ECLI:NL:TGDKG:2021:57 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/683894 / DW RK 20/221

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:57
Datum uitspraak: 08-09-2021
Datum publicatie: 16-09-2021
Zaaknummer(s): C/13/683894 / DW RK 20/221
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft niet duidelijk gecommuniceerd dat er een voorwaardelijk akkoord was en geen algeheel akkoord. Tevens is tijdige beantwoording van e-mails van de gemachtigde van klaagster uitgebleven en is het gelegde beslag niet direct opgeheven nadat duidelijk was dat er een algeheel akkoord was bereikt. Klacht gegrond, maatregel van berisping.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 september 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/683894 / DW RK 20/221 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: mr. [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mailbericht met bijlagen, ingekomen op 14 mei 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 juli 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 juli 2021 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster en haar gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 september 2021.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klaagster gewezen vonnis van 12 juli 2016.

-           Op 3 december 2019 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder

[ ] ten laste van klaagster.

-           Bij e-mail van 28 januari 2020 heeft de gemachtigde van klaagster een voorstel tot betaling van € 26,03 tegen finale kwijting gedaan.

-           Bij e-mail van 7 februari 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de opdrachtgever niet akkoord ging met het voorstel.

-           Op 20 februari 2020 heeft klaagster telefonisch verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet op 1 april 2020 aangepast, nadat alle benodigde gegevens waren verstrekt. Hiervan is klaagster bij brief van diezelfde datum op de hoogte gebracht.

-           Bij e-mail van 9 april 2020 heeft de gemachtigde van klaagster verzocht om alsnog akkoord te gaan met het eerdere voorstel van 28 januari 2020.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 10 april 2020 bericht dat de opdrachtgever akkoord was met het voorstel.

-           Op 14 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 26,03 van klaagster ontvangen.

-           Bij e-mail van 16 april 2020 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht het gelegde beslag op te heffen, nu er een akkoord was bereikt.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 21 april 2020 gereageerd dat het beslag pas zou worden opgeheven nadat hij bericht had ontvangen dat alle schuldeisers akkoord waren gegaan.

-           Bij e-mails van 21 en 23 april 2020 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder nogmaals verzocht om het beslag op te heffen, omdat sprake was van een algeheel akkoord.

-           Op 12 mei 2020 is het beslag opgeheven en is het op 24 april 2020 ontvangen bedrag ad € 363,03 teruggestort.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder niet (inhoudelijk) reageert op haar e-mailberichten.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.  

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen (medewerkers van) een gerechtsdeurwaarderskantoor. De in de aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat hij in het verweer heeft aangegeven dat hij tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor het doen en nalaten van de bij hem werkzame medewerkers. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Uit de overgelegde producties blijkt dat de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 9 april 2020 heeft verzocht om alsnog akkoord te gaan met het eerdere betalingsvoorstel tegen finale kwijting van 28 januari 2020. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 10 april 2020 meegedeeld dat de opdrachtgever akkoord was met het voorstel en dat klaagster het betreffende bedrag aan de gerechtsdeurwaarder diende over te maken. Bij e-mail van 14 april 2020 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder ook bericht dat er op 10 april 2020 een akkoord was gegeven op het voorstel tegen finale kwijting en dat het verzoek van klaagster om vaststelling van de beslagvrije voet daarom geen antwoord meer behoefde. Op 14 april 2020 heeft klaagster een bedrag van € 26,03, conform het betalingsvoorstel, aan de gerechtsdeurwaarder overgemaakt. Nadat de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 16 april 2020 had verzocht om het beslag op het inkomen van klaagster op te heffen, heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 21 april 2020 laten weten dat het beslag pas zou worden opgeheven na bericht dat alle schuldeisers akkoord waren.

De kamer overweegt dat uit de e-mails van de gerechtsdeurwaarder van 10 en 14 april 2020 niet valt op te maken dat sprake was van een voorwaardelijk akkoord en dat het beslag ondanks de betaling van klaagster niet zou worden opgeheven. Ook in de interne organisatie van de gerechtsdeurwaarder was dit onduidelijk, gegeven het feit dat een andere medewerker – die belast was met het separate verzoek van klaagster om aanpassing van de beslagvrije voet – ervan uitging dat aanpassing van de beslagvrije voet niet (meer) nodig was. De klacht is reeds gelet op deze slechte communicatie gegrond.

5.3 Van een gerechtsdeurwaarder mag voorts worden verwacht dat hij brieven of e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn beantwoordt. Bij e-mails van 23 en 24 april 2020 heeft de gemachtigde van klaagster met stukken aangetoond dat de laatste overgebleven schuldeiser ook akkoord was gegaan en dat dus sprake was van een algeheel akkoord. Daarbij is de gerechtsdeurwaarder gevraagd het beslag onmiddellijk op te heffen. Op 5 en 8 mei 2020 heeft de gemachtigde van klaagster nogmaals verzocht om het loonbeslag op te heffen. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag op 12 mei 2020 opgeheven en het bedrag van € 363,03 teruggestort dat op 24 april 2020 onder het beslag was ontvangen. Nu tijdige beantwoording van de e-mails van de gemachtigde van klaagster is uitgebleven en de gerechtsdeurwaarder evenmin het beslag direct heeft opgeheven nadat duidelijk was dat er een algeheel akkoord was bereikt, is de klacht terecht voorgesteld.

5.4 De kamer verklaart de klacht gegrond en zal de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opleggen.

6. Kosten

6.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

6.2 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet en de Tijdelijke Richtlijn tevens veroordelen in de proceskosten. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

6.3 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht vergoedt.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-        bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. I.M. Nusselder en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.