ECLI:NL:TGDKG:2021:56 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/691011 / DW RK 20/507

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:56
Datum uitspraak: 08-09-2021
Datum publicatie: 16-09-2021
Zaaknummer(s): C/13/691011 / DW RK 20/507
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder geen specificaties en uitleg over de openstaande vorderingen heeft gegeven. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 september 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 22 september 2020 met zaaknummer C/13/684397 / DW RK 20/247 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/691011 / DW RK 20/507 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 25 mei 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 augustus 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 22 september 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij brief met bijlagen , ingekomen op 30 september 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 juli 2021 alwaar klager telefonisch is gehoord en de gerechtsdeurwaarder met haar gemachtigde is verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 september 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij beschikking van 27 november 2018 is klager veroordeeld tot het verlaten van de woning en het betalen van kinderalimentatie. Deze beschikking is op 10 december 2018 en 12 december 2019 aan klager betekend.

-           Bij beschikking van 6 september 2019 is de echtscheiding uitgesproken tussen klager en de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, waarbij klager is veroordeeld tot de betaling van zijn deel van de eigenaarslasten.  

-           De gerechtsdeurwaarder heeft tweemaal bankbeslag gelegd ten laste van klager, eenmaal op onbekende datum en eenmaal op 6 januari 2020.

-           Op 11 februari 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een gesprek gevoerd met klager.

-           Klager is bij vonnis van 24 juli 2020 wederom veroordeeld mee te werken aan de verkoop van de woning en tot betaling van de eigenaarslasten. Dit vonnis is aan hem betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende:

a. onzorgvuldig en niet voortvarend handelen door de gerechtsdeurwaarder;

b. de gerechtsdeurwaarder heeft te veel geïncasseerde bedragen niet afgedragen;

c. de gerechtsdeurwaarder weigert de hoofdsom te specificeren;

d. de gerechtsdeurwaarder geeft structureel geen antwoord op telefoonpogingen en

e-mails;

e. de gerechtsdeurwaarder heeft onterecht beslag gelegd naar aanleiding van een beschikking, waarin geen datum van betaling is vermeld;

f. de gerechtsdeurwaarder heeft nogmaals beslag gelegd naar aanleiding van dezelfde beschikking terwijl alle banktegoeden bevroren zijn;

g. de gerechtsdeurwaarder heeft onterecht de beschikking gesplitst en executiekosten gefactureerd;

h. onfatsoenlijk en onprofessioneel gedrag door de gerechtsdeurwaarder.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Voorop wordt gesteld dat klager zijn klacht niet heeft onderbouwd met concrete feiten en/of bewijsmiddelen. De gerechtsdeurwaarder heeft evenmin stukken in het geding gebracht waaruit de concrete feiten blijken. Dit bemoeilijkt de beoordeling van de klacht.

4.3 Vaststaat dat het hier een klacht betreft over de tenuitvoerlegging van aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titels en de verdere tenuitvoerlegging daarvan. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt overwogen dat dit klachtonderdeel van algemene aard is. Klager heeft niets concreets aangevoerd waar dit uit blijkt.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift heeft gesteld dat naar aanleiding van het gesprek dat klager met de gerechtsdeurwaarder heeft gevoerd op 11 februari 2020 een aantal bedragen in mindering zijn gebracht op de openstaande vordering. Klager heeft zijn stelling dat de gerechtsdeurwaarder de te veel geïncasseerde bedragen niet heeft terugbetaald niet nader geconcretiseerd, zodat dit klachtonderdeel verder niet kan worden beoordeeld. 

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt overwogen dat gebleken is dat er sprake is van twee vorderingen, te weten verschuldigde kinderalimentatie en betaling eigenaarslasten van de woning. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift gesteld dat overzichten op verzoek van klager aan hem zijn verstrekt, maar dat klager de vorderingen door elkaar haalt. Nu klager zijn stelling niet heeft onderbouwd wordt uitgegaan van de juistheid van het gestelde in het verweerschrift.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel d. wordt overwogen dat klager niets heeft gesteld wanneer, hoe en hoe vaak hij heeft gebeld, gemaild etc. Dit klachtonderdeel kan daarom niet worden beoordeeld.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdelen e. en f. wordt overwogen dat indien klager het niet eens is met het gelegde beslag hij een executiegeschil aanhangig moet maken, zoals hiervoor overwogen onder 4.3.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel g. wordt overwogen dat niet duidelijk is wat klager heeft bedoeld met het splitsen van een beschikking. Ook heeft klager niet duidelijk gemaakt welke executiekosten niet juist zouden zijn.

4.10 Ten aanzien van klachtonderdeel h. wordt overwogen dat uit de stellingen van klager niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder onfatsoenlijk en onprofessioneel heeft gehandeld. 

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij ondanks herhaalde verzoeken daartoe tot op heden nog steeds geen specificatie heeft gekregen van de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft gedetailleerde overzichten en informatie aan de gerechtsdeurwaarder verstrekt, welke gegevens klager tevens bij het verzetschrift heeft bijgevoegd, met het verzoek om er samen naar te kijken Hier is nog steeds geen inhoudelijke reactie op gekomen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Het door klager ter zitting aangevoerde maakt dit niet anders. Uit de overgelegde producties en het verhandelde ter zitting blijkt dat aan klager meerdere keren een specificatie van de openstaande vorderingen is verstrekt en dat hem uitleg is gegeven over de vorderingen. De gerechtsdeurwaarder heeft tweemaal beslag op de bankrekening van klager gelegd voor twee verschillende zaken, te weten op grond van de ten laste van klager gewezen beschikking van 28 november 2018 ter zake de kinderalimentatie en op grond van de ten laste van klager gewezen beschikking van 6 september 2019 ter zake de eigenaarslasten. Dit is gelet op de ministerieplicht van de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar. Als klager het niet eens is met de ingehouden bedragen, ligt het op zijn weg om een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder.   

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. I.M. Nusselder en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.