ECLI:NL:TGZCTG:2024:46 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1959

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:46
Datum uitspraak: 14-02-2024
Datum publicatie: 15-02-2024
Zaaknummer(s): C2023/1959
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een arts die werkzaam is als medisch adviseur voor een zorgverzekeraar, bij wie klaagster verzekerd was voor ziektekosten. Klaagster heeft aan de arts op het adres van zijn privépraktijk, ook zijn privéadres een aanvraag gestuurd voor een machtiging voor een rugoperatie in het buitenland. De arts heeft hierop geantwoord dat klaagster deze stukken niet bij hem moest indienen, maar bij de verzekeraar. Klaagster verwijt de arts dat hij de aanvraag niet in behandeling heeft genomen en de toegezonden stukken heeft vernietigd. De arts heeft zijn beroepsgeheim geschonden door klaagster te verplichten de aanvraag met stukken naar de verzekeraar te sturen, waar niet-BIG-geregistreerde personen, die dus geen geheimhoudingsplicht in de zin van de Wet BIG hebben, de stukken in handen zouden krijgen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1959 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., werkzaam als arts, werkzaam te D.,
Verweerder in beide instanties. 
gemachtigde: mr. S.C. van Kan, werkzaam te Houten.
1.    Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 13 februari 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij voorzittersbeslissing van 12 mei 2023, onder nummer Z2023/5351 heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard. 
Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend en heeft daarin incidenteel beroep ingesteld. Klaagster heeft hierop gereageerd met een verweerschrift in het incidenteel beroep. 
De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 januari 2024 behandeld. Klaagster en de arts zijn beiden verschenen. De arts werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. van Kan, voornoemd. De zaak is op de zitting over en weer toegelicht. Partijen hebben daarbij hun spreekaantekeningen aan het Centraal Tuchtcollege en de wederpartij overhandigd. 
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.
“2.    DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder plichtsverzuim. Verweerder is werkzaam als medisch adviseur voor de zorgverzekeraar E., bij wie klaagster verzekerd is voor ziektekosten. Klaagster heeft aan verweerder op het adres van zijn privé-praktijk, ook zijn privé-adres, een aanvraag verstuurd voor een machtiging voor een rugoperatie in F. Verweerder heeft hierop geantwoord dat klaagster deze stukken niet bij hem moest indienen, maar bij E. De toegestuurde stukken zou hij vernietigen. Het plichtsverzuim bestaat er volgens klaagster in dat verweerder de aanvraag had moeten behandelen en de toegezonden stukken niet had mogen vernietigen. Verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden door klaagster te verplichten de aanvraag met stukken naar de verzekeraar te sturen, waar niet-BIG-geregistreerde personen, die dus geen geheimhoudingsplicht in de zin van de Wet BIG hebben, de stukken in handen zouden krijgen. Klaagster heeft hiervan veel stress ondervonden. 
3.    HET VERWEER
Verweerder voert aan dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder is een van de medisch adviseurs van E. Klaagster heeft op internet het adres achterhaald van zijn eigen praktijk, ook privé-adres. Dat is niet de juiste adressering voor aanvragen bij een verzekeraar. De aanvraag had moeten worden gericht aan E., die daarover heeft te beslissen. E. hanteert procedures om ervoor te zorgen dat medisch gevoelige informatie niet in verkeerde handen terechtkomt. 
4.    DE OVERWEGINGEN
Verweerder heeft nog aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is, nu het niet tot een medische beoordeling is gekomen. De voorzitter merkt daarover op dat dit verweer is gebaseerd op een te enge interpretatie van de toegang tot het tuchtrecht. De klacht gaat er immers onder meer om dat verweerder wel tot een beoordeling had behoren te komen en dit ten onrechte heeft nagelaten. De voorzitter acht de klacht dus wel ontvankelijk, maar kennelijk ongegrond, zoals hierna zal worden overwogen. 
De voorzitter is met verweerder van oordeel dat verzoeken om vergoeding van een medische behandeling, waarover een zorgverzekeraar heeft te beslissen, door verzekerden, zoals klaagster, in beginsel volgens, in overeenstemming met de procedures van de verzekeraar moeten worden ingediend. Dat vloeit voort uit de verzekeringsovereenkomst tussen klaagster en E. Het is vervolgens aan de verzekeraar om – als medische gegevens in het geding zijn die moeten worden beoordeeld – deze op zorgvuldige wijze door te geleiden naar een van zijn medische adviseurs. Verweerder kan redelijkerwijs dus geen verwijt worden gemaakt dat hij de hem door klaagster rechtstreeks aan een eigen praktijk- en privé-adres van verweerder toegezonden gegevens niet in behandeling heeft genomen, de stukken heeft vernietigd en klaagster heeft bericht dat zij deze stukken bij de verzekeraar in moest dienen. Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht niet geschonden, nu hij geen informatie met onbevoegden heeft gedeeld. Verweerder mocht bovendien aannemen dat E. zorgvuldig met deze gegevens zou omgaan. Hij heeft niet klachtwaardig gehandeld door voor klaagster geen uitzondering op de procedure te maken. De klacht is kennelijk ongegrond.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 2. “De klacht” van zijn beslissing. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4.    Beoordeling van het beroep en het incidenteel beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1    Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep heeft tot doel dat de beslissing wordt vernietigd en dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.
4.2    De arts heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klaagster te verwerpen.
4.3    Het incidenteel beroep van de arts richt zich tegen de ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat klaagster in haar klacht tegen de arts kan worden ontvangen. Met het incidenteel beroep wil de arts bereiken dat klaagster alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar klacht. Klaagster heeft hiertegen verweer gevoerd.
Het incidenteel beroep van de arts: de ontvankelijkheid van klaagster in de klacht
4.4    Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het incidenteel beroep te laat is ingesteld en dat daarom de arts niet-ontvankelijk is in dat beroep. Hierna wordt uitgelegd waarom.
4.5    Artikel 73 lid 5 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat incidenteel beroep kan worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van een afschrift van het beroepschrift. Bij brief van het Centraal Tuchtcollege van 5 juli 2023 is een afschrift van het principaal beroepschrift aan de gemachtigde van de arts toegezonden. Dit betekent dat het incidenteel beroepschrift uiterlijk op 16 augustus 2023 had moeten zijn ontvangen. Het verweerschrift in het principaal beroep, tevens incidenteel beroepschrift, is op          28 augustus 2023 ingekomen. Het incidenteel beroepschrift is dus niet op tijd ontvangen. 
4.6    Tijdens de zitting is namens de arts aangevoerd dat de termijn voor het indienen van incidenteel beroep is gaan lopen op het moment dat de aanvullende gronden werden toegestuurd, zijnde 31 juli 2023, omdat op dat moment pas bekend was waartegen het beroep zich richtte. Dit betoog slaagt niet, omdat de vraag of klaagster ontvankelijk is in het beroep een voorvraag betreft die niet afhankelijk is van de inhoud van de beroepsgronden. 
Het principaal beroep van klaagster
4.7    Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klaagster ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege licht dat hieronder verder toe. 
4.8    Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is naar het Centraal Tuchtcollege gestuurd. 
4.9    In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2024 is het debat voortgezet. 
4.10    De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. 
4.11    Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de arts niet tuchtrechtelijk verweten kan worden dat hij de stukken, die klaagster naar zijn privépraktijk had gestuurd, heeft vernietigd en niet in behandeling heeft genomen. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij wat het Regionaal Tuchtcollege onder '4. De overwegingen’ heeft overwogen en neemt dat hier over. De door klaagster gestelde omstandigheden over de communicatie en procedure van afhandeling van eerdere declaraties door de zorgverzekeraar rechtvaardigen geen afwijking van de procedure voor het aanvragen van een machtiging voor een operatie bij deze zorgverzekeraar. 
4.12    Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard en het hiertegen door klaagster ingestelde beroep moet worden verworpen.

5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
in het principaal beroep:
verwerpt het beroep;
in het incidenteel beroep: 
verklaart de arts niet-ontvankelijk in het incidenteel beroep. 
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter; 
H. de Hek en M.W. Zandbergen, leden juristen en J.H.M. de Brouwer en J.A.W. Dekker, 
leden-beroepsgenoten en C.J.M. Manders, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2024.
Voorzitter  w.g.    Secretaris  w.g.