Zoekresultaten 11-20 van de 42753 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:192 Hof van Discipline 's Gravenhage 230020

    Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft, door niet alleen over te gaan tot het leggen van executoir beslag maar ook door vervolgens in de uitvoering van deze beslagmaatregel na te laten te verifiëren of het deurwaardersexploot op juiste wijze was opgesteld, de belangen van klaagster onevenredig geschaad. Verweerder had , gelet op de omstandigheid dat het middel van executoriaal beslag als zeer ingrijpend moet worden beschouwd, voor een beslagmogelijkheid kunnen kiezen, die voor klaagster minder bezwarend was geweest en de benoemingsprocedure van de vereffenaar in de nalatenschap van erflater na het leggen van een conservatoir beslag kunnen afwachten. Het hof acht, mede gelet op de familierechtelijke sfeer waarin de strijd tussen klaagster en de cliënt van verweerder zich bevond, de handelwijze van verweerder, gelet op het daarmee beoogde doel, oneigenlijk en disproportioneel en daarmee onbetamelijk. Verweerder heeft de belangen van klaagster hiermee onevenredig geschaad. Klacht deels gegrond. (Deels) vernietiging raadbeslissing. Maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2024:10 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2024/03

    Hond. De zaak gaat over een klacht van een Stichting tegen een dierenarts die diergeneeskundige handelingen heeft verricht met kortsnuitige honden, waarbij de zogenoemde Cambridge-methode is toegepast. De vraag is of de dierenarts daarmee heeft gehandeld in overeenstemming met de open norm van artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. Het Veterinair beroepscollege beantwoordt die vraag in de uitspraak ontkennend. Het Veterinair beroepscollege is van oordeel dat de dierenarts ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de methode zoals beschreven in het rapport van de Universiteit Utrecht, faculteit diergeneeskunde, van 21 januari 2019 waarin een van de Cambridge-methode deels afwijkende methode voor de keuring van kortsnuitige honden wordt beschreven. De stichting meent dat de dierenarts bij zijn handelingen die laatste, Utrechtse methode had moeten volgen, ook gelet op de aan het onderzoek van de dierenarts verbonden potentiële nadelige gevolgen voor het fokken met kortsnuitige honden die met toepassing van de Cambridge-methode zijn goedgekeurd maar bij toepassing van de met het rapport van de Universiteit Utrecht beschreven methode niet zouden zijn goedgekeurd. Het Veterinair Beroepscollege heeft aan de dierenarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.[Beroep gegrond.]

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:19 Accountantskamer Zwolle 23/299 Wtra AK 23/300 Wtra AK 23/583 Wtra AK 23/700 Wtra AK

    Klacht over handelen accountant als bindend adviseur in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van klaagster en haar voormalige echtgenoot. Klaagster meent dat betrokkene bij het uitvoeren van zijn opdracht onzorgvuldig heeft gehandeld en ten onrechte zijn werkzaamheden na haar wrakingsverzoek heeft voortgezet. De klacht is ongegrond. Betrokkene mocht zijn werkzaamheden als bindend adviseur voortzetten. Betrokkene heeft bij het uitvoeren van zijn opdracht niet gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:175 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1601 en C2022/1602

    Wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter, de twee leden-juristen en de twee leden‑beroepsgenoten (1e wrakingsverzoek). Nadien volgt een wrakingsverzoek gericht tegen de drie leden van de wrakingskamer (2e wrakingsverzoek). Opeenstapeling van wrakingsverzoeken. De wrakingskamer ziet het tweede wrakingsverzoek als misbruik van het middel van wraking en laat dit tweede verzoek buiten behandeling. De wrakingskamer is van oordeel dat het eerste wrakingsverzoek te laat is ingediend (20 dagen na zitting) en verklaart dit eerste verzoek niet-ontvankelijk. De wrakingskamer bepaalt verder dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zal worden genomen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:193 Hof van Discipline 's Gravenhage 230021

    Klacht tegen advocaat wederpartij.Evenals de raad is het hof, onder verwijzing naar en het overnemen van de overwegingen van de raad als weergegeven onder 5.2 en 5.3, van oordeel dat klaagster geen rechtstreeks eigen belang heeft. De raad heeft klaagster dan ook op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. De vermeende normschending heeft immers betrekking op een norm die primair de belangen van de Holding beoogt te beschermen. Klaagster vertegenwoordigt niet de belangen van de Holding maar heeft als aandeelhouder slechts een van de Holding afgeleid belang, hetgeen een te ver verwijderd verband vormt om daarmee te kunnen worden gelijkgesteld. De omstandigheid dat klaagster, evenals haar broer, 50% aandeelhouder van de Holding is, maakt naar het oordeel van het hof evenmin dat daarmee een meer rechtstreeks belang van klaagster wordt gecreëerd. Ook de overige door klaagster gestelde feiten en omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep slaagt derhalve niet. De uitspraak van de raad zal worden bekrachtigd.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2024:9 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2023/17 VB 2023/18

    Hond. Beroep van diereigenaar tegen uitspraak in twee klachten tegen dierenartsen. De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege wordt vernietigd in de zaak tegen dierenarts 1. Het Veterinair Tuchtcollege had de ondubbelzinnige uitlating van appellante in eerste aanleg moeten beschouwen als het intrekken van die klacht tegen dierenarts 1 door appellante en de behandeling van de klacht moeten staken.Het beroep in de zaak tegen dierenarts 2 wordt verworpen. Dierenarts 2 is jegens de hond niet tekortgeschoten in de veterinaire zorg die zij heeft verleend als bedoeld in artikel 4.2 van de Wet dieren.[Beroepen ongegrond.]

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:194 Hof van Discipline 's Gravenhage 230075

    Klacht eigen advocaat.In zijn beroepschrift heeft klager een aantal nieuwe klachten geformuleerd. Zo verwijt klager dat verweerster contact heeft gezocht met de mediator en een notaris en daarbij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De beoordeling in hoger beroep is beperkt tot de klachtomschrijving voor zover die aan de raad is voorgelegd in eerste aanleg, en partijen beroep instellen tegen het oordeel van de raad daarover. Nieuwe verwijten en klachten over verweerster moeten eerst worden ingediend bij de deken (artikel 46c lid 1 Advocatenwet), zodat de deken daarnaar onderzoek kan doen voordat die klacht aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. In dit geval betekent dit dat het hof de nieuwe verwijten van klager buiten beschouwing laat. In zoverre is het beroep van klager niet-ontvankelijk.Klager is voorts in beroep gekomen tegen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen b), c) en het gegrond verklaarde klachtonderdeel a).In het door klager ingestelde beroep kan hij niet worden ontvangen voor zover het beroep zich richt tegen de beslissing van de raad met betrekking tot klachtonderdeel a). Op grond van artikel 56 lid 1 onder a Advocatenwet staat tegen gegrond verklaarde klachtonderdelen aan klager geen beroep open. Klager zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover het klachtonderdeel a) betreft.Klacht van klager niet-ontvankelijk, voor zover hij nieuwe klachtonderdelen in hoger beroep heeft geformuleerd en beroep van klager betreffende klachtonderdeel a) niet ontvankelijk. Bekrachtiging van de beslissing van 5 juni 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:19 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/421724 KL RK 23-65

    Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat hij ten onrechte niet de zelfbewoningsplicht en het speculatieverbod als kettingbeding heeft opgenomen in de leveringsaktes van twee woningen.Door het handelen van de kandidaat-notaris werd de goede naam van klaagster op het spel gezet en liep zij het risico om tegenover de gemeente een boete te verbeuren.De kamer was van mening dat klaagster een professionele partij is met eigen juristen in dienst en klaagster heeft de doorhaling van het kettingbeding geaccepteerd en de kamer acht de klacht daarom ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:195 Hof van Discipline 's Gravenhage 230185

    Klacht eigen advocaat.Het hof begrijpt uit de stellingen van klagers dat volgens hen sprake is van schending vanfundamentele rechtsbeginselen, te weten (a) schending van het recht op een eerlijk proces en (b) schending van het motiveringsbeginsel.Klagers zijn door de raad voor de mondelinge behandeling uitgenodigd en zijn hierbij aanweziggeweest. Gesteld noch gebleken is dat klagers hun standpunten niet naar voren hebben kunnen brengen en/of dat zij zich niet over het standpunt van verweerder hebben kunnen uitlaten. Dat de raad het door klagers ingediende wrakingsverzoek (onder verwijzing naar het wrakingsprotocol) op de zitting niet in behandeling heeft genomen, maakt dit niet anders. Klager heeft er vervolgens zelf voor gekozen om de zittingszaal te verlaten. Voorts staat vast dat klagers via een per e-mail toegezonden link het klachtdossier op 7 september 2022 hebben ontvangen. Ook overigens is het hof niet gebleken dat klagers geen eerlijk proces bij de raad hebben gehad.Het hof overweegt dat grond (b) is terug te voeren op het feit dat klagers het niet eens zijn metde inhoud van de beslissing van de raad, zowel waar het de vastgestelde feiten betreft als de motivering van de beslissing. Deze (motiverings)klachten raken geen fundamentele rechtsbeginselen maar de inhoudelijke beslissing van de zaak.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:196 Hof van Discipline 's Gravenhage 230300

    Klacht tegen advocaat wederpartij.Een advocaat dient in de contacten met getuigen grote prudentie aan de dag te leggen en zich in het bijzonder verre te houden van ongeoorloofde beïnvloeding van getuigen. Dit integer handelen is noodzakelijk om het vertrouwen in de beroepsgroep te waarborgen en is inherent aan de uitoefening waaraan in het kader van het algemeen belang rechten en verplichtingen zijn verbonden. Vast staat dat verweerder zijn brief rechtstreeks aan getuige C heeft gestuurd, terwijl hij in het bezit was van de conceptdagvaarding waarin was vermeld dat deze getuige door klager zou worden opgevoerd in de komende kort gedingprocedure.In zijn brief heeft verweerder bovendien niet alleen verzocht om een schriftelijke verklaring op te stellen - wat op grond van de onder 7.2 weergegeven maatstaf in beginsel is toegestaan – maar heeft hij in feite gedicteerd in welke bewoordingen de verklaring moest worden opgesteld en heeft verweerder ook de gevolgen van niet-voldoening aan het verzoek uitdrukkelijk benoemd. Daarbij heeft verweerder kwalificaties gebruikt als “kan de politie bevelen om u op te halen” en “kunt u maximaal een jaar worden gegijzeld”.Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de door hem beoogde verklaring niet noodzakelijkerwijs vals behoefde te zijn en dat daar het integriteitspunt op ziet. Daarmee slaat verweerder de plank echter mis. Of verweerder heeft geprobeerd de getuige C een valse verklaring te laten afleggen, kan het hof niet vaststellen. Wel kan worden vastgesteld dat verweerder heeft getracht de getuige te beïnvloeden een verklaring af te leggen op een wijze die in strijd is met de kernwaarde integriteit, zoals (onder meer) uitgewerkt in gedragsregel 22. Een getuige moet in volledige vrijheid, onafhankelijkheid en naar waarheid een verklaring kunnen afleggen. Het hof is van oordeel dat een zo mogelijk nog grotere prudentie aan de dag gelegd moet worden wanneer het een minderjarige getuige betreft, zoals in het onderhavige geval, voor wie de door verweerder in de brief gebruikte bewoordingen als extra intimiderend kunnen zijn ervaren. Verweerder heeft bovendien miskend dat door zijn dreigende bewoordingen de aanzienlijke kans bestond dat getuige C niet onafhankelijk en naar waarheid over de kwestie zou verklaren.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.