Zoekresultaten 421-430 van de 2792 resultaten

  • ECLI:NL:TNORDHA:2021:15 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-51

    Klaagster is na het overlijden van erflaatster geconfronteerd met het testament dat de notaris in 2017 heeft gepasseerd. Klaagster verwijt de notaris dat hij een onjuist testament heeft opgesteld, waardoor de laatste wil van erflaatster niet kan worden uitgevoerd.    

  • ECLI:NL:TNORDHA:2021:16 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-54

    De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld met betrekking tot het doorzenden van de brief van de belastingdienst en de aanslagen erfbelasting. Hij heeft zonder instemming van klagers bezwaar gemaakt tegen aan klagers opgelegde aanslagen erfbelasting.      

  • ECLI:NL:TNORDHA:2021:17 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-55 en 20-56

    Klaagster verwijt de notarissen dat zij hun ministerie hebben verleend aan de opdracht van de hypotheekbank tot veiling.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:17 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch 23-07-2021

    De vraag die in deze zaak centraal staat, is of het faillissement van de praktijkvennootschap van de notaris grond vormt voor schorsing van de notaris in de zin van artikel 26 lid 1 sub d Wna. Een schorsing op grond van artikel 26 lid 1 sub d Wna is een ordemaatregel, die het gevolg is van een (acuut) rechtsfeit van zodanig ernstige aard dat de ambtsuitoefening van een notaris moet worden onderbroken. Met de voorzitter is de kamer van oordeel dat deze bepaling zo dient te worden gelezen, dat zij ook van toepassing is op een notaris die het notarisambt uitoefent door middel van een besloten vennootschap waarin hij zijn notariële onderneming heeft ondergebracht en waarvan hij - direct of indirect - enig aandeelhouder en bestuurder is. Indien artikel 26 lid 1 sub d Wna in laatstgenoemd geval niet van toepassing zou zijn, zou een notaris de werking van deze bepaling kunnen ontlopen door (telkens) een zelfstandige entiteit in het leven te roepen. Daarmee zou de bepaling feitelijk nauwelijks tot geen betekenis hebben. De ratio van artikel 26 lid 1 Wna is of er een reële dreiging is die de ambtsuitoefening in gevaar zou kunnen brengen, die vervolgens vraagt om direct ingrijpen. Op grond van het voorgaande en gelet op het feit dat in de in artikel 26 lid 1 Wna geregelde gevallen sprake is van een verplichting van de voorzitter tot schorsing, is de kamer van oordeel dat de voorzitter artikel 26 lid 1 sub d Wna op de juiste wijze heeft toegepast.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:35 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/383854 / KL RK 21-25

    De notaris heeft een duidelijke en plausibele verklaring gegeven waarom de akte van levering niet op 21 augustus 2020 kon worden ondertekend. Klagers hebben niet ontkend dat het hun handtekening is die onder de volmacht staat voor de akte van levering. Klacht op alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:36 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/385228 / KL RK 21-38

    De notaris heeft niet uitdrukkelijk gevraagd of klager de concept akte heeft ontvangen. Dit klachtonderdeel is gegrond. Een verzachtende omstandigheid is dat de akte was opgesteld door een medewerker die een voormalig notaris was. Daarom onvoldoende ernst voor een tuchtrechtelijk verwijt. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:32 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/373595 / KL RK 20-95

    Gemachtigde klaagster heeft veel tijd en moeite in de zaak gestoken, maar een aanspraak op erkenning en of vergoeding van de werkzaamheden van de gemachtigde kan niet worden gevat onder het begrip belanghebbende in de zin van artikel 99 lid 1 Wna. Gemachtigde daarom niet-ontvankelijk in eigen klachten. Klachten van klaagster niet-ontvankelijk wegens termijn overschrijding en of ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:33 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/380791 / KL RK 20-145

      De kamer is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de kandidaat-notaris in deze zaak tekort is geschoten voor wat betreft de zorgvuldigheid en het tempo van haar werkzaamheden. Het enkele feit dat klaagster met de kandidaat-notaris van mening verschilt over het verloop van de verkoop/afwikkeling vormt op zichzelf beschouwd en/of in samenhang met de verdere van belang zijnde feiten en omstandigheden geen grond om aan te nemen dat de kandidaat-notaris hier klachtwaardig heeft gehandeld/nagelaten.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:34 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/384124 / KL RK 21-29

    Klager verwijt de notaris dat zij in strijd met het testament van erflater heeft gehandeld. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. De kamer overweegt dat de notaris terecht heeft aangevoerd dat het de wens van erflater was dat de erfgenamen de onterfde legitimarissen niet in kennis zouden stellen van hun onterving. Dit is ook niet gebeurd. De mededeling over de onterving kwam niet van de erfgenaam, maar van de notaris. De notaris was niet de geadresseerde van de in het testament opgenomen wil van erflater op dit punt, zodat haar geen verwijt treft. Op de notaris rustte verder geen verplichting de erfgenamen eerst te informeren, alvorens zij de legitimarissen informeerde. De notaris is daags na het overlijden van erflater benaderd door de legitimarissen met het verzoek om informatie, zodat het voor de hand lag dat zij hen eerst informeerde. Omdat zij actief werd benaderd door de legitimarissen, heeft de notaris haar geheimhoudingsplicht niet geschonden, maar voldaan aan haar zorgplicht om de legitimarissen de voor hen benodigde informatie te verschaffen en hen te informeren over hun wettelijke rechten.  

  • ECLI:NL:TNORAMS:2021:14 Kamer voor het notariaat Amsterdam 688688/NT 20-36

    De notaris heeft naar aanleiding van het verzoek van klager – het opmaken van de (levens-)testamenten - bemerkt dat zij zwaarwegende redenen voor weigering heeft die bestaan uit ernstige gewetensbezwaren - op grond van haar geloof als christen - tegen het opmaken van testamenten waarin klager twee Palestijnse organisaties wenst te benoemen die – volgens de notaris – ten doel hebben de staat c.q. het volk Israël te bestrijden. Het eerste verwijt van klager raakt dan ook direct de kern van deze zaak: in hoeverre bieden deze gewetensbezwaren van de notaris haar de bevoegdheid c.q. de mogelijkheid om haar diensten te weigeren. Om te beginnen overweegt de kamer dat het opmaken van een (levens)testament onder het domeinmonopolie van de notaris valt en is zij daarom in beginsel verplicht haar ministerie daartoe te verlenen. Het betoog van klager dat de genoemde Palestijnse organisaties niet bij wet verboden zijn en de notaris daarom geen beroep zou kunnen doen op artikel 21 Wna, maakt naar het oordeel van de kamer evenwel niet dat geen belangenafweging kan plaatsvinden tussen enerzijds het belang van klager om gelijk behandeld te worden en anderzijds het belang van de notaris om haar ministerie te weigeren c.q. op te schorten wanneer daartoe voor haar dringende redenen bestaan. Dat deze ministerieplicht niet absoluut is blijkt uit de wetstekst van artikel 21 leden 2, 3 en 4 Wna.