Zoekresultaten 9181-9200 van de 44668 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:187 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-896

    Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. De raad is van oordeel is dat verweerder een beroepsfout heeft gemaakt door het exploot van dagvaarding in hoger beroep niet in te schrijven in het rechtsmiddelenregister als bedoeld in artikel 3:301 lid 2 BW. Deze beroepsfout is verweerder tuchtrechtelijk te verwijten. Verweerder heeft ook tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door geen redelijk honorarium bij klaagster in rekening te brengen als bedoeld in gedragsregel 17 lid 1. Klacht voor een deel gegrond. Berisping en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:181 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-439

    Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:200 Raad van Discipline Amsterdam 20-1006/A/A

    Klacht tegen de eigen advocaat is gegrond. Verweerder is een belangrijke afspraak met klager niet nagekomen en hem onjuist geinformeerd. Verweerder is een berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:182 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-259

    Ongegrond verzet. Klager is op juiste gronden door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening van de klacht.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:201 Raad van Discipline Amsterdam 20-1004/A/A

    Klacht is ongegrond. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij verweerder een bedrag heeft betaald, waarmee verweerder haar zaak zou hebben aangenomen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:183 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-562

    Verweerster, althans haar rolwaarneemster onder haar verantwoordelijkheid, heeft een beroepsfout gemaakt door een in een tussenvonnis genoemde datum voor het nemen van een akte namens klager over het hoofd te zien. Verweerster heeft na ontdekking van haar omissie daarover duidelijk met klager gecorrespondeerd en hem vergoeding van zijn kosten aangeboden, zelfs (onnodig) in hoger beroep. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad met klager een voldoende duidelijke risico-analyse gemaakt voor het instellen van hoger beroep. Gezien de jarenlange vertrouwensrelatie met klager mocht verweerster volstaan met een e-mail op hoofdpunten. Dat klager een ongunstige beslissing in hoger beroep heeft gekregen en in het familiegeschil in de proceskosten is veroordeeld, dient voor risico van klager te blijven. Klager heeft herhaaldelijk verzochte bewijsstukken niet aangeleverd aan verweerster. Door het schadebeperkende en oplossingsgerichte handelen wordt aan verweerster geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2021:56 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/691011 / DW RK 20/507

    Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder geen specificaties en uitleg over de openstaande vorderingen heeft gegeven. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:202 Raad van Discipline Amsterdam 20-1005/A/A

    Klacht tegen de eigen advocaat is gedeeltelijk gegrond. Verweerder heeft verzuimd belangrijke afspraken en informatie schriftelijk vast te leggen. Verweerder is een maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:184 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-770

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerster doet beroep op de niet-ontvankelijkheid van de klacht. De raad stelt op grond van de dossierstukken vast dat klager met zijn ingediende klacht over hetzelfde feitencomplex klaagt als met zijn op 23 november 2018 ingediende klacht. Klager heeft zijn klacht van 23 november 2018 zonder enig voorbehoud of verzoek om uitstel ingetrokken waarna de deken het klachtdossier heeft gesloten. Verweerster mocht er toen dan ook van uitgaan dat zij zich niet meer, ook niet op een later moment, bij de deken en de tuchtrechter hoefde te verweren tegen de verwijten die klager haar had gemaakt. De door klager genoemde gezondheidsklachten en medische onderzoeken als reden voor het stopzetten van zijn klacht over verweerster zijn geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan de klacht nu alsnog inhoudelijk door de raad kan worden beoordeeld. Klacht in beide onderdelen niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGDKG:2021:57 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/683894 / DW RK 20/221

    De gerechtsdeurwaarder heeft niet duidelijk gecommuniceerd dat er een voorwaardelijk akkoord was en geen algeheel akkoord. Tevens is tijdige beantwoording van e-mails van de gemachtigde van klaagster uitgebleven en is het gelegde beslag niet direct opgeheven nadat duidelijk was dat er een algeheel akkoord was bereikt. Klacht gegrond, maatregel van berisping.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:150 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-045/DB/OB/D

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft na opmerkingen van kantoorgenoten aan een cliënt verzonden declaraties gecrediteerd met een bedrag van € 90.000,-- exclusief BTW. In de op 20 maart 2019 gesloten vaststellingsovereenkomst is expliciet opgenomen dat de in rekening gebrachte werkzaamheden tot een bedrag van € 90.000,-- exclusief BTW dienden te worden gecrediteerd, omdat “voor deze uren (en daarmee gemoeide kosten) geen deugdelijke onderbouwing kan worden gegeven”. Verweerder heeft excessief gedeclareerd. De deken heeft naar voren gebracht dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde onafhankelijkheid door voor een belangrijk deel voor cliënt J op te hebben getreden en voor deze cliënt een uurtarief van slechts € 100,-- exclusief BTW heeft gehanteerd. De raad is van oordeel dat de feiten dat verweerder dit uurtarief voor cliënt J is gaan hanteren en naar eigen zeggen ook in de toekomst zal blijven hanteren en dat verweerder ter zitting van de raad heeft verklaard dat hij aan cliënt J “nu bijna niets meer in rekening durft te brengen”, afbreuk doen aan verweerders onafhankelijkheid. In zoverre is dit onderdeel van het dekenbezwaar gegrond. Dat verweerder enkel of in overwegende mate cliënt J bedient en geen of onvoldoende andere cliënten bijstaat is naar het oordeel van de raad op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende aannemelijk geworden. In zoverre is dit onderdeel van het dekenbezwaar dan ook ongegrond. De omstandigheden dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en er blijk van heeft gegeven het onjuiste van zijn handelen in te zien mede in aanmerking genomen zal de raad volstaan met oplegging van een berisping.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:151 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-222/DB/ZWB

    Klacht over advocaat van de wederpartij. Vaststaat dat verweerder, nadat uitspraak was bepaald, de rechtbank tot tweemaal toe heeft aangeschreven zonder vooraf verkregen toestemming van klagers. Uitgangspunt is dat, nadat de uitspraak is bepaald, het de advocaat op grond van gedragsregel 21 lid 3 niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Of die rechter de rolrechter of de behandelend rechter is, maakt voor de toepassing van gedragsregel 21 lid 3 geen verschil. Verweerder heeft weliswaar gesteld dat het belang van zijn cliënt noopte tot verzending van de brieven, omdat zijn cliënt, mede gelet op de wisseling van de behandelend rechter en het in verband daarmee geldende onmiddellijkheidsbeginsel, belang had bij pleidooi en daarnaast, vanwege de complexiteit van de zaak, belang had bij behandeling van de zaak door een meervoudige kamer. Ofschoon het de taak van verweerder is om de belangen van zijn cliënt te behartigen, stond het hem naar het oordeel van de raad echter niet vrij om de betreffende brieven, gelet op hun inhoud, zonder voorafgaande toestemming van klagers aan de rechtbank te sturen. De passages uit de brieven aan de rechtbank kunnen naar het oordeel van de raad namelijk niet anders worden gekwalificeerd dan een (nadere) inhoudelijke stellingname ten aanzien van hetgeen aan de rechtbank ter beoordeling was voorgelegd. Hieruit volgt reeds dat, anders dan verweerder met het oog op het door hem gedane beroep op het onmiddellijkheidsbeginsel stelt, de brieven van 15 en 17 juli 2020 niet kwalificeren als enkel van processuele aard. Verweerder heeft in deze brieven aan de rechtbank immers niet alleen volstaan met een beroep op voormeld beginsel, maar daarin tevens gewag gemaakt van de inhoud van het geschil dat partijen verdeeld hield. Dit is, bezien in het licht van gedragsregel 21 lid 3, ontoelaatbaar en van deze schending kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klacht is dan ook gegrond. De raad acht in dezen een waarschuwing een passende maatregel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:168 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-678/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over het declareren naast een toevoeging kennelijk ongegrond. Verweerder heeft met zijn beroep op zijn retentierecht niet onbetamelijk gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:313 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-439

    Niet is gebleken dat verweerder wist of kon weten dat hetgeen hij over de medische zorg of over het gedrag van klager had geschreven en gezegd in strijd met de waarheid was. Gelet op het voorgaande verklaart de voorzitter deze klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:152 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-798/DB/ZWB

    Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit van de dienstverlening. Verweerder heeft erkend dat hij het aan klager gegeven advies niet schriftelijk heeft vastgelegd. Dit is onzorgvuldig en nu klager heeft gesteld dat verweerder hem voorafgaand aan het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst van 3 april 2017 niet erover heeft geïnformeerd dat de wettelijke alimentatieverplichting loopt tot 21 jaar, is het aan verweerder om het tegendeel te bewijzen. Naar het oordeel van de raad is verweerder er niet in geslaagd dat bewijs te leveren. De raad is dan ook van oordeel dat ervan uit gegaan moet worden dat klager niet naar behoren is geadviseerd over de omvang van zijn onderhoudsplicht. Dat is onzorgvuldig en daarvan kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het ontbreken van een behoorlijke schriftelijke vastlegging van het gegeven advies komt in strijd met de gedragsregels 12 (zorgvuldigheid) en 16 lid 1 (informatieplicht). In de onderhavige zaak rustte naar het oordeel van de raad bovendien een extra zorgplicht op verweerder omdat hij wist dat klager ten gevolge van het hem overkomen auto ongeluk kampte met een beperking. Die zorgplicht heeft verweerder geschonden. De klacht is op grond van het voorgaande gegrond. De raad acht in dezen een berisping een passende maatregel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:169 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-688/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk wegens verstrijken van de vervaltermijn en gedeeltelijk kennelijk ongegrond bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:314 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-259

    Voorzittersbeslising. Klacht buiten termijn van drie jaar ingediend. Voorzitter verklaart klacht niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:153 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-366/DB/LI

    Verzet. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:170 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-477/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over gebrekkige bijstand in een emotioneel beladen en complexe zaak kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:154 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-929/DB/OB

    Verzet. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Verzet ongegrond.