ECLI:NL:TADRARL:2024:16 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-739/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:16 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-01-2024 |
Datum publicatie: | 15-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-739/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder, in zijn bijzondere positie als piketadvocaat, op deskundige wijze voor klager opgetreden op basis van de door hem van klager verkregen informatie met oog voor de belangen van klager. Daarbij mocht en moest verweerder zich onttrekken aan de zaak na de geconstateerde vertrouwensbreuk met klager. Die onttrekking heeft verweerder op zorgvuldige wijze gedaan. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 8 januari 2024
in de zaak 23-739/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 26 oktober 2023 met kenmerk Z 2109786/FM/SD.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 30 september 2022 is klager om 17:50 uur aangehouden wegens diefstal. Verweerder
heeft klager daarbij als piketadvocaat bijgestaan en klager die avond consultatiebijstand
verleend. Omdat het politieonderzoek nog niet was afgerond, kon het politieverhoor
niet meer die avond plaatsvinden. Op verzoek van verweerder is klager, wegens diens
medische situatie, bij wijze van uitzondering die avond heengezonden met de verplichting
om zich de volgende ochtend te melden voor het politieverhoor.
1.2 Op 1 oktober 2022 om 11:00 uur heeft het politieverhoor plaatsgevonden. Verweerder
heeft aan klager telefonisch verhoorbijstand verleend. Na goedkeuring door verweerder
van de tekst van de door klager afgelegde verklaring heeft klager die verklaring ondertekend.
Daarna is klager heengezonden.
1.3 Op 3 oktober 2022 heeft klager aan verweerder laten weten dat hij autist is en
dat de reden is dat hij alles uitzoekt waarmee hij te maken heeft. Via Whatsapp heeft
verweerder die dag onder andere aan klager geschreven:
Zoals met u besproken, krijgt u inzage in het dossier nadat het Openbaar Ministerie een vervolgbeslissing heeft genomen. Wij hebben afgesproken dat u het bericht van het Openbaar Ministerie even afwacht. (…)
Ik heb het dossier ook nog niet ontvangen dus u moet even geduld hebben.
1.4 Op 4 oktober 2022:
- om 10:19 uur: heeft klager via Whatsapp aan verweerder gevraagd om de aangifte
op te vragen en die snel aan hem te sturen;
- om 12:47 uur: heeft verweerder daarop gereageerd en aan klager onder meer geschreven:
Wij hebben zojuist telefonisch net elkaar gesproken. Ik zal een verzoek neerleggen bij het OM om inzage te krijgen.
Diezelfde dag heeft verweerder middels het PL-nummer van klager (een parketnummer ontbrak nog) bij het OM een verzoek op grond van artikel 30 Sv ingediend om inzage te krijgen in het dossier van klager.
1.5 Op 5 oktober 2022 heeft klager via Whatsapp aan verweerder geschreven:
U schrijft dat mijn verzoek om inzage is "uitgezet". Bedoeld u hiermee dat het verzoek is ingediend bij het OM?
Verweerder heeft deze vraag bevestigend beantwoord.
1.6 Op 6 en 10 oktober 2022 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen klager
en verweerder.
1.7 In zijn e-mail van 11 oktober 2022 heeft verweerder zich als advocaat van klager
onttrokken wegens gebrek aan vertrouwen van de kant van klager. In deze e-mail heeft
hij aan klager gemeld dat hij contact met politie en justitie had gehad, dat in de
strafzaak van klager een strafbeschikking wordt opgelegd maar dat de hoogte daarvan
nog niet was vastgesteld. Verder heeft verweerder daarin gemeld dat klager verzet
tegen de strafbeschikking kan instellen en ook dat alle werkzaamheden na het verhoor
niet meer vallen in de piketfase.
1.8 Op 11 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.9 Na een e-mail van de echtgenote namens klager op 26 oktober 2022 heeft verweerder
contact opgenomen met het OM en zich direct daarna formeel onttrokken als advocaat
van klager.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) de processtukken, zoals bedoeld in artikel 30 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet op te vragen bij het OM of de politie en daarover te liegen naar klager;
Toelichting: Volgens klager heeft verweerder de stukken niet opgevraagd. Ook heeft verweerder hem in een e-mail van 11 oktober 2022 om 00:30 uur laten weten dat het OM een strafbeschikking zou opleggen maar dat de hoogte daarvan nog niet was vastgesteld. Diezelfde dag heeft klager telefonisch contact met het OM gehad en die waren niet met de zaak van klager bekend;
b) niet mee te werken aan het verzoek van klager om nog een aanvullende verklaring af te mogen leggen bij de politie.
Toelichting: Klager wilde een aanvullende verklaring afleggen bij de politie over zijn psychische stoornissen en de bijwerkingen van zijn pijnmedicatie. Verklaringen over de toerekenbaarheid van overtredingen zijn cruciaal voor het nalopen door politie en justitie van het zogenaamde ‘beslismodel vervolging’. Verweerder wilde hier niet aan meewerken waardoor klager in ernstige mate in zijn belangen is geschonden;
c) in strijd te handelen met het 'Besluit inrichting en orde politieverhoor' en het 'Besluit videoconferentie'.
Toelichting: Volgens klager had hij het proces-verbaal van het politieverhoor niet voor akkoord kunnen ondertekenen omdat hij dat proces-verbaal zelf niet heeft gelezen. Verweerder heeft ook in strijd gehandeld met het Besluit videoconferentie door niet aanwezig te zijn tijdens het verhoor;
d) zich op 11 oktober 2022 te onttrekken aan de zaak van klager zonder kennisgeving daarvan te doen aan het OM.
Toelichting: Klager heeft verweerder via Whatsapp laten weten dat hij in strijd handelde met de onder d) genoemde besluiten. Daarop heeft verweerder hem om zijn e-mailadres gevraagd om te kunnen reageren en vragen van klager te beantwoorden. Na toezending van zijn e-mailadres heeft verweerder zich ineens als advocaat onttrokken met de mededeling dat hij zijn zaak niet meer wilde doen. Daarna bleek klager dat verweerder nog tot 26 oktober 2022 toegang had tot zijn strafdossier omdat verweerder zich formeel niet bij het OM had onttrokken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
3.2 Op 4 oktober 2022 heeft hij de bedoelde processtukken opgevraagd. Op 11 oktober 2022 heeft hij klager aangegeven dat hij contact had gehad met politie en justitie en dat in zijn zaak een strafbeschikking zou worden opgelegd, waarvan de hoogte nog niet was vastgesteld. Hij heeft contact onderhouden met de Ketenprocescoördinator van ZSM te Utrecht. Van liegen was aldus geen sprake.
Klachtonderdeel b)
3.3 Hij heeft aan klager gemeld dat het op dat moment en in die fase van de strafzaak
niet uitmaakte of een aanvullende verklaring wordt afgelegd of niet. De zaak lag al
ter beoordeling bij het OM en klager had tijdens het verhoor alles al kenbaar gemaakt.
Tijdens de telefoongesprekken met klager en in reactie op Whatsappberichten van klager
heeft hij ook aan klager aangegeven dat bij een ‘first offender’, zoals klager, een strafbeschikking in de lijn der verwachting lag en indien klager
het daarmee niet eens was hij altijd nog verzet kon instellen. Op 4 oktober 2022 was
nog niet duidelijk wat de officier van justitie ging doen. Hij heeft ook aan klager
uitgelegd dat bij de politierechter (en bij een OM-hoorzitting een officier van justitie)
dan ter terechtzitting een toelichting gegeven kan worden. Verweerder heeft die strategie
onder andere aan klager geadviseerd omdat de strafzaak ook nog mogelijk geseponeerd
kon worden.
Klachtonderdeel c)
3.4 Verweerder betwist dat hij in strijd zou hebben gehandeld met de door klager genoemde
Besluiten. Op 30 september 2022 heeft hij, na constatering van de medische situatie
van klager, bepleit om klager heen te zenden en hem de volgende dag te horen en niet
in de cel te laten overnachten. Na zijn consultatiebijstand heeft verweerder zowel
aan klager als de politieambtenaar aangegeven dat hij de volgende dag niet fysiek
bij het verhoor van klager aanwezig kon zijn maar wel telefonische verhoorbijstand
kon verlenen. Klager en de politieambtenaar hebben daarmee ingestemd. Klager is daarop
die avond naar huis gestuurd met de opdracht om zich de volgende ochtend te melden
voor verhoor om 11:00 uur. Zoals afgesproken heeft hij klager daarbij telefonisch
bijgestaan. Klager heeft een verklaring afgelegd en die verklaring heeft verweerder
om 12:00 uur nagelezen. Op enkele tekstuele opmerkingen na, die zijn aangepast, heeft
hij klager geadviseerd om die verklaring te ondertekenen. Dat heeft klager gedaan,
waarna hij naar huis mocht.
Klachtonderdeel d)
3.5 Tijdens de telefoongesprekken van onder andere 6 en 10 oktober 2022 bemerkte verweerder
dat sprake was van een vertrouwensprobleem van de kant van klager. Daarom heeft hij
in het telefoongesprek van onder andere 6 oktober 2022 aangekaart dat hij het gevoel
had dat klager geen vertrouwen in hem als raadsman had. Daarop heeft klager laten
weten te twijfelen en niet wist of hij met verweerder als raadsman wilde doorgaan.
Klager gaf tijdens dit gesprek aan “zich te gaan beraden en hierop later terug te komen”, maar heeft dat daarna niet gedaan.
3.6 Na het Whatsapp bericht van 10 oktober 2022 van klager heeft verweerder het e-mailadres
van klager opgevraagd. In zijn e-mail van 11 oktober 2022 heeft hij aan klager toen
aangekondigd dat hij zich wegens een vertrouwensbreuk als advocaat zou onttrekken
en dat aan het OM zou doorgeven, omdat klager zijn adviezen naast zich neerlegde en
inhoudelijke strategieën niet wilde aannemen. Verweerder heeft daarna gewacht op een
reactie van klager, die pas op 26 oktober 2022 kwam. Diezelfde dag heeft hij zich
formeel als advocaat van klager onttrokken in zijn strafzaak.
4 BEOORDELING
Toetsingsmaatstaf
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht over de eigen advocaat gaat. Bij de beantwoording
van de vraag of verweerder, als advocaat, zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld
in artikel 46 Advocatenwet hanteert de voorzitter als uitgangspunt dat de tuchtrechter
mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover
wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met
de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen
te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan
de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld
en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep
als professionele standaard geldt. De raad toetst of de beklaagde advocaat heeft gehandeld
met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen
de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen,
schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
4.2 De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a); opvragen processtukken
4.3 Verweerder heeft met stukken onderbouwd aangetoond dat hij de processtukken in de zaak van klager wel heeft opgevraagd zoals bedoeld in artikel 30 lid 1 Sv. Dat verweerder daarover heeft gelogen, zoals ook door klager gesteld, kan de voorzitter niet vaststellen. Dat standpunt heeft klager immers niet met concrete stukken onderbouwd. Nu een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt, wordt klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond verklaard.
Klachtonderdelen b) en c); optreden als piketadvocaat
4.4 Bij de beoordeling van de klachtonderdelen b) en c) is aan de orde de vraag naar
de tuchtrechtelijke grenzen van de inhoud en omvang van de rechtsbijstand door een
piketadvocaat in het strafpiket. Op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Discipline
stelt de voorzitter voorop dat een strafpiket is bedoeld als eerste rechtsbijstandverlening.
De verdachte die is aangehouden heeft volgens de wet het recht om een advocaat te
raadplegen. Het gaat hier om een recht van de verdachte om zich in de eerste fase
na aanhouding te laten bijstaan door een advocaat (consultatiebijstand). Sinds 1 maart
2017 bestaat ook een wettelijk recht op bijstand van een advocaat tijdens het politieverhoor
(verhoorbijstand). Verdachten kunnen - behalve bij uitzonderingen in het geval van
kwetsbare en minderjarige verdachten - zowel van het recht op consultatiebijstand
als van het recht op verhoorbijstand afstand doen. Het recht kent in dat geval geen
rechtsfiguur waarbij er tegen de wil van de verdachte consultatie- dan wel verhoorbijstand
dient te worden verleend. Een advocaat is voor wat betreft het advies dat hij in de
eerste fase van een politieverhoor geeft afhankelijk van de informatie die door de
cliënt wordt verstrekt, omdat een piketadvocaat op dat moment niet direct beschikt
over andere (c.q. aanvullende) informatie.
4.5 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder in zijn bijzondere positie
als piketadvocaat op deskundige wijze gedaan wat van hem verwacht mocht worden op
basis van de door hem van klager verkregen informatie. Dat hij klager daarbij onjuist
heeft geadviseerd of de door klager genoemde Besluiten heeft miskend c.q. overtreden,
is de voorzitter uit de stukken en gelet op de gemotiveerde verweer van verweerder
niet gebleken. Klager heeft zijn standpunt daarover onvoldoende concreet met stukken
onderbouwd.
4.6 Daarnaast is de voorzitter van oordeel dat verweerder de belangen van klager op
zorgvuldige wijze heeft behartigd. Zo staat vast dat verweerder na de aanhouding van
klager op 30 september 2022 vanwege de meteen bij klager geconstateerde medische beperkingen
ervoor heeft gezorgd dat klager die avond naar huis kon en het verhoor de volgende
ochtend kon plaatsvinden. Aannemelijk is dat verweerder in het kader van dat verzoek
tot heenzending heeft laten weten dat hij de volgende dag alleen telefonisch verhoorbijstand
aan klager kon geven. Voor zover klager nu stelt dat hij die toestemming toen niet
heeft gegeven, had het op zijn weg gelegen om daartegen op enig moment, in elk geval
bij aanvang van het verhoor de volgende dag, bezwaar te maken. Dat klager dat heeft
gedaan, kan de voorzitter op basis van de stukken in het dossier niet vaststellen.
4.7 Op grond van het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder in deze
tuchtrechtelijk geen verwijt treft. Daarom worden klachtonderdelen b) en c) kennelijk
ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel d); onttrekking als advocaat
4.8 Waar beoordeeld moet worden of een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld door zich aan de zaak te onttrekken zal acht worden geslagen op gedragsregel
14 lid 3 waarin is bepaald dat, als een advocaat besluit een hem verstrekte opdracht
neer te leggen, hij dat op zorgvuldige wijze dient te doen en er voor zorg dient te
dragen dat zijn cliënte daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt (aldus artikel 7:402
lid 2 BW en de daarmee strokende gedragsregel 14 leden 2 en 3).
4.9 Naar het oordeel van de voorzitter kon verweerder na de door hem geconstateerde
vertrouwensbreuk met klager vanwege een meningsverschil over de behartiging van zijn
belangen niet anders dan ervoor kiezen om zich op 11 oktober 2022 als zijn advocaat
te onttrekken. In die e-mail heeft verweerder in duidelijke bewoordingen uitgelegd
waarom hij zich moest onttrekken. Ook heeft hij klager laten weten welke vervolgstappen
na zijn onttrekking mogelijk zijn. Verweerder stelt dat hij pas op 26 oktober 2022
een reactie namens klager heeft gekregen en hij zich meteen die dag formeel aan de
strafzaak van klager heeft onttrokken. Aan klager kan worden toegegeven dat gelet
op de door verweerder in zijn e-mail van 11 oktober 2022 gekozen bewoordingen en de
mededeling dat hij het dossier van klager sloot, het erop leek dat verweerder zich
toen al ook formeel had onttrokken als advocaat van klager. Uit het verweer van verweerder
volgt dat hij na zijn e-mail van 11 oktober 2022 wachtte op een reactie waaruit de
voorzitter afleidt dat hij kennelijk toen nog open stond voor overleg met klager om
de strafzaak onder voorwaarden alsnog op te pakken. Dat verweerder zich pas op 26
oktober 2022 formeel aan de zaak van klager heeft onttrokken, maakt naar het oordeel
van de voorzitter nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Niet is gesteld of gebleken dat klager daardoor op enige wijze in zijn belangen is
geschaad. Het enkele feit dat verweerder tussen 11 en 26 oktober 2022 het strafdossier
nog kon inzien, zoals klager stelt, is daartoe onvoldoende. Niet duidelijk is immers
waarom klager daardoor in zijn belangen is geschaad.
4.10 Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerder èn moest verweerder zich
in de hiervoor weergegeven omstandigheden onttrekken als advocaat van klager. Dat
heeft hij op zorgvuldige en tijdige wijze gedaan met oog voor de belangen van klager,
zodat hem daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Daarom wordt ook
klachtonderdeel d) kennelijk ongegrond verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel
46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2024.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 8 januari 2024