ECLI:NL:TADRARL:2021:181 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-439

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:181
Datum uitspraak: 23-08-2021
Datum publicatie: 16-09-2021
Zaaknummer(s): 20-439
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 augustus 2021

in de zaak 20-439/AL/NN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 november 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 30 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over

verweerder.

1.2    Op 15 juni 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019 KNN120/1005098 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 25 november 2020 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen.

1.4    Op 20 december 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 24 december 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 juni 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager op de zitting overgelegde stukken en van hetgeen klager en verweerder ter zitting naar voren hebben gebracht.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet met de beslissing van de voorzitter kan verenigen. Volgens klager had verweerder op basis van de beschikbare informatie over de verzorging en medische behandeling van klagers moeder kunnen weten dat hetgeen hij hierover geschreven en gezegd heeft niet waar was. Verweerder had de juistheid van de verklaringen van zijn cliënt en van het personeel van het verzorgingstehuis op juistheid moeten controleren. Daarbij wijst klager onder meer op zijn brieven uit 2016 aan de klachtencommissie zorg en op de tuchtklacht die hij over een van de artsen van zijn moeder heeft ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad ziet op grond van het verzetschrift en hetgeen door klager op de zitting naar voren is gebracht geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De door klager aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. De voorzitter heeft op grond van de stukken terecht geoordeeld dat verweerder mocht afgaan op de informatie die hij van zijn cliënt, een van de artsen van klagers moeder, had gekregen over de verzorging en medische behandeling van klagers moeder. Daarbij is het de raad niet gebleken dat sprake was van een uitzonderingsgeval op grond waarvan verweerder gehouden was de juistheid van het feitenmateriaal afkomstig van zijn cliënt te verifiëren. Dat klager met de cliënt van verweerder van mening verschilt over de feiten met betrekking tot de verzorging en medische behandeling van zijn moeder betekent niet dat verweerder als advocaat van de behandelend arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voorts heeft de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.  

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, H.Q.N. Renon, S.H.G. Swennen en E.H. de Vries, leden, bijgestaan door

mr. A.E van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2021.

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 23 augustus 2021