ECLI:NL:TGZRZWO:2024:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5943

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:13
Datum uitspraak: 09-02-2024
Datum publicatie: 15-02-2024
Zaaknummer(s): Z2023/5943
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster is in het kader van revalidatie na een heupoperatie meerdere keren door de fysiotherapeut gezien. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens deze contacten grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond door onder meer het verrichten van wondcontrole, het ongevraagd aan klaagsters broek zitten en het doen van afwijkende, niet bij de gebruikelijke behandeling behorende oefeningen. Het college komt tot het oordeel dat de fysiotherapeut niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 9 februari 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klaagster,

tegen

C,

fysiotherapeut,

destijds werkzaam in B,

verweerder, hierna ook: de fysiotherapeut,

gemachtigde: mr. D. Schut-Wolfs, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort
 

1.1    Klaagster is in het kader van revalidatie na een heupoperatie meerdere keren door de fysiotherapeut gezien. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens deze contacten grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond door onder meer het verrichten van wondcontrole, het ongevraagd aan klaagsters broek zitten en het doen van afwijkende, niet bij de gebruikelijke behandeling behorende oefeningen.
 

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de fysiotherapeut niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure
 

2.1    Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 17 augustus 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen.

2.2    De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3     De zaak is behandeld op de openbare zitting van 16 januari 2024. De partijen zijn verschenen. Klaagster werd vergezeld door haar echtgenoot en verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van verweerder heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
 

3. De feiten
 

3.1    Klaagster heeft op 15 juni 2023 een heupoperatie ondergaan. Hiervoor was zij tot

21 juni 2023 opgenomen in het ziekenhuis, waar zij ook fysiotherapeutisch is behandeld. Klaagster heeft van de fysiotherapeut in het ziekenhuis een verwijzing gekregen voor een opvolgend fysiotherapeut.

3.2       Klaagster heeft zich vervolgens op 23 juni 2023 aangemeld bij de praktijk waar de fysiotherapeut werkzaam is. Op 26 juni 2023 is de fysiotherapeut gestart met fysiotherapie aan huis. Hij heeft hiervan aantekeningen gemaakt in het patiëntdossier. Over de wond heeft hij het volgende genoteerd: “grote pleister, verder niets te zien over 2 dagen gaan de hechtingen eruit.” Bij de hulpvraag van klaagster staat onder andere benoemd dat klaagster vanwege diverse zaken (“lage bloeddruk, duizeligheid en wondlekkage”) een week in het ziekenhuis heeft gelegen. Over de uitgevoerde behandeling staat in het dossier omschreven: “Uitleg en oefeningen in ruglig, spierversterkend en ook mobiliserend. Ook oefeningen in stand met steun rollator.”

3.3       Ook op 29 juni 2023 heeft een consult aan huis plaatsgevonden. Hiervan heeft de fysiotherapeut genoteerd dat het op dat moment al een stuk beter ging en dat de wond er volgens klaagster ook goed uitzag. Volgens het dossier zijn oefeningen verricht in ruglig en stand en is ook het lopen met rollator geoefend.

3.4       Een laatste afspraak vond plaats op de praktijk op 3 juli 2023. Van deze behandeling heeft de fysiotherapeut de volgende aantekening gemaakt:

“Ze is voor het eerst op de praktijk. Ze hebben vrijdag de hechtingen verwijderd en het zag er allemaal goed uit. Het gaat qua pijn best goed, alleen nog wat verkramping in het bovenbeen vooral de nachten.

Nog beperkte heupmobiliteit en belastbaarheid. Litteken ziet er rustig uit.

Oefeningen op de bank en in stand bij de rollator, ook met krukken gelopen in 3 puntsgang en op de hometrainer.

Later bleek dat ze een afspraak bij een vrouw wilde maken maar kon niet aangeven waarom. Ik heb haar gebeld aan het einde van de dag en aangegeven via haar man dat als er dingen zijn die zijn vrouw vervelend heeft ervaren ik dat niet bewust heb gedaan en dan mijn excuses daarvoor wil aanbieden en haar beslissing om naar een collega te gaan uiteraard respecteer.”   
 

4. De klacht en de reactie van de fysiotherapeut

4.1    Klaagster verwijt de fysiotherapeut grensoverschrijdend gedrag. Bij het thuisconsult op 26 juli 2023 en het consult op de praktijk op 3 juli 2023 heeft hij een wondcontrole gedaan, ondanks dat klaagster had aangegeven dat dit niet nodig was. Ook heeft hij volgens klaagster ongevraagd aan haar broek gezeten. Daarnaast heeft klaagster bij alle afspraken oefeningen moeten doen die volgens haar niet conform de richtlijnen van het ziekenhuis zijn.

4.2     Volgens de fysiotherapeut heeft hij zeker niet bewust grensoverschrijdend gehandeld. Zijn intenties zijn 100% beroepsmatig en positief geweest. Hij erkent wel dat hij het beter had kunnen doen en zich meer bewust had moeten zijn van de reactie die zijn oefeningen en zijn verzoek om de wond te mogen zien bij klaagster teweegbrachten. De fysiotherapeut refereert zich aan het oordeel van het college.

4.3      Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1      De vraag is of de fysiotherapeut de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende fysiotherapeut. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Beoordeling klacht

5.2       Uit de bespreking ter zitting is gebleken dat klaagster de fysiotherapeut geen seksueel grensoverschrijdend gedrag verwijt. Zij verwijt hem dat hij haar grenzen is overgegaan door handelingen te verrichten terwijl zij duidelijke signalen gaf dat zij die handelingen niet prettig vond. Het is klaagster zelf die haar persoonlijke grens vaststelt. Die persoonlijke grens van klaagster is evenwel niet de norm waaraan het gedrag van de fysiotherapeut moet worden getoetst. De norm waaraan het gedrag van de fysiotherapeut moet worden getoetst, staat beschreven onder punt 5.1. Als in die zin gesproken wordt van “grensoverschrijdend gedrag" dan zal dit méér moeten zijn dan een handeling waarvoor geen (expliciete of impliciete) toestemming is verleend, ook al zal de betreffende patiënt zelf ervaren dat zijn/haar grens is overschreden.

5.3       Het college stelt vast dat de handelingen die de fysiotherapeut verricht heeft op

zichzelf gebruikelijk zijn bij een behandeling na een heupoperatie.

Over de wondcontrole heeft de fysiotherapeut ter zitting toegelicht dat hij het operatiegebied wilde beoordelen en dat dit tot zijn vaste routine behoort bij een eerste afspraak. Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat sprake is van een zwelling in het gebied, waardoor de plek geïrriteerd blijft en het heupoperatiegebied niet goed geneest, is contact nodig met de verwijzend specialist. Zeker in het geval van klaagster was er aanleiding voor een beoordeling, omdat zij een week in het ziekenhuis had gelegen en er sprake was geweest van wondlekkage. Na een heupoperatie zoals klaagster heeft ondergaan, is een ziekenhuisverblijf van een of twee dagen meer gebruikelijk. Bij het derde consult was het feit dat de hechtingen vlak daarvoor waren verwijderd voor de fysiotherapeut reden om een controle te verrichten.

Het college kan verweerder in deze toelichting volgen, omdat de status van de wond c.q. het wondgebied van belang kan zijn voor de oefeningen die nodig zijn voor een goed herstel. Afhankelijk van de situatie van het wondgebied, worden passende oefeningen gegeven. In die zin hoort het beoordelen van het wondgebied tot de taak is van een fysiotherapeut. Zeker nu klaagster langer dan gebruikelijk in het ziekenhuis heeft verbleven en er na de heupoperatie sprake was van wondlekkage, was er extra reden voor de fysiotherapeut om het wondgebied te blijven beoordelen. In zoverre is de klacht ongegrond.

5.4       Klaagster voelde zich echter niet prettig bij deze controles en de wijze waarop verweerder aan haar fietsbroekje zat om het wondgebied te kunnen zien. Volgens haar heeft zij in beide gevallen duidelijk aangegeven dat een controle niet nodig was en heeft ze non-verbale signalen gegeven (met zowel haar handen als in haar houding/mimiek) dat ze het niet wilde. Verweerder zegt hierover dat hij de signalen van klaagster mogelijk niet heeft opgemerkt omdat hij teveel op de automatische piloot werkte. Hij heeft daarvoor zijn excuses aangeboden.

5.5       Welke signalen klaagster precies heeft afgegeven aan de fysiotherapeut en wat er precies gezegd is door partijen tijdens de consulten kan het college niet vaststellen. Ter zitting is gebleken dat klaagster niet expliciet heeft gezegd dat zij niet wilde dat de fysiotherapeut het wondgebied zou bekijken. Het college stelt op basis van de verklaringen van partijen vast dat de fysiotherapeut geen uitdrukkelijke toestemming heeft gevraagd aan klaagster. Dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het college is van oordeel dat de fysiotherapeut, zoals hij zelf ook aangeeft, meer alert had moeten zijn op mogelijke signalen van klaagster. Ook had hij zich meer bewust moeten zijn van het belang van een duidelijke uitleg waarom hij bepaalde handelingen noodzakelijk vond, zeker nu het hier een onderzoek in de buurt van intieme zones betrof en klaagster meerdere keren heeft aangegeven dat wondcontrole niet nodig was. Uitleg en het vragen van toestemming ligt daarbij dan ook voor de hand. Dat de fysiotherapeut dit niet heeft gedaan, verdient niet de schoonheidsprijs maar leidt niet tot de conclusie dat hij in deze situatie niet gehandeld zou hebben als een redelijk bekwame en redelijk handelende fysiotherapeut.


5.6       Wat betreft de oefeningen die klaagster moest verrichten (waaronder het “bruggetje”), oordeelt het college dat klaagster ten onrechte heeft aangenomen dat dit bekkenbodemoefeningen zijn. Dit zijn oefeningen die bedoeld zijn voor het versterken van de heup-/onderrugspieren die passen bij een fysiotherapeutische behandeling na een heupoperatie.

Ook in zoverre is de klacht ongegrond.

Slotsom

5.7       Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door J. Sap, voorzitter, S. Boersma, lid-jurist,
J.M. Uijen, S.E. Dekker en J. Sybesma, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.D. Moeke, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.