ECLI:NL:TGDKG:2017:165 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 930.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:165
Datum uitspraak: 06-10-2017
Datum publicatie: 13-10-2017
Zaaknummer(s): 930.2016
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat deze hem lastig vallen met een onterechte vordering. Desgevraagd zijn de gerechtsdeurwaarders niet in staat gebleken om de onderliggende stukken die op de vermeende vordering betrekking hebben te tonen. De voorzitter heeft geoordeeld dat een gerechtsdeurwaarder een aan hem ter incasso overgedragen vordering slecht summier hoeft te beoordelen, niet inhoudelijk hoeft te toetsen en evenmin alle onderliggende stukken in zijn bezet behoeft te hebben. Tegen dit oordeel heeft klager verzet ingesteld. De Kamer is het met klager eens dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat klager heeft aangevoerd dat hij nooit was aangemaand voor het eigen risico 2006. Klager had dat juist wel aangevoerd. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel en het verzet is daarom ongegrond. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 oktober 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 16 augustus 2016 met nummer C/13/609205 DW RK 16/563 en het daartegen ingestelde verzet met nummer C/13/614344 / DW RK 16/930 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ] en [   ],

gerechtsdeurwaarders te [   ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 16 augustus 2016 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen op 26 augustus 2016, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2017. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De gerechtsdeurwaarders zijn niet verschenen, zoals aangekondigd  bij e-mail van 17 augustus 2017. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 oktober 2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

In opdracht van de voormalige zorgverzekeraar van klager hebben de

gerechtsdeurwaarders klager op 26 mei 2016 gesommeerd een vordering te

voldoen.

Naar aanleiding van de aanmaning heeft klager de gerechtsdeurwaarders bij e-mail

van 31 mei 2016 laten weten dat hij ervan uitgaat dat het een misverstand betreft,

omdat hij al jaren niet meer bij de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders is

verzekerd.

Bij e-mail van 2 juni 2016 heeft de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders aan

klager laten weten dat hij de aanmaning als niet verzonden moet beschouwen. 

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat deze in het geheel niet op de e-mail van 31 mei 2016 hebben gereageerd. Voorts verwijt hij de gerechtsdeurwaarders dat deze hem hebben lastig gevallen met een onterechte aanmaning. Kennelijk hebben zij zich niet verdiept in de juistheid van de vordering. Volgens klager heeft hij door toedoen van de gerechtsdeurwaarders schade geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders tevens dat deze desgevraagd geen stukken hebben overgelegd die op de vermeende vordering betrekking hebben. Dat sterkt hem in zijn mening dat hij zonder enige onderbouwing ten onrechte is lastig gevallen.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. De e-mail van 31 mei 2016 is niet ontvangen, wel een gelijkluidende e-mail op 1 juni 2016. Naar aanleiding daarvan is contact opgenomen met de opdrachtgever, die na enig onderzoek heeft meegedeeld dat de vordering een niet betaald eigen risico uit 2006 betrof en ten onrechte ter incasso bleek te zijn overgedragen, omdat deze intern was geblokkeerd. Aan de gerechtsdeurwaarders is meegedeeld dat de vordering zou worden afgeboekt omdat het om een klein bedrag ging, dat van lang geleden dateerde. De gerechtsdeurwaarders is op 9 juni 2016 verzocht om het dossier te sluiten. Bij brief van 14 juni 2016, binnen de gebruikelijke termijn van 14 dagen, is klager hiervan op de hoogte gesteld. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de onderbouwing van de vordering en als gerechtsdeurwaarder beschik je meestal niet op voorhand over alle stukken. Daarbij is een gerechtsdeurwaarder afhankelijk van de informatie van de opdrachtgever, aldus de gerechtsdeurwaarders.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe onder andere het volgende overwogen. Een gerechtsdeurwaarder aan wie een vordering ter incasso wordt aangeboden, dient zich er summier van te vergewissen of van een vordering sprake kan zijn. Niet gebleken is dat daarvan geen sprake is geweest. Een gerechtsdeurwaarder behoeft een aan hem ter incasso overgedragen vordering dus niet inhoudelijk te beoordelen en evenmin behoeft hij alle onderliggende stukken in zijn bezit te hebben. Wel moet een gerechtsdeurwaarder als een debiteur bezwaar maakt, dat bezwaar voor commentaar doorzenden aan de opdrachtgever. Dat is hier ook gebeurd en de gerechtsdeurwaarder heeft klager daarvan tijdig bericht. Overigens heeft klager niet aangevoerd in zijn reactie van 14 juni 2016, dat hij nooit is aangemaand voor het eigen risico 2006. Hij heeft daarvan alleen geen stukken in zijn bezit. Uit de reactie van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders blijkt dat de vordering ten onrechte ter incasso is aangeboden. Klager kan de gerechtsdeurwaarders dus niet verwijten dat zij hem hebben aangemaand. Hoogstens kan klager zich beklagen bij hun opdrachtgever.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Deze heeft onder overweging 4.2 ten onrechte overwogen dat klager niet zou hebben aangevoerd dat hij nooit was aangemaand voor het eigen risico 2006.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder hebben verwezen naar hun verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

Klager heeft in verzet terecht aangevoerd dat de betreffende overweging van de voorzitter niet juist is, want klager had in zijn klacht wel aangevoerd dat hij nooit was aangemaand voor het eigen risico 2006. Dat leidt echter niet tot een ander oordeel. Vast is komen te staan dat de opdrachtgever de vordering ten onrechte ter incasso aan de gerechtsdeurwaarders heeft aangeboden, dat de gerechtsdeurwaarders het bezwaar van klager aan de opdrachtgever voor commentaar hebben doorgestuurd en dat de gerechtsdeurwaarders klager binnen 14 dagen na zijn bezwaar hebben geantwoord. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarom niet gebleken. 

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A. Sissing en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.