ECLI:NL:TGZRSHE:2024:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5507

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:8
Datum uitspraak: 31-01-2024
Datum publicatie: 15-02-2024
Zaaknummer(s): H2023/5507
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de arts werkzaam in de bedrijfsgeneeskunde dat hij klager niet serieus neemt en dat hij klagers verzoek om een second opinion niet heeft beantwoord. Het college: de arts heeft klager in de kou laten staan en daarmee het risico op gezondheidsschade en eventuele arbeidsongeschiktheid vergroot. Hoewel de arts van oordeel is dat het medisch noodzakelijk is dat klager stopt met het verrichten van bepaalde werkzaamheden, bleef een schriftelijk advies daarover, ondanks de toezegging dit te zullen geven, uit. Ook werd klager consequent door de arts genegeerd. De arts heeft ook niets van zich laten horen nadat klagers advocaat hem vroeg mee te werken aan een second opinion. Klacht gegrond. Schorsing voor de duur van drie maanden.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 31 januari 2024 op de klacht van:

[A],

wonende in [B],

klager,

gemachtigde ter zitting: mr. L. Chakir, werkzaam in Leiden,

tegen

[C],

arts,

werkzaam in [D],

verweerder, hierna ook: de arts.

1. De zaak in het kort

1.1 Klager moet als astmapatiënt zogenaamde spuit- en natlakwerkzaamheden verrichten van zijn werkgever, die schadelijk zijn voor zijn gezondheid. Hiervoor heeft hij zich tot de arts gewend. Hoewel de arts van oordeel is dat het medisch noodzakelijk is dat klager stopt met die werkzaamheden blijft een schriftelijk advies daarover uit en wordt klager consequent door de arts genegeerd.
 

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure

2.1 De procedure blijkt uit:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 29 maart 2023;
  • de brief van 20 april 2023 van de secretaris aan klager;
  • het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 mei 2023;
  • de brieven van 5 juni en 28 juli 2023 van de secretaris aan de arts.
     

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 6 december 2023. De partijen zijn verschenen. Klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde van klager hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
 

3. De feiten

3.1 De arts is werkzaam bij een bedrijf waar hij ook eigenaar van is. Dit bedrijf ondersteunt bedrijven en werknemers op het gebied van verzuimmanagement en re-integratie, keuringen en health checks en werkplekonderzoek en risico-inventarisatie en

-evaluatie. Het bedrijf van de arts doet zaken met de werkgever van klager. De arts is begin 2023 gedeeltelijk arbeidsongeschikt geraakt. Hij heeft wel doorgewerkt, maar ongeveer de helft aan werkzaamheden verricht. Dit duurde tot augustus/september van 2023. De arts is geen bedrijfsarts, maar er is een geregistreerd bedrijfsarts onder wiens supervisie de arts werkt.

3.2 Klager (geboren in 1962) heeft een vast dienstverband bij een bedrijf in metaalcoating. Hij is gediagnosticeerd met eosinofiel astma. Zijn werkzaamheden bestaan onder meer uit spuitwerk en natlakken. Klager vreest dat dit schadelijk is voor zijn gezondheid en maakt zich ernstig zorgen over eventuele arbeidsongeschiktheid en de gevolgen daarvan. Klager is eerder arbeidsongeschikt geweest als gevolg van luchtwegklachten. Klager is vanwege zijn astma in 1993 afgekeurd. Op 16 januari 2023 heeft klager het spreekuur van de arts bezocht. Zijn intentie was dat de arts zou bemiddelen tussen klager en zijn werkgever om ervoor te zorgen dat klager niet dan wel minder zou worden ingezet voor spuiten en natlakken. Na het consult zou er nog een verslag volgen, maar dat bleef uit. Op 29 januari 2023 heeft klager naar de arts gemaild dat hij geen verslag en geen reactie heeft gekregen en dat hij een second opinion wenst. Vervolgens heeft klager zich tot een advocaat gewend die de arts veelvuldig heeft gebeld, maar geen gehoor krijgt. De advocaat heeft op 24 februari, 10 maart en 13 maart 2023 brieven geschreven. De advocaat sluit zijn brieven af met de opmerking dat het advies van de arts noodzakelijk is om de werkgever van klager ervan te overtuigen dat de arbeidsomstandigheden slecht zijn voor zijn gezondheid. De arts heeft daar niet op gereageerd. Het tuchtcollege heeft de arts op 12 mei, 5 juni, 28 juli en 18 augustus 2023 brieven gestuurd, maar de arts heeft geen verweerschrift ingediend.  

4. De klacht en de reactie van de arts

4.1 Klager verwijt de arts – werkzaam in de bedrijfsgeneeskunde – dat hij klager niet serieus neemt en dat hij klagers verzoek om een second opinion niet heeft beantwoord.

4.2 De arts heeft het verwijt ter zitting erkend.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

5.1 Klager heeft eosinofiel astma. Hierbij krijg je klachten van prikkels zonder dat je allergisch bent. Je kunt bijvoorbeeld benauwd worden van uitlaatgassen, dampen, rook, en vochtige lucht. Deze ziekte bij een werknemer is voor een werkgever in de metaalcoating niet te negeren. Het betreft immers een ernstig ziektebeeld en klager wordt als spuiter/natlakker blootgesteld aan stoffen die voor hem serieuze gezondheidsschade op kunnen leveren.Klager wilde een oordeel hebben van de arts, omdat het spuit- en natlakwerk heel slecht is voor zijn gezondheid. Hij wilde dat de werkgever daarop geattendeerd werd. Klager werd voor zijn gevoel gedwongen om het werk te doen, want ‘als de werkgever zegt dat je moet spuiten, dan kun je geen nee zeggen’. Klager heeft gesteld dat zijn werkgever kijkt naar het werk wat gedaan moet worden, maar niet luistert naar klager. Als gevolg van de spuitwerkzaamheden heeft klager zijn medicatie moeten ophogen. Klager is eerder arbeidsongeschikt geweest als gevolg van luchtwegklachten. Voor klager is het noodzakelijk dat de arts zijn werkgever ervan overtuigt dat de huidige werkzaamheden slecht zijn voor zijn gezondheid. Daarom is klager op 16 januari 2023 naar het spreekuur van de arts gegaan en wil hij – nog steeds – een schriftelijk advies.

5.2 Ter zitting heeft de arts klager omschreven als een correcte man wiens arbeidsethos niet ter discussie staat. Hij beschrijft klager als een man die hij al lang kent en die ondanks zijn klachten altijd gewerkt heeft, minimaal ziek is geweest en moeilijk ‘nee’ kan zeggen tegen zijn werkgever. De arts is van oordeel dat het medisch noodzakelijk is dat klager geen spuitwerkzaamheden meer verricht. Hij heeft tijdens het consult van 16 januari 2023 wel aan klager toegezegd hem daarover een schriftelijk advies met die strekking te zullen geven, maar dat heeft hij niet gedaan. De e-mail van klager en de brieven van de advocaat zijn bij de arts terecht gekomen, maar ook dat maakte niet dat er een schriftelijk advies kwam. De brieven zijn onbeantwoord bij de arts blijven liggen. De arts had zelf klachten, maar was nog steeds voor de helft aan het werk en verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering bij zijn eigen bedrijf. Het geven van een advies voor klager werd ook niet uitbesteed. Op de vraag wat maakte dat er geen gevoel van urgentie bij de arts bestond dat ertoe heeft geleid dat de arts dacht dat hij dit voorrang moest geven, heeft de arts geantwoord dat hij daar geen excuus voor kan aanvoeren en geen antwoord op deze vraag heeft. Ter zitting heeft de arts het verwijt van klager erkend.

5.3 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Het college is van oordeel dat de arts ernstig tekort is geschoten. Hij heeft klager niet de zorg verleend die van hem verwacht mocht worden. Hij heeft klager consequent genegeerd door niet te doen wat hij tijdens het consult van 16 januari 2023 aan klager heeft toegezegd en door hem nadien ook overigens niet te berichten, ook niet nadat klagers advocaat hem vroeg mee te werken aan een second opinion. En dat terwijl hij klager al lang kent en daarmee ook zijn ziekte, persoonlijkheid en dienstbare houding jegens zijn werkgever. Klager kreeg geen reactie op zijn eigen initiatieven en het inschakelen van een advocaat en het indienen van een klacht bij het tuchtcollege maakte dat niet anders. Uit alles bleek dat klager de arts nodig had om zijn werksituatie te kunnen veranderen en zo zijn gezondheid te kunnen bewaken. Hij verricht immers werkzaamheden die schadelijk zijn voor zijn gezondheid. Dat wilde hij nu juist met behulp van de arts stoppen. Pas op de zitting van 6 december 2023 laat de arts van zich horen, maar over een schriftelijk advies beschikt klager – die op 16 januari 2023 op het spreekuur was van de arts - dan nog steeds niet. Het college verwijt de arts dat hij klager in de kou heeft laten staan en daarmee het risico op gezondheidsschade en eventuele arbeidsongeschiktheid heeft vergroot. Dat de arts zelf overbelast was en maar de helft van zijn eigen werkzaamheden kon verrichten is, zoals hij zelf ook heeft verklaard, geen excuus. Het had op zijn weg gelegen om maatregelen te treffen (vervanging/uitbesteding, communicatie hierover naar werkgevers en werknemers) en belangrijke onder handen zijnde patiëntencasus – zoals het schriftelijk adviseren van de werkgever van klager dat het medisch noodzakelijk is dat klager geen spuitwerkzaamheden meer verricht – te prioriteren. Van dergelijke maatregelen is niet gebleken en dit is uitgepakt in het nadeel van klager. Ook een bericht aan klager over het uitblijven van het toegezegde schriftelijke advies is er niet gekomen. De arts is gestopt met het zorgen voor klager. Dit staat haaks op de uitgangspunten van bedrijfsgeneeskunde, te weten gezond en veilig werken. Deze hele gang van zaken en houding van de arts is een arts onwaardig. 


Slotsom

5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.

Maatregel

5.5 Het college is van oordeel dat er sprake is van een dusdanig ernstig en verwijtbaar tekortschieten dat een waarschuwing of berisping niet passend is. Deze maatregelen kunnen worden opgelegd, wanneer het niet gaat om misdragingen van ernstige aard. Gelet op de ernst van het verwijt, met name de langdurige nalatigheid door de arts en de gevolgen voor klager – het moeten doorgaan met werkzaamheden die onverantwoord zijn voor zijn gezondheid gelet op zijn ziekte – is het college van oordeel dat de maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden passend en geboden is.

Publicatie in vaktijdschriften

5.6 In het algemeen belang zal deze beslissing ter publicatie worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde en Medisch Contact. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere artsen die werkzaam zijn in de bedrijfsgeneeskunde mogelijk van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens (artikel 71 Wet BIG).
 

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • schorst de bevoegdheid van de arts om de aan de inschrijving in het register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van drie maanden;
  • bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde en Medisch Contact.

Deze beslissing is gegeven door J. Iding, voorzitter, R.A. Steenbergen, lid-jurist, R.P.J. Ansem, P.E. Rodenburg en

C.H.C. Lemmers, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door D. van Grootveld, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 31 januari 2024.