Zoekresultaten 971-980 van de 42624 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:396 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-342/AL/NN

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:16 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-739/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder, in zijn bijzondere positie als piketadvocaat, op deskundige wijze voor klager opgetreden op basis van de door hem van klager verkregen informatie met oog voor de belangen van klager. Daarbij mocht en moest verweerder zich onttrekken aan de zaak na de geconstateerde vertrouwensbreuk met klager. Die onttrekking heeft verweerder op zorgvuldige wijze gedaan. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:46 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1959

    Klacht tegen een arts die werkzaam is als medisch adviseur voor een zorgverzekeraar, bij wie klaagster verzekerd was voor ziektekosten. Klaagster heeft aan de arts op het adres van zijn privépraktijk, ook zijn privéadres een aanvraag gestuurd voor een machtiging voor een rugoperatie in het buitenland. De arts heeft hierop geantwoord dat klaagster deze stukken niet bij hem moest indienen, maar bij de verzekeraar. Klaagster verwijt de arts dat hij de aanvraag niet in behandeling heeft genomen en de toegezonden stukken heeft vernietigd. De arts heeft zijn beroepsgeheim geschonden door klaagster te verplichten de aanvraag met stukken naar de verzekeraar te sturen, waar niet-BIG-geregistreerde personen, die dus geen geheimhoudingsplicht in de zin van de Wet BIG hebben, de stukken in handen zouden krijgen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5943

    Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster is in het kader van revalidatie na een heupoperatie meerdere keren door de fysiotherapeut gezien. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens deze contacten grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond door onder meer het verrichten van wondcontrole, het ongevraagd aan klaagsters broek zitten en het doen van afwijkende, niet bij de gebruikelijke behandeling behorende oefeningen. Het college komt tot het oordeel dat de fysiotherapeut niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:47 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1997

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klager heeft eerder een klacht ingediend tegen de verzekeringsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft in de beslissing over die klacht één onderdeel van de klacht gegrond verklaard en de verzekeringsarts een waarschuwing opgelegd. In beroep heeft het Centraal Tuchtcollege die beslissing van het Regionaal Tuchtcollege bekrachtigd. In de nieuwe klacht verwijt klager de verzekeringsarts dat zij tijdens de procedure bij het Centraal Tuchtcollege in haar verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling een verklaring heeft afgelegd die in strijd is met de waarheid. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5507

    Klager verwijt de arts werkzaam in de bedrijfsgeneeskunde dat hij klager niet serieus neemt en dat hij klagers verzoek om een second opinion niet heeft beantwoord. Het college: de arts heeft klager in de kou laten staan en daarmee het risico op gezondheidsschade en eventuele arbeidsongeschiktheid vergroot. Hoewel de arts van oordeel is dat het medisch noodzakelijk is dat klager stopt met het verrichten van bepaalde werkzaamheden, bleef een schriftelijk advies daarover, ondanks de toezegging dit te zullen geven, uit. Ook werd klager consequent door de arts genegeerd. De arts heeft ook niets van zich laten horen nadat klagers advocaat hem vroeg mee te werken aan een second opinion. Klacht gegrond. Schorsing voor de duur van drie maanden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:41 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1458

    Klacht tegen huisarts. Klaagster was patiënte in de praktijk van de huisarts. Zij verwijt de huisarts dat hij op grond van persoonlijke, niet-wetenschappelijk gegronde opvattingen heeft geweigerd haar door te verwijzen voor specialistisch onderzoek nadat bij haar alarmerende bloedwaarden waren geconstateerd. Klaagster was bekend met klachten van kortademigheid bij inspanning. Begin juli 2021 bezocht klaagster de huisarts met klachten van hoofpijn, koorts, pijn in de romp en kortademigheid. Klaagster voelde zich ziek. De huisarts dacht aan longontsteking en schreef een antibioticumkuur voor. Een paar weken later kwam klaagster terug en meldde dat zij extreem vermoeid was en hoestte. De bloedtest van het laboratoriumonderzoek wees uit dat klaagster een zeer sterk verhoogde D-dimeerwaarde had (5.373, waar de normaalwaarde minder dan 900 bedraagt). De huisarts liet klaagster weten dat deze uitslag paste bij een Pfizer-vaccinatie. De huisarts nam geen therapeutische consequenties, en deed dat volgens hem op basis van de NHG-richtlijn. De NHG-standaard bepaalt echter dat patiënten met een verhoogde risicoscore op longembolie óf een verhoogde D-dimeerwaarde direct moeten worden verwezen naar de internist of longarts voor nadere diagnostiek. Door klaagster niet meteen door te sturen heeft verweerder niet gehandeld volgens de medisch-professionele standaard ter zake. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de huisarts de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts en handhaaft de opgelegde maatregel van berisping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle z2023/5690

    Klacht tegen uroloog kennelijk ongegrond. De klacht is ingediend door de dochter van patiënt. Klaagster is niet tevreden over de nazorg door de uroloog. Patiënt heeft een TUR-operatie aan de prostaat ondergaan op 22 augustus 2019, uitgevoerd door verweerder, nadat er vanwege zichtbaar bloed in de urine afwijkend weefsel was gevonden. Patiënt voelde zich nadien koortsig en niet lekker, waarna hij meerdere keren bij de huisarts en de huisartsenpost is geweest en verschillende antibiotica in verband met een urineweginfectie heeft gekregen. Vele weken later bleek patiënt een bacterie in zijn urine te hebben. Vervolgens is de gezondheid van patiënt snel achteruitgegaan en is hij in het ziekenhuis opgenomen. Op 6 november 2019 is patiënt overleden aan een hersenbloeding bij een ernstige endocarditis op basis van een Enterokokken infectie die volgens klaagster te laat is gediagnosticeerd door nalatigheid van de uroloog. Het college oordeelt dat de uroloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:42 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1787 en C2023/1794

    Klacht van de inspectie (IGJ) tegen een huisarts. In de periode april 2020 tot en met juli 2020 ontving de inspectie diverse meldingen en signalen over het handelen van de huisarts tijdens de Covid-19 pandemie. De inspectie is een onderzoek naar deze meldingen gestart en heeft een rapport uitgebracht. De inspectie stelt dat het handelen van de huisarts een risico voor de patiëntveiligheid vormt en het vertrouwen van patiënten in artsen en de gezondheidszorg schaadt. De inspectie verwijt de huisarts dat hij 1) in strijd met de geldende regels, aan patiënten off-label ivermectine en HCQ heeft voorgeschreven, 2) voor patiënten een drempel heeft opgeworpen om zich te laten vaccineren, namelijk door ondertekening van een informed consentverklaring als voorwaarde voor vaccinatie te stellen, 3) zich ongevraagd heeft gemengd in de ziekenhuisbehandeling van een patiënt van wie hij niet de huisarts was, maar die wel door hem op de huisartsenpost (HAP) was gezien en 4) zich bij uitingen in diverse (sociale) media niet heeft gehouden aan de voor hem met betrekking tot het zoeken van publiciteit geldende regels. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond, verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond en legt aan de huisarts - ook gegeven de bijzondere omstandigheden waarin de huisarts zijn werk verrichtte - de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6511

    Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Klaagster was ziek en haar buurvrouw heeft vervolgens de huisarts gebeld, die waarnam voor de vaste huisarts. Op basis van de telefonische informatie die daarna door de patiënte verstrekt is, en informatie verkregen van de inmiddels aanwezige thuiszorg, stelde de huisarts de waarschijnlijkheidsdiagnose gastro-enteritis met dreigende collaps, schreef medicatie voor en stemde met de thuiszorg af dat zij extra zouden langskomen. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij geen bezoek heeft gebracht, de geformuleerde klachten niet serieus heeft genomen en de buurvrouw geen terugkoppeling heeft gegeven.