Zoekresultaten 18121-18130 van de 42898 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:164 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1058.2016

    Klager is het er niet mee eens dat de gerechtsdeurwaarder nog een bedrag probeert te incasseren. De voorzitter was van oordeel dat klager niet aannemelijk had gemaakt dat hij de thans nog gevorderde kosten van de eerdere procedure reeds had voldaan. Klager is het met dit oordeel van de voorzitter niet eens en heeft daarom verzet ingesteld. De Kamer acht het verzet niet gegrond, omdat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:165 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 930.2016

    Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat deze hem lastig vallen met een onterechte vordering. Desgevraagd zijn de gerechtsdeurwaarders niet in staat gebleken om de onderliggende stukken die op de vermeende vordering betrekking hebben te tonen. De voorzitter heeft geoordeeld dat een gerechtsdeurwaarder een aan hem ter incasso overgedragen vordering slecht summier hoeft te beoordelen, niet inhoudelijk hoeft te toetsen en evenmin alle onderliggende stukken in zijn bezet behoeft te hebben. Tegen dit oordeel heeft klager verzet ingesteld. De Kamer is het met klager eens dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat klager heeft aangevoerd dat hij nooit was aangemaand voor het eigen risico 2006. Klager had dat juist wel aangevoerd. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel en het verzet is daarom ongegrond. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:280 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.178

      Op 4 oktober 2016 heeft het Centraal Tuchtcollege in een andere zaak een beslissing gegeven in beroep naar aanleiding van een door klager tegen de arts ingediende klacht. Klager verwijt de arts dat hij in die zaak bij het Centraal Tuchtcollege een valse verklaring heeft afgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart klager ontvankelijk in de klacht, en wijst de klacht af.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2017:217 Raad van Discipline Amsterdam 17-623/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Klager heeft in het geheel niet onderbouwd dat het door verweerder overgelegde bewijsmateriaal vervalst is en al helemaal niet dat verweerder dit wist.

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:168 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 186.2016

    Er is loonbeslag gelegd ten laste van klager voor een schuld van diens echtgenote. Klager en zijn echtgenote zijn op huwelijkse voorwaarden getrouwd met koude uitsluiting.Nu de gerechtsdeurwaarder wist dat hij op het inkomen van klager loonbeslag legde voor een vordering op diens echtgenote brengt de in acht te nemen zorgvuldigheid mee dat de gerechtsdeurwaarder op voorhand het huwelijksgoederenregister had moeten raadplegen om te bezien of klager wellicht op huwelijkse voorwaarden was getrouwd. Nu de gerechtsdeurwaarder dat niet heeft gedaan en derhalve het risico heeft genomen dat hij onterecht beslag zou leggen op het inkomen van klager, is de klacht gegrond. Daaraan doet niet af dat raadpleging van dat register mogelijk geen definitief uitsluitsel zou hebben gegeven. Volgens artikel 475 lid 2 Rv heeft de gerechtsdeurwaarder aan de werkgever van klager het formulier toegezonden waarop de werkgever de verklaring zoals bedoeld in artikel 476b Rv heeft gedaan. De wijze waarop de gerechtsdeurwaarder dit formulier heeft ingevuld voldoet aan de bijlage bij het Besluit verklaring derdenbeslag. De werkgever heeft dit formulier erg snel ingevuld en aan de gerechtsdeurwaarder geretourneerd en heeft niet de wettelijke termijn van vier weken afgewacht. De gerechtsdeurwaarder heeft hiervan een kopie aan klager gestuurd. Dit was voor de gerechtsdeurwaarder echter geen reden om het proces-verbaal van beslag niet aan klager over te betekenen. De klacht is gedeeltelijke gegrond en aan de gerechtsdeurwaarder wordt een berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:276 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.273

      Klacht tegen gz-psycholoog. Klager is bij een auto-ongeval van achteren aangereden en heeft licht traumatisch hersenletsel opgelopen. In het kader van een wettelijke aansprakelijkheidsprocedure heeft de rechtbank een neuroloog ingeschakeld. Op verzoek van deze neuroloog heeft verweerster, gz-psycholoog, een neuropsychologisch onderzoek verricht met de bedoeling de bevindingen van dat onderzoek in het rapport van de neuroloog te integreren. Klager verwijt verweerster dat zij: 1. hem heeft onderzocht tijdens een niet in ruste zijnde hersenschudding; 2. in het rapport hem als leugenaar heeft weggezet door te zeggen dat hij onderpresteert; 3. de verzekering heeft bedrogen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft dit oordeel en voegt daaraan ten aanzien van het eerste klachtonderdeel toe dat de gz-psycholoog ter zitting in beroep heeft uitgelegd dat zij geen beperkingen bij klager heeft waargenomen die toe te schrijven zijn aan een eventuele hersenschudding, dat zij het ongeval in haar beoordeling heeft betrokken en dat zij geconcludeerd heeft dat er geen belemmering bestond om het onderzoek op dat moment uit te voeren. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege kon de gz-psycholoog in redelijkheid tot dat oordeel komen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:277 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.466

      Klaagster heeft bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst bijzondere bijstand aangevraagd in het kader van de regeling medische meerkosten. Een adviesbureau is gevraagd een sociaal medisch advies uit te brengen met betrekking tot de noodzaak van deze meerkosten. Verweerster, arts maatschappij en gezondheid, is aan dit bureau verbonden en was met het genoemde onderzoek belast.  Klaagster verwijt verweerster dat zij 1) geen onafhankelijk en objectief onderzoek heeft gedaan naar de daadwerkelijke noodzaak van de aangevraagde voorzieningen; 2) geen lichamelijk onderzoek heeft gedaan waardoor zij conclusies kan trekken; 3) geen kennis heeft van ziektebeelden waardoor zij correct kan en mag indiceren; 4) zich niet houdt aan de gedragsregels van medici door zich te laten beïnvloeden door een opdrachtgever welke regels stelt (volgens haar) waardoor ze niet onafhankelijk en objectief kan indiceren; 5) zich niet houdt aan afspraken dat indien zaken onduidelijk zijn zij in samenspraak met klaagster vervolgvragen opstelt noch afdoende vervolgvragen stelt; 6) zich bezig houdt met financiële aangelegenheden hetgeen niets met de medische aangelegenheden te maken heeft. Dat is haar taak als indicerend persoon niet; 7) mogelijk heeft gehandeld volgens de regels van het adviesbureau, maar niet volgens de in de Nederland geldende wetgeving en de voor haar geldende beroepsregels. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:278 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.467

      Klager heeft bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst bijzondere bijstand aangevraagd in het kader van de regeling medische meerkosten. Een adviesbureau is gevraagd een sociaal medisch advies uit te brengen met betrekking tot de noodzaak van deze meerkosten. Verweerster, arts maatschappij en gezondheid, is aan dit bureau verbonden en was met het genoemde onderzoek belast. Klager verwijt verweerster dat zij 1) geen onafhankelijk en objectief onderzoek heeft gedaan naar de daadwerkelijke noodzaak van de aangevraagde voorzieningen; 2) geen lichamelijk onderzoek heeft gedaan waardoor zij conclusies kan trekken; 3) geen kennis heeft van ziektebeelden waardoor zij correct kan en mag indiceren; 4) zich niet houdt aan de gedragsregels van medici door zich te laten beïnvloeden door een opdrachtgever welke regels stelt (volgens haar) waardoor ze niet onafhankelijk en objectief kan indiceren; 5) zich niet houdt aan afspraken dat indien zaken onduidelijk zijn zij in samenspraak met klager vervolgvragen opstelt noch afdoende vervolgvragen stelt; 6) zich bezig houdt met financiële aangelegenheden hetgeen niets met de medische aangelegenheden te maken heeft. Dat is haar taak als indicerend persoon niet; 7) mogelijk heeft gehandeld volgens de regels van het adviesbureau, maar niet volgens de in de Nederland geldende wetgeving en de voor haar geldende beroepsregels. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:279 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.489

      Klacht tegen gz-psycholoog. Verweerster is opgeleid tot gz-psycholoog/klinisch psycholoog. Zij is werkzaam als directeur behandelzaken bij een hulpverleningsinstelling. Klager is in 2010 voor behandeling verwezen naar de hulpverleningsinstelling, waar verweerster zijn hoofdbehandelaar werd. In 2014 is de behandelrelatie beëindigd. Klager is van mening dat hij tijdens de periode waarin hij behandeld werd niet de zorg en de begeleiding heeft ontvangen die passend is bij iemand die getraumatiseerd en hoogbegaafd is. Klager heeft veel meegemaakt in zijn leven en heeft iedere dag last van de gevolgen daarvan. Desalniettemin heeft verweerster zonder enige vorm van overleg de behandelrelatie opgezegd. Volgens klager was toegezegd dat hij een andere behandelaar zou krijgen. Dit is nooit gebeurd. De keren dat klager nog contact met verweerster zocht, begon ze te schreeuwen en bedreigde ze hem. Klager is psychisch alleen maar achteruit gegaan tijdens de behandeling. Door het gebrek aan adequate zorgverlening is hij nu kapot en zwaar depressief. Hij voelt zich bedonderd en gebruikt. Verweerster is niet geschikt voor haar beroep, aldus klager. Het RTG Groningen heeft de klacht afgewezen. Ook het Centraal Tuchtcollege wijst de klacht af nu noch gebleken is van een onjuiste behandeling en beëindiging van de behandelrelatie noch van een onheuse bejegening.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2017:216 Raad van Discipline Amsterdam 17-564/A/A/D

    Verzoek ex artikel 60b Advocatenwet. Verweerder langdurig afwezig en onbereikbaar zonder adequate waarnemingsregeling. Niet duidelijk in hoeverre en waar verweerder kantoor houdt. Deken gefrustreerd in toezichthoudende taak. Verweerder heeft kantoorruimte onbeheerd achtergelaten en sleutel overhandigd aan derden die deur kennelijk hebben geopend en vervolgens niet hebben afgesloten, zodat het voor onbevoegden mogelijk moet zijn geweest zich toegang tot kantoorruimte te verschaffen en dossiers in te zien. Verzoek om aanhouding afgewezen, verzoek tot schorsing met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd toegewezen.