ECLI:NL:TADRARL:2021:182 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-259

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:182
Datum uitspraak: 06-09-2021
Datum publicatie: 16-09-2021
Zaaknummer(s): 20-259
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet. Klager is op juiste gronden door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening van de klacht.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 september 2021

in de zaak 20-259/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 6 juli 2020 op de klacht van:

klager

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 16 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg zijn klacht ingediend. Op 4 oktober 2019 is de deken bij de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) verzocht om de klacht van klager verder te behandelen en daarnaar onderzoek te doen.

1.2    Op 7 april 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1019258 HH/SD van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 6 juli 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) bepaald dat de klacht niet-ontvankelijk is op grond van het bepaalde in  artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet. Deze beslissing is op  6 juli 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 3 augustus 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 28 juni 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    ten onrechte heeft de voorzitter geen verschoonbare termijnoverschrijding aanwezig geacht ten aanzien van de klachten over de wijze van behandeling van zijn strafzaak door verweerder, ondanks dat de privéomstandigheden van klager coulancehalve daartoe aanleiding zouden moeten geven;

b)    ten onrechte heeft de voorzitter de klacht dat verweerder met de huidige raadsman van klager, mr H, over zijn zaak heeft gesproken en daarmee in elk geval gedeeltelijk het vertrouwen tussen klager en mr. H heeft ondermijnd, niet-ontvankelijk verklaard en evenmin inhoudelijk beoordeeld.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht. Bijzondere omstandigheden waaruit zou moeten blijken dat de termijnoverschrijding toch verschoonbaar is, zijn ook de raad niet gebleken. Ten aanzien van de tweede verzetgrond constateert de raad dat de deken die klacht niet in zijn onderzoek heeft betrokken en klager dit ook niet had gevraagd. In dit stadium van de procedure is een aanvullende klacht niet mogelijk.  

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, C.W.J. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2021.

Griffier                                                                               Voorzitter

Verzonden d.d. 6 september 2021