmede de vergoeding kosten rechtsbijstand van€ 1.000,00 vergoedt op de wijze als bepaald onder 4.6.3;

- bepaalt dat de oud-notaris de kosten voor behandeling van deze zaak van € 3.500,00 betaalt op de wijze als bepaald onder 4.6.5.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. H.J.T. Vos en

mr. F. Drost, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.