Zoekresultaten 2741-2760 van de 2808 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1851
- Datum publicatie: 15-05-2024
- Datum uitspraak: 15-05-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:92
Klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij (1) tijdens de behandeling een seksuele relatie is aangegaan met klaagster, die ook na de behandeling voortduurde en (2) vertrouwelijke informatie over andere patiënten met haar heeft gedeeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de gz-psycholoog de maatregel van doorhaling van haar inschrijving in het BIG-register op. De gz-psycholoog betoogt in beroep dat de klacht alleen was gericht tegen haar in haar hoedanigheid van psychotherapeut en dat sprake is van een verrassingsbeslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Daarnaast komt zij in beroep op tegen de zwaarte van de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het betoog over de verrassingsbeslissing. Het is verder van oordeel dat de ernst van de gedragingen tot uitdrukking moet worden gebracht in de zwaarte van de maatregel, maar dat de gz-psycholoog nog eens kans moet worden geboden om haar professionele werkzaamheden in de toekomst te hervatten. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel en legt op een – deels voorwaardelijke – schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van twaalf maanden.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2284
- Datum publicatie: 15-05-2024
- Datum uitspraak: 15-05-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:99
Klacht tegen een GZ-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De GZ-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De GZ-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De GZ-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het Regionaal Tuchtcollege acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:93 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1951
- Datum publicatie: 15-05-2024
- Datum uitspraak: 15-05-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:93
Klacht tegen een psychotherapeut (tevens GZ-psycholoog en in die hoedanigheid verweerster in zaak C2023/2145). Verweerster was samen met een andere psychotherapeut/GZ-psycholoog bestuurder en aandeelhouder van een expertisecentrum GGZ. Er is bij de IGJ gemeld dat de medebestuurster een persoonlijke relatie was aangegaan met een cliënt, zijnde klager. Verweerster heeft stukken uit het dossier van klager aan een onderzoekscommissie en daarna aan de IGJ zelf verstrekt. Klager heeft om vernietiging van zijn dossier verzocht, maar dat verzoek wees verweerster af. Klager meent dat verweerster zonder zijn toestemming kennis heeft genomen van zijn dossier, ten onrechte stukken heeft verstrekt aan de onderzoekscommissie en de IGJ en zijn dossier had moeten vernietigen na zijn verzoek daartoe. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de inzage van verweerster in klagers dossier rechtmatig en ook proportioneel is geweest en er een reden was om af te zien van vernietiging van het dossier van klager, omdat verweerster een aanmerkelijk belang heeft bij het bewaren van klagers gegevens. Ten aanzien van het verstrekken van de stukken heeft het Regionaal Tuchtcollege geoordeeld dat dit noodzakelijk was voor de beoordeling van de melding bij eerst de onderzoekscommissie en daarna bij de IGJ. Nu verweerster ook alleen de relevante delen heeft verstrekt, is het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat het verstrekken van de genoemde stukken proportioneel was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen van deze beslissing. Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij ten opzichte van klager nooit in de hoedanigheid van psychotherapeut heeft gehandeld, maar uitsluitend in de hoedanigheid van GZ-psycholoog/bestuurder. Verweerster stelt zich daarom op het standpunt dat de klacht tegen verweerster als psychotherapeut niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Het Centraal Tuchtcollege deelt dat standpunt niet omdat de hoedanigheden van GZ-psycholoog en psychotherapeut zodanig in elkaars verlengde liggen dat voor een buitenstaander als klager het handelen in de ene hoedanigheid niet van het handelen in de andere hoedanigheid kan worden onderscheiden. Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klager ontvankelijk maar ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:94 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2145
- Datum publicatie: 15-05-2024
- Datum uitspraak: 15-05-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:94
Klacht tegen een GZ-psycholoog (tevens psychotherapeut en in die hoedanigheid verweerster in zaak C2023/1951). Verweerster was samen met een andere psychotherapeut/GZ-psycholoog bestuurder en aandeelhouder van een expertisecentrum GGZ. Er is bij de IGJ gemeld dat de medebestuurster een persoonlijke relatie was aangegaan met een cliënt, zijnde klager. Verweerster heeft stukken uit het dossier van klager aan een onderzoekscommissie en daarna aan de IGJ zelf verstrekt. Klager heeft om vernietiging van zijn dossier verzocht, maar dat verzoek wees verweerster af. Klager meent dat verweerster zonder zijn toestemming kennis heeft genomen van zijn dossier, ten onrechte stukken heeft verstrekt aan de onderzoekscommissie en de IGJ en zijn dossier had moeten vernietigen na zijn verzoek daartoe. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de inzage van verweerster in klagers dossier rechtmatig en ook proportioneel is geweest en er een reden was om af te zien van vernietiging van het dossier van klager, omdat verweerster een aanmerkelijk belang heeft bij het bewaren van klagers gegevens. Ten aanzien van het verstrekken van de stukken heeft het Regionaal Tuchtcollege geoordeeld dat dit noodzakelijk was voor de beoordeling van de melding bij eerst de onderzoekscommissie en daarna bij de IGJ. Nu verweerster ook alleen de relevante delen heeft verstrekt, is het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat het verstrekken van de genoemde stukken proportioneel was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen van deze beslissing. Verweerster is van mening dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep omdat klager alleen beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege met zaaknummer A2022/4612. Die uitspraak ziet op verweerster in de hoedanigheid van psychotherapeut. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat op basis van de inhoud van het pro-forma beroepschrift en het aanvullend beroepschrift voldoende duidelijk is dat klager de bedoeling had om tegen beide beslissingen van het Regionaal Tuchtcollege beroep in te stellen. De hoedanigheden van verweerster als GZ-psycholoog/psychotherapeut voor een buitenstaander als klager moeilijk te onderscheiden. Het noemen van slechts één zaaknummer wordt dan ook als een vergissing beschouwd. Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klager ontvankelijk maar ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:95 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2151
- Datum publicatie: 15-05-2024
- Datum uitspraak: 15-05-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:95
Klacht tegen een ANIOS werkzaam in een geriatrisch revalidatiecentrum. Klaagster werd in 2017 opgenomen in een geriatrisch revalidatiecentrum waar de arts als ANIOS werkzaam is. Uit onvrede over haar behandeling heeft klaagster het revalidatiecentrum na vijf dagen verlaten. Klaagster verwijt de arts onder andere dat zij de medicatie en fysiotherapie die zij nodig had niet heeft gekregen en dat zij is mishandeld in plaats van behandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:123 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-557/AL/MN 23-560/AL/MN
- Datum publicatie: 14-05-2024
- Datum uitspraak: 13-05-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:123
Verzet ongegrond
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5334
- Datum publicatie: 14-05-2024
- Datum uitspraak: 14-05-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:36
Oogarts: Verweerder wordt verweten dat: a) hij bij de staaroperatie aan het linkeroog van klager een lens met een verkeerde sterkte heeft geïmplanteerd; b) hij klager niet tijdig heeft geïnformeerd over de gegevens betreffende de ingebrachte kunstlens; c) hij klager niet heeft verwezen naar een andere oogarts; d) zijn klachtenregeling niet naar behoren functioneert en dat klager geen reactie heeft ontvangen op zijn terugbelverzoek; e) hij niet tijdig een afschrift van het medisch dossier aan klager heeft verstrekt.Het college oordeelt klacht onderdeel a) gegrond omdat verweerder als operateur had moeten controleren of de richtlijn voor de berekening van de te implanteren lens was gevolgd. Het college acht de overige klachtonderdelen ongegrond. Maatregel: waarschuwing.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:135 Hof van Discipline 's Gravenhage 230024
- Datum publicatie: 14-05-2024
- Datum uitspraak: 13-05-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:135
Klacht over eigen advocaat. In deze zaak draait het om de vraag of verweerder voldoende deskundigheid bezat om de zaak van klagers aan te nemen. De raad oordeelde dat dit niet het geval was en verklaarde daarom de klacht in zoverre gegrond. Het hof komt tot een ander oordeel. Volgens het hof is niet gebleken dat de deskundigheid van verweerder tekortschoot. Het betoog van klagers op dit punt is ook moeilijk te rijmen met hun herhaalde (en vergeefse) verzoeken aan verweerder om de zaak weer op te pakken, nadat verweerder zijn werkzaamheden had neergelegd wegens een vertrouwensbreuk. Het betoog van klagers vindt ook geen steun in het feitelijke vervolg van de zaak van klagers, nadat verweerder zijn bijstand had beëindigd. Hoewel sprake is geweest van moeizame communicatie tussen verweerder en klager, kan dit naar het oordeel van het hof niet aan gebrekkige deskundigheid van verweerder worden toegeschreven. Het hof verklaart de klacht daarom alsnog ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:124 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-630/AL/GLD
- Datum publicatie: 14-05-2024
- Datum uitspraak: 13-05-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:124
Verzet ongegrond
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5335
- Datum publicatie: 14-05-2024
- Datum uitspraak: 14-05-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:37
Oogarts: Verweerder wordt verweten dat: a) hij de gegevens van de laserbehandeling in 2003 niet heeft opgevraagd bij de voorbereiding van de operatie in 2022; b1) hij klager voorafgaand aan de operatie onvoldoende informatie heeft gegeven; b2) hij bij het constateren van een restafwijking van +2.75 bij de postoperatieve controle onvolledige en onjuiste informatie aan klager heeft gegeven, onjuist advies aan klager heeft verstrekt en geen empathie heeft getoond; c) hij geen gesprek met klager in het bijzijn van zijn collega-oogarts operateur wilde voeren.Het college oordeelt klacht onderdeel a) gegrond omdat verweerder de richtlijn voor de berekening van de te implanteren lens diende te volgen ofwel diende te motiveren waarom hij die richtlijn niet heeft gevolgd. Het college acht de overige klachtonderdelen ongegrond. Maatregel: waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6341
- Datum publicatie: 14-05-2024
- Datum uitspraak: 14-05-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:106
Deels gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is gestruikeld en heeft zich met pijnklachten aan haar voet gewend tot de fysiotherapiepraktijk waar verweerder werkzaam is. Verweerder heeft, onder supervisie, de intake gedaan en heeft een conservatief beleid ingezet. Hierna heeft klaagster nog vier behandelingen gehad bij verweerder en een collega-fysiotherapeut (de supervisor). Na vijf weken heeft klaagster zich tot een andere fysiotherapeut gewend en is een echo en röntgenfoto van de voet gemaakt. Hieruit bleek dat een van de middenvoetsbeentjes was gebroken. Klaagster verwijt verweerder onder andere dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld en onnodig lang een onjuiste behandeling heeft gegeven met een vertraagde genezing tot gevolg. Gebleken is dat verweerder ten tijde van de eerste drie consulten geen geldige BIG-registratie als fysiotherapeut had. Het college rekent het verweerder aan dat hij dit niet aan klaagster heeft verteld en haar zo de kans ontnomen heeft te worden behandeld door iemand die tuchtrechtelijk toetsbaar is. Hoe zeer laakbaar ook, doordat verweerder niet ingeschreven stond is hij voor die periode ten aanzien van zijn handelen of nalaten niet onderworpen aan het tuchtrecht en is klaagster in dat deel van haar klacht niet-ontvankelijk. Voor het deel van haar klacht dat ziet op de periode dat verweerder wel geregistreerd was overweegt het college dat hoewel verweerder de behandelingen uit heeft gevoerd onder supervisie en hij geen eindverantwoordelijkheid draagt, een eigen inbreng en kritisch geluid wel op zijn plaats was geweest. Toen er na driemaal repositie cuboid nog geen wezenlijke verbetering was had van verweerder verwacht mogen worden dat hij zijn eerdere gedachten over het maken van een röntgenfoto zou heroverwegen en een meer kritische houding ten aanzien van het behandelplan en verloop hardop had uitsproken. Dit nalaten is hem tuchtrechtelijk te verwijten maar, in de gegeven omstandigheden, niet zodanig dat het college komt tot het opleggen van een maatregel. Daarbij let het college met name op het feit dat verweerder zijn opleiding nog maar zeer recent had afgerond en feitelijk nog werkte onder supervisie. Het college verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, zonder oplegging van een maatregel.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6441
- Datum publicatie: 14-05-2024
- Datum uitspraak: 14-05-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:107
Gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is gestruikeld en heeft zich met pijnklachten aan haar voet gewend tot de fysiotherapiepraktijk waar verweerder werkzaam is. Een collega-fysiotherapeut die onder supervisie stond van verweerder, heeft de intake gedaan en heeft een conservatief beleid ingezet. Hierna heeft klaagster nog vier behandelingen gehad bij de collega-fysiotherapeut en bij verweerder. Na vijf weken heeft klaagster zich tot een andere fysiotherapeut gewend en is een echo en röntgenfoto van de voet gemaakt. Hieruit bleek dat een van de middenvoetsbeentjes was gebroken. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij zonder adequate differentiële diagnose na het voettrauma onjuiste behandelingen is gestart en dat hij zonder aanvullend onderzoek de behandeling heeft voortgezet. Met als gevolg dat de genezing van de voet is verstoord. Het college overweegt dat de richtlijn Enkelletsel van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (hierna: de KNGF-richtlijn) voorschrijft dat na een anamnese en lichamelijk onderzoek als indicatie voor het maken van een röntgenfoto, de Ottawa Ankle Rules (OAR) gebruikt dienen te worden om een fractuur uit te sluiten. Het uiterlijk van de voet samen met de pijnklachten van klaagster waren, conform de KNGF-richtlijn en de OAR, een indicatie voor het maken van een röntgenfoto. Zonder zelfstandig onderzoek te doen is verweerder meegegaan in de verkeerd gestelde diagnose van de collega-fysiotherapeut. Naar het oordeel van het college heeft verweerder daarmee onvoldoende supervisie uitgeoefend. Door klaagster niet in te sturen voor een röntgenfoto terwijl daarvoor wel een duidelijke aanleiding was, heeft verweerder gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten. Extra zorgwekkend acht het college de omstandigheid dat verweerder ter zitting duidelijk heeft gemaakt nauwelijks in te zien dat zijn handelswijze onjuist was en dat hij verklaarde in een voorkomende situatie wederom hetzelfde te doen. Het college is van oordeel dat de maatregel van een berisping passend en geboden is.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:90 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2066
- Datum publicatie: 13-05-2024
- Datum uitspraak: 06-05-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:90
Klacht tegen een verpleegkundige over grensoverschrijdend gedrag. Klaagster is de voormalig werkgever van de verpleegkundige. De verpleegkundige is een seksuele relatie aangegaan met een patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd. Het Regionale Tuchtcollege oordeelt dat de verpleegkundige daarmee in strijd met de beroepsnormen heeft gehandeld en verklaart de klacht gegrond. Dat college acht een voorwaardelijke schorsing van 12 maanden een passende maatregel. Door voorwaarden te stellen aan de schorsing krijgt de verpleegkundige de kans om bij zijn huidige werkgever werkzaam te blijven in een administratieve functie, terwijl hij in therapie gaat werken aan zijn problematiek. De verpleegkundige komt in beroep bij het Centraal Tuchtcollege op tegen de aan de schorsing verbonden bijzondere voorwaarden. Hij vindt deze te streng, omdat hij hierdoor zijn werk als verpleegkundige niet kan uitvoeren. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionale Tuchtcollege en past de aan de schorsing verbonden bijzondere voorwaarden aan.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:132 Hof van Discipline 's Gravenhage 230207
- Datum publicatie: 13-05-2024
- Datum uitspraak: 06-05-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:132
Verweerder heeft hoger beroep tegen beslissing raad ingetrokken. Hof bepaalt ingangsdatum schorsing.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:133 Hof van Discipline 's Gravenhage 230322
- Datum publicatie: 13-05-2024
- Datum uitspraak: 13-05-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:133
Het betreft hier een klacht over de advocaat wederpartij in een familiezaak. Verweerder staat de biologische vader in deze procedure bij. Verweerder heeft klaagster en haar advocaat niet over het indienen van een verzoekschrift geïnformeerd. Hoewel de oproeping van partijen in een verzoekschriftprocedure de verantwoordelijkheid van de rechtbank is, is klaagster – anders dan de raad - van oordeel dat verweerder klaagster en haar advocaat had moeten berichten en de verhinderdata moeten opvragen. Door dit na te laten zou verweerder tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat het hem niet bekend was dat klaagster zich liet bijstaan door een advocaat en dat zich ook geen advocaat bij hem heeft gemeld. Bekrachtiging beslissing raad. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:134 Hof van Discipline 's Gravenhage 230128
- Datum publicatie: 13-05-2024
- Datum uitspraak: 13-05-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:134
Het betreft hier een klacht tegen de eigen advocaat. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld door hem bewust foutief te informeren over de geplande zittingsdatum. Volgens klager heeft verweerster doen voorkomen dat haar verhinderdata door de rechtbank waren goedgekeurd, waardoor klager in de veronderstelling verkeerde dat de zitting na haar vakantie zou plaatsvinden. Dit bleek achteraf niet het geval te zijn, omdat de zitting in de vakantie van verweerster viel. Daarnaast zou verweerster een second opinion van een onafhankelijke psychiater hebben tegengewerkt. Bekrachtiging beslissing raad. Klacht ongegrond. De mededeling van verweerster aan klager dat de rechtbank rekening zou houden met haar verhinderdata, is onhandig geweest gelet op de wijze waarop klager die mededeling heeft begrepen, maar daarmee heeft verweerster niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Verweerster heeft ook meegewerkt aan het door klager gewenste onderzoek (second opinion).
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:33 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/721697 DW RK 22/317 LV/SM
- Datum publicatie: 10-05-2024
- Datum uitspraak: 08-05-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:33
Klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig maakt aan het onrechtmatig toe-eigenen van geld door voortdurend het verschuldigde bedrag te veranderen. Klager heeft de klacht (ten aanzien van enkele onderdelen) na de termijn van drie jaren ingediend. Voor het overige heeft de kamer geoordeeld dat er sprake is geweest van een (reken)fout, maar dat deze niet (zonder meer) leidt tot een tuchtrechtelijk laakbaar verwijt.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:118 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-808/AL/GLD
- Datum publicatie: 10-05-2024
- Datum uitspraak: 06-05-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:118
klager is mediator geweest in het arbeidsgeschil tussen de cliënte van verweerder en de wederpartij. Klager heeft een eigen rechtstreeks belang bij zijn klacht en daarom ontvankelijk. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de tussen partijen en hun advocaten met de mediator overeengekomen geheimhouding geschonden. Dat heeft hij gedaan door een geluidsfragment met transcript van een gesprek tussen zijn cliënte en de bedrijfsarts in het geding te brengen waarin zijn cliënte verwijst naar door klager ten tijde van de mediation richting haar beweerdelijk gedane uitlatingen. Van bijzondere omstandigheden, die doorbreking van de geheimhouding door verweerder rechtvaardigen, is de raad niet gebleken. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:34 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/735179 / DW RK 23/206 LV/SM
- Datum publicatie: 10-05-2024
- Datum uitspraak: 08-05-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:34
Klacht gegrond. Maatregel: één maand schorsing. De gerechtsdeurwaarder heeft executiemaatregelen getroffen uit hoofde van een titel die reeds was voldaan. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder te laat gereageerd op de klacht van klaagster. Los van de late reactie heeft de gerechtsdeurwaarder, in weerwil van artikel 3.5 lid 3 Gerechtsdeurwaardersverordening, nagelaten toelichting en uitleg te geven naar aanleiding van inhoudelijke vragen. Daarnaast is er dan nog de wijze waarop klaagster in de mailcorrespondentie op laatdunkende en ongepaste wijze te woord wordt gestaan door de gerechtsdeurwaarder. Vooral de onprofessionele wijze van uitlaten blijkt een terugkerend fenomeen te zijn waar de kamer de gerechtsdeurwaarder reeds eerder berispingen voor heeft opgelegd. De kamer acht de maatregel in dit geval passend en geboden. De kamer laat daarbij zwaar wegen dat de gerechtsdeurwaarder ingrijpende bevoegdheden heeft aangewend, zonder in overweging te nemen of deze gelet de situatie aangewend mochten worden. Daarnaast is er ten aanzien van de (te) late reactie op e-mails en de wijze van bejegening sprake van recidive, waarvan eerdere (andere) maatregelen tot dusver niet hebben geleid tot verbetering.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:119 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-848/AL/GLD
- Datum publicatie: 10-05-2024
- Datum uitspraak: 06-05-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:119
Verweerder trad op voor een drietal partijen die aanvankelijk allen eenzelfde belang hadden. Toen daar op een gegeven moment geen sprake meer van was en de drie partijen juist een tegengesteld belang kregen, had verweerder zijn werkzaamheden moeten neerleggen. Schending van een kernwaarde. Maatregel: berisping.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 137
- Pagina: 138
- Pagina: 139
- ...
- Pagina: 141
- Volgende pagina zoekresultaten