Zoekresultaten 1401-1420 van de 14232 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:226 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5248
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:226
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster, weduwe van de patiënt, verwijt de huisarts dat hij de klachten van de patiënt heeft onderschat en niet voldoende onderzoek heeft gedaan. Het college is van oordeel dat de klacht ontvankelijk is, omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om te twijfelen aan het uitgangspunt dat klaagster met het indienen van de klacht de veronderstelde wil van de patiënt uitdrukt. Het college stelt vast dat de huisarts zich heeft ingespannen voor het vinden van de oorzaak van de rugpijn van de patiënt. Echter, naar het oordeel van het college had de huisarts op verschillende momenten tijdens de behandeling meer moeten doen. Het college is samenvattend van oordeel dat de huisarts de behandeling te lang op z’n beloop heeft gelaten en de signalen niet op de juiste waarde heeft geschat. De huisarts had aanvullend urineonderzoek moeten doen en had moeten overwegen om de patiënt eerder door te verwijzen of had in ieder geval hierover een specialist moeten consulteren. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. Gelet op de meerdere tekortkomingen zal het college de maatregel van berisping opleggen. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Berisping.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:233 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5498
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:233
Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij ten onrecht geen kijkoperatie aan zijn knie wilde uitvoeren. Klager heeft sinds een ongeluk in 2000 invaliderende klachten aan zijn rechter knie. Sinds januari 2022 is klager rolstoelafhankelijk geworden. Na diverse artsen te hebben geraadpleegd kwam klager in september 2022 op consult bij de orthopedisch chirurg. Deze oordeelde na diverse onderzoeken, waaronder een MRI, dat de klachten van klager niet pasten bij een meniscusletsel. Hij adviseerde klager te starten met revalidatie en plaatste een intra-articulaire injectie met corticosteroïden in de knie. Tevens heeft de voornoemde arts aan de huisarts van klager teruggekoppeld dat hij klager mogelijk moest verwijzen naar een internist vanwege de opvallend glanzende huid, dit kon mogelijk duiden op een auto-immuunaandoening. Klager voerde aan dat een gescheurde meniscus als oorzaak van zijn klachten niet kan worden uitgesloten op basis van de uitgevoerde onderzoeken. Het college overweegt het volgende. Volgens de toepasselijke richtlijn Arthroscopie van de knie dient er geen kijkoperatie te worden verricht zonder aanvullende informatie uit anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek (zoals een MRI-scan). Deze informatie zal de diagnose moeten ondersteunen voor de beslissing over het al dan niet uitvoeren van een kijkoperatie. In het geval van klager bleek uit de anamnese en het lichamelijk onderzoek dat er geen sprake was van hydrops of een slotstand van de knie. Verder zijn er meerdere MRI-scans gemaakt waarop ook geen aanwijzingen te zien waren voor het bestaan van meniscusletsel of overig intra-articulair letsel. De orthopedisch chirurg heeft daarom conform de richtlijn geoordeeld dat er in dat geval geen indicatie was voor een kijkoperatie. Voorts week het klinisch beeld van klager niet af van de uitkomst van de MRI-scan. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:228 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5249
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:228
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster, weduwe van de patiënt, verwijt de huisarts dat zij de klachten heeft onderschat en niet voldoende onderzoek heeft gedaan. Samenvattend is het college van oordeel dat de huisarts een aantal alarmsignalen heeft gemist. Op het moment dat zij de behandeling van haar voorganger overnam, was er al sprake van een lange periode van behandeling. Gezien de voorgeschiedenis, de eerdere onderzoekuitslagen, waaronder de urineonderzoeken, en de slechte gezondheidssituatie van de patiënt, had zij eerder moeten ingrijpen of in ieder geval moeten overleggen met een specialist. Dit alles heeft geleid tot (minimaal) twee weken vertraging, terwijl daar geen goede reden voor was. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4931
- Datum publicatie: 19-10-2023
- Datum uitspraak: 17-10-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:169
Klacht tegen de huisarts i.v.m. chronisch benzodiazepinegebruik door klaagster. Weliswaar heeft de huisarts m.b.t. dit gebruik en de afbouw hiervan begeleiding door middel van gereguleerde dosisreductie aangeboden, maar hij heeft hierin onvoldoende regie genomen en/of toezicht gehouden. Schending zorgplicht. De klacht is in zoverre gegrond. Als maatregel krijgt de huisarts een waarschuwing. De klacht over schending van het recht op vrije artsenkeuze is ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5624
- Datum publicatie: 19-10-2023
- Datum uitspraak: 13-10-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:170
Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond. Aan klager is terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. De klacht gaat over het tegen de wil van klager verplicht innemen van medicatie in de periode maart tot en met oktober 2022, de afzondering van klager in de periode december 2021 tot maart 2022 en de professionaliteit van de psychiater. De psychiater voert aan dat de klachten berusten op een verkeerde voorstelling van zaken en verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5466
- Datum publicatie: 19-10-2023
- Datum uitspraak: 16-10-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:167
Klacht tegen verzekeringsarts. Klaagster is door de verzekeringsarts gezien in het kader van een WIA-beoordeling. Klaagster maakt de verzekeringsarts verschillende verwijten over het door hem verrichte onderzoek en de door hem opgemaakte rapportages. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5329
- Datum publicatie: 19-10-2023
- Datum uitspraak: 17-10-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:168
Patiënt heeft zich in 2021 bij de huisarts gemeld wegens benauwdheidsklachten bij hardlopen. De huisarts maakt op basis van lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek een risico-inschatting en spreekt een expectatief beleid af, ondanks een ernstig verhoogde cholesterolwaarde. Circa een jaar later overlijdt patiënt nadat hij weer met hardlopen is begonnen. Het college oordeelt dat de huisarts het ernstig verhoogde cholesterol bij patiënt onvoldoende heeft betrokken bij haar beleid en de NHG standaard CVRM ten onrechte niet heeft gevolgd. De huisarts had de ernstig verhoogde cholesterol waardes en medicamenteuze behandeling moeten overwegen en met patiënt moeten bespreken. De klacht is gedeeltelijk gegrond. Het college legt een waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:141 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1801
- Datum publicatie: 18-10-2023
- Datum uitspraak: 18-10-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:141
Klacht tegen een psychiater. Klaagster is in 2019 een periode opgenomen geweest in een ggz-instelling. Aanvankelijk was de opname op vrijwillige basis maar na een aantal dagen is dit omgezet in een gedwongen opname. Klaagster heeft op enig moment hierover een klacht ingediend bij onder meer de Geschillencommissie Zorg. In zijn hoedanigheid als bestuurder heeft de psychiater een schriftelijke reactie gegeven op de klacht van klaagster bij de Geschillencommissie. Klaagster verwijt de psychiater dat hij onjuiste medische informatie heeft aangeleverd, waarbij rapportages (inhoudelijke zorgregistraties) uit het elektronisch patiëntendossier zijn verwijderd, gewijzigd of vervalst met het doel collega’s uit de wind te houden. Volgens klaagster is er sprake van valsheid in geschrifte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard. De eerste tuchtnorm is niet van toepassing omdat er geen behandelrelatie tussen de psychiater en klaagster heeft bestaan. Ook de tweede tuchtnorm is niet van toepassing omdat de psychiater uitsluitend handelende in de hoedanigheid van bestuurder en zijn handelen onvoldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. Klaagster is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:140 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1501
- Datum publicatie: 18-10-2023
- Datum uitspraak: 18-10-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:140
Klacht tegen een internist. Klager was in een periode van ongeveer 9 jaar periodiek in behandeling bij de internist vanwege een verslechterde nierfunctie en te veel eiwit in de urine. Volgens klager heeft de internist onzorgvuldig gehandeld omdat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld, onjuiste medicatie heeft voorgeschreven, onjuiste/onvoldoende informatie heeft verstrekt, het ziektebeeld van klager heeft doen verergeren, klager onbeschoft heeft bejegend en zich respectloos tegenover hem heeft gedragen, de zorgvuldigheidsnormen en gedragsregels van artsen heeft verwaarloosd, en de artseneed heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:142 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1800
- Datum publicatie: 18-10-2023
- Datum uitspraak: 18-10-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:142
Klacht tegen een ambulanceverpleegkundige. Klager was in zijn woning gevallen en had veel pijn in de nek. De verpleegkundige is samen met de ambulancechauffeur naar de woning gereden. De verpleegkundige heeft klager onderzocht en besloten klager naar het ziekenhuis te vervoeren. Daar is geconstateerd dat klager drie nekwervels had gebroken. Klager verwijt de verpleegkundige onder meer dat hij hem onheus heeft bejegend, hem handelingen heeft laten verrichten die onmogelijk waren vanwege zijn pijnklachten en het zorgprotocol niet juist heeft toegepast, waardoor hij onnodig veel pijn heeft geleden en hij het risico heeft gelopen verlamd te raken of te overlijden. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Klager komt in beroep tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen 2 tot en met 4. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:138 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1863
- Datum publicatie: 18-10-2023
- Datum uitspraak: 18-10-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:138
Klacht tegen een ambulanceverpleegkundige. De echtgenote van klager heeft ’s nachts 112 gebeld, omdat klager hevige hoofdpijnklachten ondervond. Die nacht heeft de verpleegkundige klager thuis onderzocht. Klager en de verpleegkundige verschillen van mening over wat de verpleegkundige klager heeft geadviseerd te doen. Klager heeft die nacht besloten om niet met de ambulance mee te gaan, waarna de ambulance weer is vertrokken. De volgende dag is klager alsnog naar de SEH gegaan en werd geconstateerd dat hij een hersenbloeding heeft gehad. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij ten onrechte is uitgegaan van de wilsbekwaamheid van klager, ten onrechte klager niet naar het ziekenhuis heeft vervoerd, ten onrechte geen contact heeft opgenomen met een arts of achterwacht voor advies, en ten onrechte medicatie aan klager heeft gegeven die van invloed was op de stolling en daarmee de CVA heeft verergerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:139 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1861
- Datum publicatie: 18-10-2023
- Datum uitspraak: 18-10-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:139
Klacht tegen een psychiater. Klaagster verwijt de psychiater dat zij een onduidelijke klachtenregeling heeft, lang heeft moeten wachten op een behandeling, nalatig is geweest in de behandeling, haar niet meer te woord wilde staan en onjuiste informatie heeft opgenomen in de ontslagbrief aan de huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen dat in de klachtonderdelen 3 en 4 tevens een klacht omtrent de beëindiging van de behandelrelatie is te lezen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht zover het betreft de onvrede van klaagster over de beëindiging van de behandelrelatie gegrond verklaard. Daarvoor is aan de psychiater de maatregel van waarschuwing opgelegd. De psychiater is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Zij is van mening dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht ten onrechte heeft uitgebreid en vervolgens gegrond heeft verklaard. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege leest het Centraal Tuchtcollege in klachtonderdelen 3 en 4 geen klacht over beëindiging van de behandelrelatie. Het beroep van de psychiater slaagt. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht alsnog geheel ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:225 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5375
- Datum publicatie: 17-10-2023
- Datum uitspraak: 17-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:225
Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige is eigenaresse van een eenmanszaak die wijkverpleging en thuiszorg aanbood. De zorgverzekeraar heeft een dossieronderzoek uitgevoerd in het kader van een materiële controle. Op basis van de onderzoeksbevindingen heeft de zorgverzekeraar geconcludeerd dat de verpleegkundige structureel boven de gestelde indicaties declareerde zonder dat deze indicaties voldeden aan de daaraan te stellen eisen en zonder dat bleek dat verzekerden naar aard en omvang op deze zorg waren aangewezen. In dat kader maakt de zorgverzekeraar de verpleegkundige een aantal verwijten. De verpleegkundige heeft geen verweer gevoerd en is niet op de zitting verschenen. Het college verklaart alle klachtonderdelen gegrond. Doorhaling inschrijving in BIG-register en directe schorsing. Publicatie.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:224 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5542
- Datum publicatie: 13-10-2023
- Datum uitspraak: 13-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:224
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster vindt dat de huisarts geen goede diagnose heeft gesteld en verkeerde medicatie heeft voorgeschreven. De echte diagnose bleek namelijk borstkanker te zijn. Uit de klachten die klaagster noemde en uit het onderzoek volgt geen aanleiding om een borstonderzoek te doen of om te denken aan de diagnose borstkanker. Dat later de diagnose borstkanker is gesteld, betekent niet dat de diagnose van de huisarts onjuist is geweest. Beide diagnoses kunnen namelijk naast elkaar bestaan. Het college oordeelt dat de huisarts geen verkeerde medicatie heeft voorgeschreven. Het college kan de toelichting van de huisarts goed volgen en acht de overwegingen van de huisarts om Betahistine voor te schrijven juist. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:222 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5626
- Datum publicatie: 13-10-2023
- Datum uitspraak: 13-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:222
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Volgens klaagster heeft zij een vitamine B12-tekort en heeft de huisarts haar ten onrechte een second opinion geweigerd en belemmerd in haar recht op een vrije artsenkeuze. De huisarts heeft de klachten van klaagster heel serieus genomen. Zij is naar meerdere specialisten verwezen, met de conclusie dat er geen sprake was van een vitamine B12-tekort. Hierop heeft de huisarts mogen vertrouwen. Het college is verder van oordeel dat van de huisarts niet verlangd kan worden dat zij een patiënt zonder meer verwijst naar een niet-reguliere kliniek, zeker niet als de kliniek niet onomstreden is en een indicatie voor een dergelijke verwijzing – blijkende uit verschillende onderzoeken bij meerdere specialisten – ook nog eens ontbreekt. De huisarts heeft zorgvuldig gehandeld, aangezien zij op diverse manieren heeft geprobeerd met klaagster in gesprek te gaan, alternatieven heeft geboden en klaagster naar diverse specialisten heeft verwezen. De huisarts heeft zich met haar pogingen om eerst met klaagster in gesprek te gaan tot het uiterste ingespannen om klaagster uit te nodigen tot gezamenlijke besluitvorming te komen en haar in staat te stellen een geïnformeerde beslissing te nemen. Dat dit gesprek uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden valt de huisarts niet te verwijten.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:223 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5294
- Datum publicatie: 13-10-2023
- Datum uitspraak: 13-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:223
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster vindt dat de huisarts geen goede diagnose heeft gesteld en onzorgvuldig heeft gehandeld. De echte diagnose bleek namelijk borstkanker te zijn. Het college oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat de huisarts een verkeerde diagnose heeft gesteld. Er is ook geen sprake van een onzorgvuldig onderzoek. De huisarts heeft bij het lichamelijk onderzoek aandacht besteed aan mogelijke ernstige oorzaken van de duizeligheid bij klaagster, zoals een acute neurologische oorzaak. De onderzoeksresultaten, zoals die blijken uit het dossier, geven inderdaad geen aanwijzing voor een acute oorzaak en de huisarts heeft terecht gevonden dat er geen sprake was van een acute situatie waarvoor een doorverwijzing nodig was. Uit de klachten die klaagster noemde en uit het onderzoek volgt verder geen aanleiding om een borstonderzoek te doen of om te denken aan de diagnose borstkanker. Dat later de diagnose borstkanker is gesteld, betekent niet dat de diagnose van de huisarts onjuist is geweest. Beide diagnoses kunnen namelijk naast elkaar bestaan. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:220 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5398
- Datum publicatie: 13-10-2023
- Datum uitspraak: 13-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:220
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Volgens klaagster heeft de huisarts haar niet serieus genomen en niet goed behandeld. Met name heeft de huisarts haar ten onrechte geen verwijzing gegeven voor een full-body MRI-scan en voor onderzoek door een internist. Klaagster is in de ruim 15 maanden dat zij in de praktijk van de huisarts ingeschreven is geweest, met klachten van diverse aard bij de huisarts gekomen. De vele spreekuurbezoeken, verwijzingen naar medisch specialisten en wat in het medisch dossier is opgenomen over de behandeling van de huisarts zelf, geven de indruk van een zorgvuldige en betrokken huisarts die de klachten van haar patiënte serieus neemt. Voor de klachten die klaagster had, had een full-bodyscan of een verdere doorverwijzing naar een internist geen toegevoegde waarde. Het college vindt het niet doorverwijzen voor een full bodyscan of naar een internist dus niet verwijtbaar. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:221 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5625
- Datum publicatie: 13-10-2023
- Datum uitspraak: 13-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:221
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Volgens klaagster heeft zij een vitamine B12-tekort en heeft de huisarts haar ten onrechte een second opinion geweigerd en belemmerd in haar recht op een vrije artsenkeuze. De huisarts heeft de klachten van klaagster heel serieus genomen. Zij is naar meerdere specialisten verwezen, met de conclusie dat er geen sprake was van een vitamine B12-tekort. Hierop heeft de huisarts mogen vertrouwen. Het college is verder van oordeel dat van de huisarts niet verlangd kan worden dat hij een patiënt zonder meer verwijst naar een niet-reguliere kliniek, zeker niet als hij zelf al slechte ervaringen met deze kliniek heeft opgedaan en een indicatie voor een dergelijke verwijzing – blijkende uit verschillende onderzoeken bij meerdere specialisten – ook nog eens ontbreekt. De huisarts heeft zorgvuldig gehandeld, aangezien hij op diverse manieren heeft geprobeerd met klaagster in gesprek te gaan, alternatieven heeft geboden en klaagster naar diverse specialisten heeft verwezen. De huisarts heeft zich met zijn pogingen om eerst met klaagster in gesprek te gaan tot het uiterste ingespannen om klaagster uit te nodigen tot gezamenlijke besluitvorming te komen en haar in staat te stellen een geïnformeerde beslissing te nemen. Dat dit gesprek uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden valt de huisarts niet te verwijten.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5206
- Datum publicatie: 13-10-2023
- Datum uitspraak: 11-10-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:2
Huisarts. Patiënt tijdens vakantie met pijn op de borst naar huisarts als passant.Klacht: huisarts heeft onvoldoende doorgevraagd op (spier)oefeningen door patiënt (a), is onvoldoende nagegaan of nader onderzoek aangewezen was (b), heeft geen aanvullend onderzoek (een elektrocardiogram (ECG)) gedaan (c), heeft bevindingen niet besproken met zijn supervisor (d), heeft patiënt niet doorgestuurd naar cardioloog (e), en heeft atypische klachten niet gezien als hartprobleem, een verkeerde diagnose gesteld en hartproblemen gemist (f).College: ongegrond. Bevoegd en bekwaam om zelfstandig als huisarts op te treden. Onderzoek verricht volgens richtlijn (ACS), uitgebreide anamnese afgenomen en uitgebreid fysieke indrukken beschreven. Pijn in medisch dossier omschreven als stekende pijn, niet vast aan ademhaling, niet op te wekken door drukken. Huisarts mocht tot conclusie komen geen hartinfarct of hartprobleem. Ook vangnetafspraak gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:166 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4943
- Datum publicatie: 12-10-2023
- Datum uitspraak: 10-10-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:166
De klacht gaat over een Eerstejaars Ziektewet-beoordeling. Klaagster verwijt de verzekeringsarts onvoldoende onderzoek en een onjuiste verzekeringsgeneeskundige rapportage. Het college verklaart de klacht ongegrond. Het onderzoek en de rapportage voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Verweerster heeft op basis van het door haar verrichtte onderzoek in haar rapportage voldoende inzichtelijk gemaakt waarom klaagster passend werk zou kunnen verrichten, stressarm en in een rustige werkomgeving. Dat de beoordelend arts in de nadien ingestelde bezwaarprocedure tot een ander oordeel is gekomen, maakt dat niet anders. Inherent aan een dergelijke bezwaarprocedure is immers, dat een andere weging van de omstandigheden van klaagster ook kan leiden tot een andere uitkomst van de procedure, zonder dat dit moet worden beschouwd als een kwalificatie van het onderzoek door verweerster als onvolledig en/of onjuist.