ECLI:NL:TNORDHA:2021:17 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-55 en 20-56

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2021:17
Datum uitspraak: 23-06-2021
Datum publicatie: 05-08-2021
Zaaknummer(s): 20-55 en 20-56
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notarissen dat zij hun ministerie hebben verleend aan de opdracht van de hypotheekbank tot veiling.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 23 juni 2021 inzake de klacht onder nummer 20-55 en 20-56 van:

[klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[notaris A],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

en

[notaris B],

toegevoegd notaris te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: de toegevoegd notaris,

tezamen te noemen: de notarissen,

advocaat voor de notarissen mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.

1.     Het procesverloop

1.1             De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 2 december 2020.

1.2             De notarissen hebben een verweerschrift, met bijlagen, ingediend.

1.3             Klaagster heeft op 17 december 2020 een aanvullend klaagschrift ingediend.

1.4             De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021. Daarbij waren aanwezig klaagster bijgestaan door haar zoon [Z], en de notarissen

bijgestaan door mr. T.J.P. Jager. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan de door klaagster overgelegde pleitnotities gehecht.

2.     De feiten

2.1             Bij brief van 18 augustus 2020 heeft [hypotheekbank] (hierna te noemen: de hypotheekbank) het kantoor van de notaris de opdracht gegeven de

onroerende zaak van klaagster aan de [adres] (hierna te noemen: de onroerende zaak) te veilen.

2.2             Bij brief van 4 september 2020 heeft de toegevoegd notaris klaagster een brief gestuurd waarin staat dat op 28 oktober 2020 de veiling van de

onroerende zaak zal plaatsvinden.

2.3             Klaagster is het niet eens met deze veiling. In het verleden heeft zij diverse procedures aangespannen tegen de hypotheekbank.

2.4       Uiteindelijk heeft klaagster een deel van de betalingsachterstand en (veiling)kosten voldaan, waarna de hypotheekbank heeft besloten de openbare verkoop op te schorten.

3.     De klacht

3.1             Klaagster verwijt de notarissen dat zij hun ministerie hebben verleend aan de opdracht van

de hypotheekbank tot veiling. Zij hadden hun ministerie moeten weigeren. Evident is dat de hypotheekbank misbruik van (executie-)recht maakt wanneer de aangekondigde veiling doorgezet zou worden.  De notarissen tonen ten onrechte een grote desinteresse ten aanzien van de overtuigende bewijsvoering van klaagster en hebben zij hun zorgplicht ten aanzien van klaagster op een grove en ontoelaatbare manier geschonden.

3.2             Klaagster verwijt de notarissen dat zij zich ten onrechte op het standpunt stellen dat de

veiling hoe dan ook gerechtvaardigd is. Het is kwalijk dat zij niet twijfelen aan de gegeven opdracht. Zij hadden er rekening mee moeten houden dat ook de hypotheekbank fouten kan maken.

3.3             Klaagster was gestopt met het doen van rentebetalingen, omdat zij na het arrest van 13 oktober 2015 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geen

hypotheekschuld meer had. Dit vanwege de in dat arrest vastgestelde verjaarde vorderingen op de hypotheekbank. Wel heeft klaagster na dat arrest de

hypotheekrente tot en met oktober 2018 steeds maandelijks voldaan, omdat klaagster pas in november 2018 ervan op de hoogte raakte dat ook verjaarde

vorderingen konden worden verrekend, wanneer het om dezelfde rechtsverhouding ging (artikel 6:131 van het Burgerlijk Wetboek).

4.     Het verweer van de notarissen

4.1             Klaagster heeft in het verleden vele procedures gevoerd tegen de hypotheekbank. Deze procedures heeft zij allemaal verloren.

4.2             Uit het door klaagster overgelegde arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2015 blijkt dat geen van haar vermeende

vorderingen is toegewezen/komen vast te staan.

4.3             De notarissen hebben kennisgenomen van de stellingen van klaagster, hebben deze beoordeeld en hebben navraag gedaan bij de hypotheekbank en

zijn tot de conclusie gekomen dat zij hun ministerieplicht niet konden weigeren.

4.4             Door klaagster wordt niet betwist dat zij een aanzienlijke betalingsachterstand heeft laten ontstaan. Zij geeft aan dat dit opzettelijk is gebeurd, omdat zij

van mening is dat zij nog geld van de hypotheekbank moet krijgen en heeft haar schuld daarmee verrekend. Voor zover de notarissen begrijpen betwist de

hypotheekbank dat klaagster kan verrekenen. Zij kan in ieder geval niet verrekenen met hypotheekrente.

4.5             Doordat de veiling is opgeschort, lijkt daarmee het belang van de klacht te zijn weggevallen.

4.6             De notarissen hebben aan hun onderzoeksplicht voldaan. Klaagster is voorafgaand aan het opstarten van de openbare verkoop geïnformeerd. Klaagster

is bij de notarissen op kantoor langs geweest. De notarissen hebben de brieven van klaagster bestudeerd en beantwoord. Zij hebben verder klaagster erop

gewezen dat zij eventueel een executiegeschil kan starten.

4.7             De notarissen staan buiten de discussie die klaagster voert met de hypotheekbank. De notarissen hebben vastgesteld dat de bezwaren

die klaagster jegens de hypotheekbank heeft, niet zien op de hypotheekakte op basis waarvan de openbare verkoop is

geïnitieerd.

4.8             De notarissen benadrukken dat de openbare verkoop niet door hen in gang is gezet, maar dit een beslissing is van de hypotheekbank. Nadat de

notarissen de veilingopdracht hebben ontvangen, hebben zij alle stukken beoordeeld, de benodigde recherches gedaan en klaagster om informatie gevraagd.

4.9             Door klaagster zijn geen redenen aangevoerd die aanleiding gaven de ministerieplicht te weigeren.

4.10          Klaagster heeft niet onderbouwd dat de notarissen de veilingopdracht hadden moeten weigeren. Ook blijkt dit niet uit de beschikbare informatie. De

notarissen hebben uiterst zorgvuldig gehandeld door kennis te nemen van de verschillende correspondenties, de hypotheekakte, de brief waarmee de

hypotheekbank tot opeising is overgegaan, de betalingsachterstand, de gebruikelijke recherches uit te voeren, informatie bij klaagster in te winnen, met klaagster

in gesprek te gaan, haar correspondentie te beantwoorden etc.

4.11          Nadat klaagster tot betaling was overgegaan en de hypotheekbank had besloten de openbare verkoop op te schorten, is door de notarissen hier direct

uitvoering aan gegeven.

4.12          Uit het voorgaande blijkt dat de notarissen absoluut geen desinteresse hebben getoond. Zij kunnen alleen geen inhoudelijke discussie voeren met

klaagster over stellingen die zij richting de hypotheekbank inneemt. Dat klaagster een klacht indient om de notarissen onder druk te zetten om daarmee te

proberen een veiling te voorkomen, in plaats van een executiegeschil te starten, is geen grond om de notarissen onzorgvuldig handelen te verwijten.

5.     De beoordeling van de klacht

5.1             Ter beoordeling van de Kamer staat of de notarissen hebben gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Notarissen zijn

aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die

zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat behoorlijk

notarissen niet betaamt.

5.2       Klaagster verwijt de notarissen dat zij hun ministerielicht hadden moeten weigeren, zij grote desinteresse tonen ten aanzien van de overtuigende bewijsvoering van klaagster en dat zij hun zorgplicht op grove wijze hebben geschonden. Klaagster heeft ter zitting gesteld dat zij wilde vertrouwen op een onpartijdige notaris en dat zij daarom geen executiegeschil wil(de) starten.

De Kamer overweegt het volgende. De notarissen hadden opdracht gekregen van de hypotheekbank om de onroerende zaak van klaagster executoriaal te verkopen. Op een notaris rust in beginsel een ministerieplicht. Onder bepaalde omstandigheden kan daarvan worden afgeweken, maar daarvoor dient de notaris de weigering goed te kunnen motiveren. Bij de aanvaarding van de opdracht en de uitvoering daarvan dient de notaris de belangen van sommige derden in het oog te houden. In onderhavig geval in het bijzonder het belang van degene van wie de onroerende zaak geveild wordt. Klaagster heeft zich op het standpunt gesteld dat de notarissen moesten twijfelen aan de deugdelijkheid van de aan de gegeven opdracht ten grondslag liggende vorderingen en deze nader dienden te onderzoeken. Voldoende is gebleken dat de notarissen binnen hun mogelijkheden hebben gedaan wat zij konden. Zij hebben klaagster geïnformeerd over de veiling, haar gesproken en informatie bij haar ingewonnen, haar brieven bestudeerd en beantwoord, recherches gedaan en klaagster gewezen op de mogelijkheid van het starten van een executiegeschil. Dat klaagster kenbaar maakte dat zij het niet eens was met de veiling, omdat zij vorderingen wilde verrekenen, lag buiten de invloedsfeer van de notarissen. Notarissen zijn geen rechters. Indien tussen twee partijen een geschil bestaat en voor de notaris niet direct en zonder diepgaand onderzoek kenbaar is dat het gelijk aan één zijde ligt, heeft de notaris niet tot taak om een standpunt in een dergelijk geschil in te nemen. Het is dan aan de partij die zich tegen een executie wil verzetten bij de (kort geding) rechter een verbod tot executie te vorderen. De notarissen konden niets anders doen dan de veiling voortzetten, zonder tegenbericht van de hypotheekbank. Vast is komen te staan dat zij voldoende aandacht hebben gehad voor het standpunt van klaagster, voor zover dat binnen hun bereik lag en dat zij zorgvuldig hebben gehandeld. De klacht is op alle onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes voorzitter, L.G. Vollebregt en M.R.H. Krans, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.