ECLI:NL:TGZCTG:2017:276 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.273

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:276
Datum uitspraak: 12-10-2017
Datum publicatie: 12-10-2017
Zaaknummer(s): c2016.273
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen gz-psycholoog. Klager is bij een auto-ongeval van achteren aangereden en heeft licht traumatisch hersenletsel opgelopen. In het kader van een wettelijke aansprakelijkheidsprocedure heeft de rechtbank een neuroloog ingeschakeld. Op verzoek van deze neuroloog heeft verweerster, gz-psycholoog, een neuropsychologisch onderzoek verricht met de bedoeling de bevindingen van dat onderzoek in het rapport van de neuroloog te integreren. Klager verwijt verweerster dat zij: 1. hem heeft onderzocht tijdens een niet in ruste zijnde hersenschudding; 2. in het rapport hem als leugenaar heeft weggezet door te zeggen dat hij onderpresteert; 3. de verzekering heeft bedrogen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft dit oordeel en voegt daaraan ten aanzien van het eerste klachtonderdeel toe dat de gz-psycholoog ter zitting in beroep heeft uitgelegd dat zij geen beperkingen bij klager heeft waargenomen die toe te schrijven zijn aan een eventuele hersenschudding, dat zij het ongeval in haar beoordeling heeft betrokken en dat zij geconcludeerd heeft dat er geen belemmering bestond om het onderzoek op dat moment uit te voeren. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege kon de gz-psycholoog in redelijkheid tot dat oordeel komen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.273 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., gz-psycholoog, werkzaam te D.,

verweerster in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 18 december 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag, ingekomen bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven op 29 december 2015, tegen C. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 juni 2016, onder nummer 15208, heeft laatstgenoemd College de klacht afgewezen.  

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft voorts kennisgenomen van de brief met bijlagen van 25 augustus 2017 van klager.

De klacht is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 12 september 2017, waar is verschenen klager, bijgestaan door de heer E. en de gz-psycholoog.

De heer E., klager en de gz-psycholoog hebben hun standpunten toegelicht mede aan de hand van pleitaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd. Partijen hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

" 2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Op 3 december 2009 vond een auto-ongeval plaats, waarbij klager van achter werd aangereden. Er was bij klager sprake van licht traumatisch hersenletsel. In het kader van een wettelijke aansprakelijkheidsprocedure heeft de rechtbank een neuroloog ingeschakeld. Op verzoek van deze neuroloog heeft verweerster neuropsychologisch onderzoek (NPO) verricht bij klager, met de bedoeling om de NPO-bevindingen te integreren in het expertiserapport en eindoordeel van de neuroloog.

Verweerster heeft klager op haar praktijkadres gezien op 22 mei 2015 van 9.30 uur tot 13.30 uur. Verweerster had klager al per brief uitgenodigd voor dit onderzoek op

22 mei 2015. Deze aanvankelijke afspraak is, na enig e-mailcontact tussen partijen over de tijdige beschikbaarheid van eerdere rapportages, uiteindelijk bevestigd en ook doorgegaan. Uit de e-mails, alle op 19 mei 2015:

Van verweerster aan klager:

“(…)

Ik wil dan ook op korte termijn een nieuwe NPO afspraak met u maken en verzoek u mij te laten weten wanneer ik u kan verwachten:

-                  vrijdag 22 mei (aanvankelijke afspraak)

-                  donderdag 28 mei

-                  zaterdag 30 mei

-                  tijd en locatie zijn ongewijzigd (zie uitnodigingsbrief).”

Van klager aan verweerster:

“Misschien is het bij u nog niet bekend, maar ik heb de afgelopen week weer een auto-ongeluk gehad, waardoor ik niets tot beperkt bepaalde zaken kon oppakken.

Ik heb de afgelopen week alleen maar plat gelegen ivm o.a. een hersenschudding, hoofd- rug- nek- schouder- spier- borst- arm- en buikklachten, enz. dus ik heb wel wat anders aan mijn hoofd gehad(….)

22 mei had van mij gewoon door mogen gaan en is mij ook ontgaan door problemen. En begrijp ook niet waarom dit niet doorgaat.”.

(….)

Van verweerster aan klager:

“Begrijp ik goed uit uw mail dat ik u aanstaande vrijdag, 22 mei 9.30 uur mag verwachten?”

Van klager aan verweerster: “Als ik mag komen vrijdag 22 mei 2015, dan kom ik.”

In het onderzoeksrapport vermeldt verweerster dat er sterke aanwijzingen zijn voor onderpresteren.

Na afronding van het onderzoek heeft verweerster de opdrachtgevende neuroloog gefactureerd voor een bedrag van € 1500,- (exclusief BTW).

Na 22 mei 2015 is er geen contact meer tussen partijen geweest.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster dat zij:

a.               hem heeft onderzocht tijdens een niet in ruste zijnde hersenschudding;

b.               in het rapport hem als leugenaar heeft weggezet door te zeggen dat hij onderpresteert;

c.               de verzekering heeft bedrogen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij is van mening dat de verwijten geen doel treffen. Op haar verdere verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Ad a

Het college stelt om te beginnen vast dat klager zijn stelling dat hij ten tijde van het onderzoek een niet in ruste zijnde hersenschudding had, niet medisch heeft onderbouwd, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Alleen al op deze grond kan dit onderdeel van de klacht niet slagen. Daar komt nog bij dat verweerster klager alle gelegenheid heeft geboden op een latere datum te komen, maar dat het juist klager is geweest die de afspraak door wilde laten gaan. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad b

Verweerster heeft terecht aangevoerd dat in onderzoeken waar een financieel belang van de betrokkene een rol speelt, zoals in het geval van klager, tests die controleren of de betrokkene naar beste kunnen presteert, niet mogen ontbreken. Deze testen gaven een afwijkend prestatiepatroon te zien. Op basis daarvan kon en mocht verweerster concluderen dat er sterke aanwijzingen waren voor onderpresteren. Met liegen heeft dit niets van doen. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad c

Ook het laatste klachtonderdeel is ongegrond. Niet valt in te zien hoe verweerster, die een naar het oordeel van het college zeer redelijk bedrag heeft gedeclareerd, de verzekering zou hebben bedrogen. "

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging 2. "Vaststaande feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep heeft klager zijn hiervoor onder 3. "Het standpunt van klager en de klacht" vermelde klacht herhaald en nader toegelicht. De gz-psycholoog heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2       Klager is in beroep gekomen tegen de ongegrondverklaring van zijn klacht dat de gz-psycholoog hem heeft onderzocht tijdens een niet in ruste zijnde hersenschudding (klachtonderdeel a).

4.3       Evenals het Regionaal Tuchtcollege overweegt het Centraal Tuchtcollege dat klager zijn stelling dat hij ten tijde van het onderzoek een niet in ruste zijnde hersenschudding had, niet heeft onderbouwd met enig medisch schriftelijk stuk waaruit dit kan volgen. Een dergelijke onderbouwing had wel op zijn weg gelegen. Alleen al op deze grond kan dit onderdeel van de klacht niet slagen. Daar komt nog bij dat de gz-psycholoog klager alle gelegenheid heeft geboden op een latere datum te komen, maar dat het juist klager is geweest die de afspraak door wilde laten gaan. Het Centraal Tuchtcollege voegt daaraan toe dat de gz-psycholoog ter terechtzitting in beroep heeft uitgelegd dat zij tijdens het onderzoek geen beperkingen bij klager heeft waargenomen die toe te schrijven zouden kunnen zijn aan een eventuele recente hersenschudding, dat zij het ongeval in haar beoordeling heeft betrokken en dat zij geconcludeerd heeft dat er geen belemmering bestond om het onderzoek op dat moment uit te voeren. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege kon de gz-psycholoog in redelijkheid tot dat oordeel komen. Klachtonderdeel a is dan ook terecht ongegrond verklaard.

4.4       Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c, inhoudende dat de gz-psycholoog klager in het rapport als leugenaar heeft weggezet door te zeggen dat hij onderpresteert en dat de gz-psycholoog voorts de verzekering heeft bedrogen, komt het Centraal Tuchtcollege tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege te dien aanzien onder overweging 5 van de bestreden uitspraak heeft overwogen over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de gz-psycholoog op basis van de testresultaten van de tests die controleren of de betrokkene naar beste kunnen presteert, mocht concluderen dat er sterke aanwijzingen waren voor onderpresteren, alsmede het oordeel dat niet valt in te zien hoe de gz-psycholoog, die een naar het oordeel van het college zeer redelijk bedrag heeft gedeclareerd, de verzekering zou hebben bedrogen.

4.5       Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,

mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. T.W.H.E. Schmitz, leden juristen en drs. M.A.J. Hagenaars en drs. R.M.H. Schmitz, leden-beroepsgenoten en mr. A.R. Sijses, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2017.

Voorzitter  w.g.           Secretaris  w.g.