ECLI:NL:TNORDHA:2021:15 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-51

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2021:15
Datum uitspraak: 23-06-2021
Datum publicatie: 05-08-2021
Zaaknummer(s): 20-51
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klaagster is na het overlijden van erflaatster geconfronteerd met het testament dat de notaris in 2017 heeft gepasseerd. Klaagster verwijt de notaris dat hij een onjuist testament heeft opgesteld, waardoor de laatste wil van erflaatster niet kan worden uitgevoerd.    

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 23 juni 2021 inzake de klacht onder nummer 20-51 van:

Klaagster,

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

Notaris,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

1.     Het procesverloop

1.1       De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 17 november

2020.

1.2             De notaris heeft verweer ingediend, met bijlagen.

1.3             De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021. Daarbij waren aanwezig

klaagster bijgestaan door mr. [C], en de notaris. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht.

2.     De feiten

2.1       Op 24 september 2020 is mevrouw [D] (hierna te noemen: erflaatster) overleden. Erflaatster had geen echtgenoot en kinderen.

2.2       Klaagster was tot het overlijden van erflaatster haar bewindvoerder.

2.3       Bij testament van 22 november 2010 heeft erflaatster klaagster benoemd tot één van de executeurs. Erflaatster heeft haar broer [E] (hierna te noemen: de broer) benoemd tot enig erfgenaam. Als opvolgend erfgenaam heeft zij de heer [F] benoemd, de toenmalige partner van klaagster. Dit testament is gepasseerd door mr. [G] als waarnemer van notaris mr. [H].

2.4       Erflaatster heeft op 10 november 2017 een aanvullend testament gemaakt, verleden voor de notaris.

3.     De klacht

3.1       Klaagster is na het overlijden van erflaatster geconfronteerd met het testament dat de notaris in 2017 heeft gepasseerd. Klaagster verwijt de notaris dat hij een onjuist testament heeft opgesteld, waardoor de laatste wil van erflaatster niet kan worden uitgevoerd.

3.2       Het notariskantoor heeft een reeks van fouten gemaakt. Op 23 december 2016 heeft erflaatster aan notaris [I] (de voorganger van de notaris) de opdracht gegeven een aanpassing te doen aan haar testament van 22 november 2010. Erflaatster wilde een andere tweede erfgenaam benoemen, te weten mevrouw [G] (hierna te noemen: [J]). [J] is de dochter van klaagster en erflaatster beschouwde [J] als kleinkind. Er is wel een concept van het testament gemaakt, maar de akte houdende het testament is nooit gepasseerd.

3.3       Omdat notaris [G] (vader van [J]) het testament had gepasseerd in 2010, was het niet mogelijk om [J] in het testament op te nemen, omdat de notariswet dat verbiedt (een akte passeren waarin een familielid wordt genoemd, is verboden). Daarom is de toenmalige vriend van klaagster, de heer [F], benoemd als tweede erfgenaam. De afspraak was gemaakt met [F] dat bij belet, ontstentenis of weigering van de broer, hij [J] de nalatenschap zou schenken.

De relatie van klaagster met [F] is inmiddels door hem beëindigd.

3.4       Eind 2016 ontdekte klaagster als bewindvoerder dat [F] nog in het testament stond opgenomen. Zij heeft toen notaris [I] gevraagd bij erflaatster thuis langs te gaan. Het testament is toen niet gepasseerd, omdat erflaatster tijdens de passeerafspraak onder invloed was. De notaris heeft klaagster hierover niet geïnformeerd.

3.5       In november 2017 ontdekte klaagster dat het concepttestament uit 2016 niet gepasseerd was. Zij heeft toen de notaris verzocht om erflaatster te bezoeken in het ziekenhuis, zodat alsnog het testament getekend kon worden. Erflaatster was in het ziekenhuis opgenomen vanwege plotselinge verwardheid.

3.6       Notaris [I] was inmiddels gedefungeerd. De notaris heeft het dossier overgenomen. Hij heeft een nieuw testament gemaakt, terwijl het concept uit 2016 niet gepasseerd was. De inhoud van dit nieuwe testament was niet in overeenstemming met het concept uit 2016. Klaagster heeft de notaris er nog op gewezen dat de opdracht aan notaris [I] was dat de tweede erfgenaam ([F]) veranderd moest worden in [J] en verder niet. De notaris liet klaagster niet toe bij het gesprek met erflaatster in het ziekenhuis.

3.7       In het uiteindelijk door de notaris gepasseerde testament van erflaatster is geen tweede erfgenaam opgenomen. Omdat de eerste erfgenaam (de broer) is vooroverleden gaat de nalatenschap in zijn geheel naar de familie van de broer, terwijl dat niet de wil was van erflaatster.

3.8       De notaris is ernstig tekort geschoten en heeft grove fouten gemaakt. De tweede erfgenaam was in het concept wel opgenomen, maar kwam in het door de notaris gepasseerde testament niet meer voor.

4.     Het verweer van de notaris

4.1       Op 23 december 2016 ontving het notariskantoor het verzoek van klaagster om het testament van erflaatster te wijzigen.

4.2       Notaris [I] heeft op 2 januari 2017 telefonisch contact opgenomen met erflaatster. De notaris heeft een telefoonnotitie daarvan overgelegd, waaruit blijkt dat erflaatster zelf niet wist dat haar testament gewijzigd diende te worden en dat de wijziging een initiatief van klaagster was. De stelling van klaagster dat [I] bij klaagster thuis langs is geweest, maar dat zij niet kon tekenen omdat zij onder invloed was, blijkt niet uit het dossier.

4.3       In de periode daarna tot november 2017 is er volgens het dossier geen contact meer geweest tussen het notariskantoor en klaagster/erflaatster.

4.4       Op 6 november 2017 heeft de notaris op verzoek van klaagster een bespreking gevoerd met erflaatster in het ziekenhuis. Erflaatster vertelde dat zij het zo erg vond wat klaagster was overkomen met de scheiding en zij wilde niet dat [F] van haar zou erven.

4.5       Op 8 november 2017 heeft de notaris klaagster telefonisch gesproken. Klaagster drong toen aan op een benoeming van haar dochter [J] bij vooroverlijden of verwerping van de broer van erflaatster, omdat dit in 2010 ook de wens van erflaatster was. Dit was toen niet mogelijk, omdat [J] de dochter van de passerend notaris was. De notaris heeft [J] in de conceptakte opgenomen en het concept naar klaagster gestuurd.

4.6       Op 10 november 2017 is de notaris met de minuutakte van het testament naar erflaatster in het ziekenhuis gegaan. Erflaatster wist nog van het eerdere gesprek. Zij was meer op haar gemak. Zij bevestigde dat haar broer moest erven. De andere broer en zuster had zij al geruime tijd niet meer gezien.

Op de vraag wie moest erven als de broer zou zijn vooroverleden, kwam geen antwoord. Ook toen de notaris vroeg of klaagster kinderen heeft en hoeveel, komt er geen reactie.

De notaris heeft vervolgens een ander onderwerp besproken. Daarna heeft hij erflaatster nogmaals gevraagd wie er moet erven als de broer er niet meer is. Er komt weer geen reactie.

Wel heeft erflaatster duidelijk aangegeven dat [F] niet mocht erven. Gezien de slechte fysieke en geestelijke toestand van erflaatster, haar duidelijke verklaring over de ex-partner van klaagster en het testament uit 2010 heeft de notaris besloten om de erfstelling van de broer te handhaven en [F] uit het testament te schrappen. Erflaatster heeft het renvooi (doorhaling) en het testament getekend.

4.7       Gezien het bewind en mentorschap van klaagster heeft de notaris direct verslag aan haar uitgebracht. Klaagster heeft toen aangegeven dat zij ontstemd was over het feit dat [I] verzuimd zou hebben haar in te lichten dat het testament destijds niet gepasseerd was.

4.8       De notaris heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling erkend dat hij een deskundige had moeten inschakelen toen er twijfel was over de wilsbekwaamheid van erflaatster. Ook had de notaris achteraf nooit een concepttestament moeten opstellen met de naam van de dochter erin, nu dat door erflaatster zelf nimmer was aangegeven. De notaris had dat op verzoek van klaagster gedaan.

5.     De beoordeling van de ontvankelijkheid

5.1       Ingevolge artikel 99 lid 1 van de Wna kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. Het kan een rechtstreeks belang zijn, maar ook een indirect of afgeleid belang. Het belang kan onder meer volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of betrekking hebben op handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat.

5.2       Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat klaagster klaagt over het aanvullend testament dat erflaatster heeft gemaakt en dat de notaris heeft gepasseerd op 10 november 2017. Klaagster was zelf geen partij bij deze akte. Klaagster was tot het overlijden van erflaatster haar bewindvoerder. Door het overlijden van klaagster eindigde dat bewind. Na het overlijden van erflaatster was klaagster executeur. Genoemde betrokkenheden van klaagster brengen in beginsel geen zelfstandig klachtrecht mee over het testament van iemand anders. Vast is komen te staan dat ten tijde van het opstellen van het testament erflaatster onder bewind stond. Bewind wordt ingesteld over het vermogen van de betrokkene. Indien iemand wilsbekwaam is, staat het die persoon vrij om zonder toestemming van een bewindvoerder een testament op te stellen. De onder bewind gestelde mag zelf persoonlijke beslissingen nemen.

5.3       De Kamer is derhalve van oordeel dat klaagster gezien haar rol als bewindvoerder niet kan klagen over de inhoud van het testament, nu zij geen partij was bij de akte waarover geklaagd wordt.

Het indirect of afgeleid belang van klaagster is niet komen vast te staan. Verder ziet executele op het beheer van de nalatenschap, hetgeen geen verandering kan aanbrengen op wilsverklaringen die erflaatster tijdens leven heeft gedaan. De rol van executeur geeft daarom ook geen belang om te klagen. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klacht.

5.4       De Kamer komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de klacht.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

-        verklaart klaagster niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes voorzitter, R.J. Groenhof en M.R.H. Krans, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.