ECLI:NL:TGZCTG:2017:280 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.178

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:280
Datum uitspraak: 12-10-2017
Datum publicatie: 12-10-2017
Zaaknummer(s): c2017.178
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Op 4 oktober 2016 heeft het Centraal Tuchtcollege in een andere zaak een beslissing gegeven in beroep naar aanleiding van een door klager tegen de arts ingediende klacht. Klager verwijt de arts dat hij in die zaak bij het Centraal Tuchtcollege een valse verklaring heeft afgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart klager ontvankelijk in de klacht, en wijst de klacht af.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.178 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., arts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 2 december 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Deze klacht is vervolgens doorgeleid naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle. Aldaar is de klacht op 8 december 2016 ontvangen. Bij beslissing in raadkamer van 27 februari 2017, onder nummer 307/2016, heeft laatstgenoemd college klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 september 2017, waar is verschenen klager. De arts is, zoals tevoren telefonisch medegedeeld, niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1 In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:

“2. DE FEITEN

Op 4 oktober 2016 heeft het Centraal Tuchtcollege onder nr. c2015.429 een beslissing gegeven in beroep naar aanleiding van een door klager tegen verweerder in eerste aanleg bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam ingediende klacht.

Het huidige klaagschrift heeft betrekking op hetgeen als verklaring van verweerder is vermeld in het proces-verbaal van de zitting van het Centraal Tuchtcollege van

25 augustus 2016. Verweerder heeft volgens het proces-verbaal aldaar gezegd dat hij beschikte over een afrondende schriftelijke rapportage van psychiater E..”

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:

“3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder dat hij bij het Centraal Tuchtcollege een valse verklaring heeft afgelegd door in strijd met de waarheid te verklaren dat hij een afgeronde verklaring van psychiater E. had.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder vraagt zich allereerst af of de klacht zijn functioneren als arts betreft, nu klager het heeft over een valse verklaring en niet een valse medische verklaring. Inhoudelijk voert hij aan dat het proces-verbaal op een aantal punten een woordkeuze vermeldt die niet de zijne is geweest. Hier van belang is dat hij bestrijdt dat hij het woord “afgerond” heeft gebruikt.”

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

“5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Voor de vraag of klager kan worden ontvangen in zijn klacht, is van belang dat het CTG bij beslissing van 12 januari 2016 (ECLI:NL:TGZCTG:2016:37) heeft bepaald dat indien de klacht aan de orde stelt dat opzettelijk in strijd met de waarheid in een eerdere tuchtrechtelijke procedure een verklaring is afgelegd omtrent de wetenschap die een arts heeft met betrekking tot de behandeling van zijn patiënt, degene die hierover klaagt kan worden ontvangen in zijn klacht.

5.2

De vraag ligt voor of dit meebrengt dat ook de onderhavige klager moet worden ontvangen in zijn klacht. Het college is van oordeel dat dit niet het geval is. Het CTG heeft klaarblijkelijk in voormelde uitspraak van 12 januari 2016 het opzettelijk afleggen van een verklaring in strijd met de waarheid over de behandeling van de gezondheidstoestand van een patiënt op het oog gehad.

Daarvan is hier geen sprake, in dit geval stelt klager aan de orde dat verweerder dit zou hebben gedaan met betrekking tot de informatie waarover hij beschikte alvorens zijn rapportage op te stellen hetgeen de kern van de behandelde klacht in eerste aanleg en hoger beroep was. Dat is geen handelen waarover in een nieuwe procedure moet kunnen worden geklaagd en reeds dat moet leiden tot niet-ontvankelijkheid. Daar komt in dit geval het volgende bij. In beginsel dient hetgeen een verweerder bij een tuchtrechtelijke zitting naar voren brengt binnen die procedure te worden beoordeeld. Leugenachtige of onjuiste verklaringen kunnen worden meegenomen in de beoordeling van de gegrondheid van de klacht en, bij gegrondverklaring, de zwaarte van de maatregel. Een klager kan daartoe hetgeen de ander heeft aangevoerd zijnerzijds gemotiveerd bestrijden. Klager is echter bij de zitting van het CTG niet verschenen. Daardoor heeft het CTG in de vorige procedure geen oordeel kunnen geven over hetgeen klager thans in een afzonderlijke procedure aan de orde stelt. In een dergelijke situatie prevaleert in beginsel de regel dat men niet andermaal tuchtrechtelijk op hetzelfde handelen kan worden aangesproken (ne bis in idem).

De conclusie uit het voorgaande is dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht.

5.3

Om reden aan het algemeen belang ontleend zal op na te noemen wijze bekendheid worden gegeven aan deze beslissing.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Het beroep strekt ertoe – zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege – dat klager alsnog wordt ontvangen in zijn klacht en dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.

4.2 De arts heeft in zijn verweerschrift in beroep gemotiveerd verweer gevoerd en

geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3 Volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege handelt een arts in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG), indien hij in een tuchtrechtelijke procedure opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring aflegt omtrent wetenschap die hij heeft als arts met betrekking tot de behandeling van zijn patiënt (ECLI:NL:TGZCTG:2016:37). Gelet hierop is het Centraal Tuchtcollege, anders dan het Regionaal Tuchtcollege, van oordeel dat klager in zijn klacht kan worden ontvangen.

4.4. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege kan niet in stand blijven.

4.5 Alsnog zal onderzocht moeten worden of de arts daadwerkelijk opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring heeft afgelegd ter gelegenheid van de behandeling van de eerdere klacht op 25 augustus 2016.

4.4 De arts bestrijdt de stelling van klager dat hij op de terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 augustus 2016 een valse verklaring heeft afgelegd. Hij heeft op die terechtzitting níet gezegd dat hij beschikte over een afgeronde rapportage van psychiater E.. Hij betwist het woord “afgerond” te hebben gebruikt. De lezingen van partijen verschillen dus van elkaar. Niet is vast te stellen wat er op genoemde terechtzitting precies is gezegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft geen reden om aan de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 augustus 2016 – het document dat klager ten grondslag legt aan zijn klacht, hij was zelf niet aanwezig op die zitting – meer waarde toe te kennen dan aan de verklaring van de arts nu een proces-verbaal slechts een zakelijke weergave is van hetgeen ter zitting is verklaard. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege komt het aan de arts gemaakte verwijt dus niet vast te staan, zodat de klacht als ongegrond moet worden afgewezen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep;

verklaart klager ontvankelijk in de klacht;

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en dr. H.S. Boersma en drs. J.A.F. Leunisse-Walboomers, leden-beroepsgenoten en mr. N. van der Velden, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2017.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.