ECLI:NL:TNORDHA:2021:16 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-54

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2021:16
Datum uitspraak: 23-06-2021
Datum publicatie: 05-08-2021
Zaaknummer(s): 20-54
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld met betrekking tot het doorzenden van de brief van de belastingdienst en de aanslagen erfbelasting. Hij heeft zonder instemming van klagers bezwaar gemaakt tegen aan klagers opgelegde aanslagen erfbelasting.      

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 23 juni 2021 inzake de klacht onder nummer 20-54 van:

[klagers] ,

hierna ook te noemen: klagers,

tegen

[notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

1.     Het procesverloop

1.1             De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 19 november

2020.

1.2             De notaris heeft een verweerschrift ingediend.

1.3             Daarna heeft de Kamer nog een aanvullende brief met bijlage van klagers ontvangen van 26

april 2021.

1.4             De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021. Daarbij waren aanwezig

klagers, en de notaris. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht.

2.     De feiten

2.1       Voor de feiten verwijst de Kamer naar de beslissing van de Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag van 2 december 2019 en de beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 november 2020 in een eerdere klacht van klagers tegen de notaris.

2.2       Op 22 september 2020 heeft de notaris een brief naar de belastingdienst gestuurd waarin het volgende is vermeld:

“(…)

nalatenschap van de heer [C] / BSN 054341744

Geachte heer, mevrouw,

Zoals telefonisch reeds besproken met de heer [D], inspecteur bij uw dienst, ontvangt u namens de bewindvoerder over het vermogen van mevrouw [E], weduwe van de overledene, het pro forma bezwaar op de opgelegde aanslagen erfbelasting met dagtekening 11 september 2020, (aanslagnummers 181766620ERF20000001, 181766699ERF20000001, 124941746ERF20000001 en 181766802ERF20000001).

Zoals telefonisch reeds door inspecteur [D] aangegeven, verzoek ik u dit pro forma bezwaar aan hem door te geleiden, zodat hij het pro forma bezwaar kan behandelen. Het inhoudelijk bezwaar op de aanslagen zal zo spoedig mogelijk (na overleg met de ter zake deskundigen) bij uw dienst worden ingediend.

(…)”.

3.     De klacht

3.1       Tijdens de zitting bij het Gerechtshof op 3 september 2020 maakte de notaris als executeur er geen melding van of de belastingdienst zich al had uitgesproken over de taxatiewaarde van de certificaten van aandelen.

3.2       In de periode van eind juni 2020 tot 2 oktober 2020 werden er op initiatief van klagers schikkingshandelingen gevoerd tussen klagers enerzijds en moeder en zuster anderzijds.

3.3       Op 2 oktober 2020 werd duidelijk dat er geen compromis kon worden bereikt en dat de bewindvoerder van moeder een tweede bindende taxatie bleef weigeren.

3.4       Op 8 oktober 2020 bleek dat de notaris belangrijke informatie had achtergehouden aan klagers.    

3.5       Op diezelfde datum stuurde de executeur klagers een e-mailbericht met een brief van de belastingdienst van 1 september 2020 met de gestempelde datum van 3 september 2020 en de opgelegde aanslag erfbelasting van 11 september 2020 voor klagers. De aanslag erfbelasting was al op 11 september 2020 aan de erfgenamen opgelegd. De aanslag was echter niet naar klagers gestuurd, maar naar de executeur.

Uit dit e-mailbericht blijkt dat al op 1 september 2020 (tijdens de schikkingshandelingen) de belastingdienst per brief aan de notaris heeft meegedeeld dat zij afwijkt van de door de hem ingediende aangifte. De waarde van de aandelen TPM zijn door de belastingdienst gesteld op ruim € 1.571.000,- in plaats van de door de executeur en de bewindvoerder gehanteerde € 95.000,-. De door de belastingdienst vastgestelde waarde is 1653% hoger dan de dubieuze taxatie van € 95.000,-, waarvan het onderliggende taxatierapport drie jaar voor klagers verborgen is gehouden.

3.6       Klagers hebben geen bezwaar ingediend tegen de aanslag, omdat zij van mening zijn dat de aanslag op de juiste gronden is opgelegd. Klagers hebben de executeur gemaild dat zij een eventueel bezwaar door de andere erfgenamen niet zullen ondersteunen.

3.7       Op 21 oktober 2020 diende de advocaat van de bewindvoerder producties in ten behoeve van een zitting in hoger beroep bij het Gerechtshof te Den Haag.

Uit één van de producties blijkt dat de executeur op 22 september 2020 bezwaar heeft aangetekend tegen de aanslagen erfbelasting namens de bewindvoerder van moeder. Op die datum waren klagers nog niet eens ingelicht over de brief en de aanslag van de belastingdienst.

3.8       Klagers verwijten de notaris dat hij:

- zes weken een brief van de belastingdienst voor hen heeft achtergehouden;

- bijna één maand de aan klagers opgelegde aanslagen erfbelasting heeft achtergehouden;

- namens één erfgenaam bezwaar heeft ingediend tegen de opgelegde aanslag erfbelasting zonder klagers als mede-erfgenamen te hebben ingelicht over de brief van de belastingdienst met de mededeling af te zullen wijken van de ingediende aangifte en de daarop gebaseerde opgelegde aanslag aan klagers.

3.9       De notaris heeft klagers wederom ernstig gedupeerd. Zijn werkwijze is een blamage voor het notariaat en doet afbreuk aan het vertrouwen in het notariaat. Nu de notaris door het Hof de maatregel van berisping is opgelegd verzoeken klagers de Kamer nog een maatregel op te leggen aan de notaris.

4.     Het verweer van de notaris

4.1       De brief van de belastingdienst van 1 september 2020 werd tijdens de vakantie van de notaris bezorgd op kantoor. Gedurende de vakantie van de notaris gold de (interne) afspraak dat alleen bij urgente zaken contact zou worden opgenomen met de notaris. De waarnemer van de notaris heeft geoordeeld dat de ontvangst van de brief geen urgente zaak was.

4.2       Zodra de notaris terug was op kantoor heeft hij de ontvangst van de aanslagen erfbelasting opgepakt. Hij heeft een medewerker gevraagd voor verzending van de aanslagen naar de erfgenamen. De notaris zelf heeft contact opgenomen met de bewindvoerder.

4.3       Bij akte van 13 juli 2020, verleden door notaris mr. [V], zijn de goederen van de nalatenschap van de vader van klagers afgegeven aan hun moeder, overeenkomstig het in het testament opgenomen “keuzelegaat goederen aan mijn echtgenote tegen vergoeding van de waarde aan de erfgenamen” en “keuzelegaat vruchtgebruik aan mijn echtgenote”. Door de akte is de bevoegdheid tot beheer van de nalatenschap van de notaris als executeur geëindigd. De notaris heeft rekening en verantwoording afgelegd aan de bewindvoerder, als degene die na hem tot het beheer over die goederen bevoegd is geworden.

4.4       Omdat op 13 juli 2020 de taak van de notaris als executeur nog niet volledig volbracht was heeft de notaris met de bewindvoerder een overeenkomst gesloten, die is vastgelegd in een notariële akte, welke akte aansluitend aan de akte afgifte legaten is verleden door notaris [V]. De notaris was wel verplicht om de nog te betalen schulden van de nalatenschap te voldoen. Daarom heeft de notaris zelf contact opgenomen met de bewindvoerder.

4.5       De notaris heeft achteraf vastgesteld dat de medewerker van het kantoor had verzuimd de erfgenamen te informeren over de aan ieder van hen opgelegde aanslag erfbelasting. De medewerker had dat zelf ook ontdekt en heeft dit hersteld. Omdat de medewerker altijd erg zorgvuldig is, wijt de notaris dit aan het thuiswerken vanwege de Covid-19 pandemie. De notaris heeft klagers hiervoor zijn excuses gemaakt.

4.6       Aan ieder van de erfgenamen en de bewindvoerder is bij het toesturen van de aanslag erfbelasting gevraagd of zij redenen hadden om bezwaar te maken en of zij dat zelf wilden doen of dat via de executeur wilden laten verlopen. De bewindvoerder wilde zelf inhoudelijk bezwaar maken tegen de aanslag erfbelasting. Wel verzocht de bewindvoerder de notaris om namens moeder alvast pro forma bezwaar te maken en de belastingdienst te berichten dat het inhoudelijke bezwaar spoedig zou volgen. De notaris heeft op 22 september 2020 pro forma bezwaar gemaakt.

De zuster van klagers wilde zelf bezwaar maken en klagers zagen beiden geen aanleiding om bezwaar te maken.

4.7       Op 21 oktober 2020 heeft het notariskantoor aan klagers bevestigd dat de aanslag erfbelasting is betaald.

4.8       Verder heeft de notaris binnen de aangifte termijn de erfgenamen en de bewindvoerder geïnformeerd over een (mogelijke) omissie in de opgelegde aanslagen, omdat bij het opleggen van de aanslagen het “aanvullend legaat uit het testament (een af- en opvullegaat)” niet volledig was toegepast, waardoor er niet een optimale spreiding was van de erfbelasting.

4.9       De notaris is verder door de bewindvoerder niet geïnformeerd over het inhoudelijk gemaakte bezwaar en hij was niet op de hoogte van de schikkingshandelingen.

5.     De beoordeling van de klacht

5.1             Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm

als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

5.2             De Kamer vat de klachten als volgt samen: de notaris heeft onzorgvuldig gehandeld met

betrekking tot het doorzenden van de brief van de belastingdienst en de aanslagen erfbelasting. Hij heeft zonder instemming van klagers bezwaar gemaakt tegen aan klagers opgelegde aanslagen erfbelasting.

5.3             De Kamer oordeelt als volgt. Vast is komen te staan dat klagers al eerder een klacht tegen de

notaris hebben ingediend. Deze klacht is door de Kamer ongegrond verklaard, maar klagers zijn in hoger beroep gegaan. De procedure bij het Hof inzake het hoger beroep van klagers tegen de beslissing van de Kamer was lopende (zitting bij het Hof was op 3 september 2020) toen de notaris de brief van de belastingdienst en de aanslagen erfbelasting ontving. De notaris had extra alert moeten zijn op het tijdig doorsturen van de brieven van de belastingdienst en de aanslagen erfbelasting aan klagers. Anders dan klagers hebben geopperd acht de Kamer niet aannemelijk dat de notaris welbewust de bedoelde brieven niet tijdig heeft doorgestuurd.

Ook had de notaris uit het contact met klagers moeten kunnen begrijpen dat het niet de bedoeling was van klagers (pro forma) bezwaar te maken tegen hun aanslagen erfbelasting. Hij had mede daarom klagers met bekwame spoed dienen te informeren over het indienen van het pro forma bezwaar tegen de opgelegde aanslagen erfbelasting, nu in dat bezwaar de ten laste van klagers opgelegde aanslagen werden benoemd, ook al staat in het bezwaar vermeld dat dit wordt ingediend namens de bewindvoerder. Daar staat tegenover dat de Kamer niet kan vaststellen dat het ingediende pro forma bezwaar door de relevante instantie ook daadwerkelijk als bezwaarschrift van klagers wordt beschouwd.

Onder de gegeven omstandigheden had de notaris meer alertheid, nauwkeurigheid en zorgvuldigheid moeten tonen. De notaris heeft door dat na te laten zijn kernverplichting als notaris geschonden. De klacht is gegrond.

6.     Concluderend

6.1             Nu de notaris met betrekking tot het niet tijdig nazenden van de brief van de belastingdienst

en de aanslagen erfbelasting meteen zijn excuses heeft gemaakt, het bewust achterhouden van informatie niet aannemelijk is en onvoldoende vast is komen te staan dat het ingediende pro forma bezwaar als een namens klagers ingediend bezwaar kwalificeert, wordt, gelet ook op de overige verwikkelingen tussen partijen, afgezien van het opleggen van een maatregel.

6.2             Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99, vijfde

lid, van de Wna het door klagers betaalde griffierecht van € 50,00 aan hen te vergoeden.

6.3             De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder a, van de Wna

en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00.

6.4             De notaris dient het griffierecht en de kosten genoemd in alinea 6.3 binnen vier weken na

het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers te vergoeden. Klagers dienen daarvoor tijdig hun rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de notaris geen maatregel op;

-        veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klagers;

-        veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klagers.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes voorzitter, R.J. Groenhof en M.R.H. Krans, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.