ECLI:NL:TGZRSHE:2024:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5334
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:36 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-05-2024 |
Datum publicatie: | 14-05-2024 |
Zaaknummer(s): | H2023/5334 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Oogarts: Verweerder wordt verweten dat: a) hij bij de staaroperatie aan het linkeroog van klager een lens met een verkeerde sterkte heeft geïmplanteerd; b) hij klager niet tijdig heeft geïnformeerd over de gegevens betreffende de ingebrachte kunstlens; c) hij klager niet heeft verwezen naar een andere oogarts; d) zijn klachtenregeling niet naar behoren functioneert en dat klager geen reactie heeft ontvangen op zijn terugbelverzoek; e) hij niet tijdig een afschrift van het medisch dossier aan klager heeft verstrekt.Het college oordeelt klacht onderdeel a) gegrond omdat verweerder als operateur had moeten controleren of de richtlijn voor de berekening van de te implanteren lens was gevolgd. Het college acht de overige klachtonderdelen ongegrond. Maatregel: waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing 14 mei 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
tegen
[C],
oogarts,
werkzaam in [D],
hierna: verweerder,
gemachtigde: mr. C. Velink, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager verwijt verweerder dat verweerder bij de staaroperatie in 2022 aan het
linkeroog een kunstlens met een verkeerde sterkte heeft geïmplanteerd. Na de operatie
heeft verweerder klager niet tijdig geïnformeerd over de gegevens van de geïmplanteerde
lens en niet tijdig een afschrift van het medisch dossier gegeven. Ook heeft verweerder
klager niet verwezen naar een andere oogarts en functioneert zijn klachtenregeling
onvoldoende. Verweerder meent niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.
1.2 Het college oordeelt dat de klacht deels gegrond is en legt de maatregel van waarschuwing
op. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 februari 2023;
- de brief van de secretaris van 30 maart 2023;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 13 april 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 14 juni 2023.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Naast deze klacht heeft klager heeft ook een klacht ingediend tegen een collega
van verweerder, een oogarts die de intake heeft afgenomen voor de staaroperatie in
2022. Deze klacht is ingeschreven onder het zaaknummer H2023/5335. Op beide klachten
is bij afzonderlijke beslissingen op dezelfde datum beslist.
2.4 De zaak is na raadkamerbehandeling, gezamenlijk met zaak H2023/5335, behandeld
op de openbare zitting van 19 maart 2024. De partijen zijn verschenen en verweerder
is bijgestaan door de gemachtigde. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
Klager en de gemachtigde van verweerder hebben pleitnotities voorgelezen en aan het
college en aan de andere partij overgelegd.
3. De feiten
3.1 Op 25 augustus 2003 heeft klager laseroperaties (hierna ook: refractiechirurgie
en Rx) ondergaan aan zijn linkeroog (hierna ook: OS) in een kliniek waar verweerder
niet werkzaam is geweest.
3.2 Op 22 augustus 2022, ongeveer 19 jaar na de genoemde operaties, heeft klager een
consult gehad bij een collega van verweerder vanwege oogklachten. De mogelijkheid
van een staaroperatie (hierna ook: cataract of phaco) is tijdens dit consult besproken.
In het medisch dossier heeft de collega van verweerder hierover het volgende genoteerd
(alle citaten voor zover relevant en met overname van eventuele stijl- en schrijffouten):
“Zorgvraag1: (Dit consult): spinnetje OS (…)
Fam : staar op jongere leeftijd
Oc.vg. : refractielaser [college: laseroperatie] ODS op 35j leeftijd, OS moest 2 keer
gebeuren (…)
Visus: (…)
OS: sc 0.6-PH niet te verbeteren
NCT/: (…)
OS:17mmHg (…)
ODS lens cataract + achterste schors (…)
Conclusie
1.PVD (…)
Therapie/Beleid :
1A:rev 1mnd. Staarinfo meegeven
1B: Zorgvraag: visusstoornis
alarmsymptomen uitgelegd
denkt over C+I na.”
3.3 Op 21 september 2022 heeft een tweede consult bij een collega van verweerder plaatsgevonden
waarbij nogmaals een mogelijke staaroperatie is besproken. Deze collega heeft hierover
in het medisch dossier vermeld:
“Controle
Zorgvraag 1: (Dit consult):visusstoornis
Anamnese: (…) Wilt zich aan staar laten opereren, heeft eventueel interesse in speciale
lens. Intake meegegeven. (...)
OS: sc 0.6- PH 0.9- (…)
Conclusie :
1.cataract (…)
Therapie/Beleid :
1A:inplannen C+I OS + BIOMETRIE ( status na laser chirurgie ODS !!!)
1B: Zorgvraag visusstoornisIntake Phaco (…)
Phaco screeningsgegevens
*screeningslijst : Ja
Informed consent algemeen : Ja
Patiënt kiest target : emmetroop (…)
Type IOL: standaard (…)
Volgorde ogen OK: OS
Inf. cons.: Laten tekenen + inscannen.”
3.4 Op 21 september 2022 heeft klager het formulier met de titel ‘Informed consent
Staaroperatie algemeen’ getekend.
3.5 Op 5 oktober 2022 vindt een vervolgconsult bij een collega van verweerder plaats.
De collega van verweerder heeft het volgende genoteerd:
“Zorgvraag1: (Dit consult): Cataract
Type meting IOL-master (…)
!!!BIJZONDERHEDEN/CO-MORBIDITEIT!!!:
*Rx chirurgie gehad
Patiënt kiest target : Emmetropie (…)
Dhr. wenst graag enkel een leesbril
Type lens: Standaard
Lenssterkte: (…)
OS: 19.0 (…)
1. PhacoOS inplannen + Pc-controle na 4 weken.
Recept druppels NA PhacoOS meegeven bij de balie.”
3.6 Voorafgaand aan de operatie op 26 oktober 2022 zijn de volgende linkeroog-waarden
gemeten door een collega van verweerder:
“AL: 25.83 mm (SD = 0.01 mm, SNR = 7.9)
K1: 38.31 D / 8.81 mm @ 65º
K2: 38.79 D / 8.70 mm @ 155º
SE: 38.55 D (…)
IOL (D) (…) 19.0 (…)
REF (D) (…) 0.09 (…)”
Over de waarden van het rechteroog is beschreven:
“AL: 25.04 mm (SD = 0.03 mm, SNR = 11.7)
K1: 39.89 D / 8.46 mm @ 131º
K2: 40.08 D / 8.42 mm @ 41º
SE: 39.98 D (…).”
3.7 Tijdens de staaroperatie op 26 oktober 2022 heeft verweerder een kunstlens in
het linkeroog van klager geïmplanteerd. Verweerder heeft hierover geregistreerd:
“Phaco
Zorgvraag1: (Dit consult): Cataract (…)
Oog: OS
Merk IOL: Alcon enkelvoudig
Sterkte IOL dpt:19.0
Target: Emmetropie (…)
Conclusie:
1. Cataractoperatie (OS) ongecompliceerd (…).”
3.8 Op 28 november 2022 heeft klager de eerste postoperatieve controle bij een collega
van verweerder gehad. In het medisch dossier is hierover genoteerd:
“PC-controle (…)
Betreft oog: OS
Subjectief resultaat: het is wel helderder, alleen merkt dat hij wel een bril nodig
heeft. Hoe lang gedruppeld: gestopt met druppelen, sinds 1 week gestopt
BCVA pre-operatief
OD : sc 1.0-
OS : sc 0.6- PH 0.9-
AR:
OD: S-2.75 C-0.50 as 96
OS: S+2.25 C-0.50 as 108
Visus en BCVA Post-operatief :
OS : sc 0.8+ ar 1.0 (…)
Conclusie
1.status na C+l OS (…)
Therapie/Beleid :
1A:rev.3 mnd.
1B Zorgvraag: visusstoornis.”
3.9 Op 29 november 2022, de dag na het laatste consult bij een collega van verweerder,
heeft klager om 12.11 uur aan het secretariaat van verweerder gemaild: “ (…) Ik ben
in behandeling bij [naam verweerder] en verzoek hem een verwijsbrief te verzorgen
voor [naam oogarts in andere kliniek]. [Naam andere kliniek] heeft destijds de ooglaserbehandeling
uitgevoerd en behandelen ook staaroperaties. Bovendien verzoek ik u
vriendelijk mijn dossier a.s. dondermiddag gereed te leggen zodat ik deze op kan halen
bij jullie (…) en mee kan nemen naar de afspraak bij [naam andere kliniek] a.s. vrijdag.
(…)”
3.10 Op 29 november 2022 heeft klager om 16.06 uur het volgende aan het secretariaat
van verweerder gemaild: “Zie de bijlagen voor het opvragen van mijn dossier. I.v.m.
de afspraak a.s. vrijdag bij [naam oogarts in andere kliniek] ga ik er vanuit dat
ik donderdagmiddag 1 december mijn dossier en de verwijsbrief van behandeld arts kan
ophalen bij [naam van kliniek verweerder]. (…)”
3.11 Op 29 november 2022 is door een collega van verweerder genoteerd: “pt. belt,
wil graag [verweerder] spreken over de phaco die pt gehad heeft. Pt heeft daarna problemen
gekregen en gaat nu naar [naam andere kliniek], heeft daar aankomende vrijdag een
afspraak en wil zijn gegevens daarvoor hebben. Pt uitgelegd dat hier normaal gesproken
4 weken voor staat maar dat ik ga kijken wat ik voor pt kan doen. [Intialen collega
verweerder] een taak gestuurd om hiernaar te kijken en [intitalen verweerder] zal
ik nog bellen om te overleggen of pt evt op consult mag komen tijdens een cbr spreekuur
bijvoorbeeld.”
3.12 Klager heeft op 1 december 2022 nogmaals telefonisch de kliniek van verweerder
benaderd. Hierover heeft een collega van verweerder opgeschreven: “Pt gebeld, was
niet aanwezig wel echtgenote. Echtgenote geeft aan het dossier nodig te hebben voor
het consult morgen bij [naam andere kliniek], aangegeven dat dit helaas niet mogelijk
is omdat het met de [initialen collega verweerder] besproken moet worden. Echtgenote
bleef er op aandringen, meerdere malen herhaald dat ik de situatie begrijp maar dat
ik niet zo direct het dossier kan uitdraaien. Afgesproken dat ik de aanvraag met de
[initialen collega verweerder] zal bespreken.” Dezelfde dag is ook genoteerd: “pt
staat aan de balie en eist zijn dossier. (wijsvinger gebaren) [initialen collega verweerder]
een taak gestuurd.”
3.13 Op dezelfde dag om 13.55 uur heeft klager aan het klachtmailadres van de kliniek
waar verweerder werkzaam is, gemaild: “(…) Vanwege het spoedeisende karakter. Zou
u mij terug willen bellen op tel: [telefoonnummers van klager]. Het betreft opvragen
medisch dossier bij [naam kliniek verweerder] voor consult morgen bij [naam andere
kliniek].”
3.14 Op 2 december 2022 heeft klager aan het secretariaat van de kliniek gemaild:
”Gisteren 1 december ’22 heb ik aan de balie gestaan bij uw kliniek (…) met als doel
het ophalen van het medisch dossier en de verwijsbrief van de behandelend arts naar
[naam andere kliniek]. Helaas lag dit niet gereed voor mij, wel is toegezegd dat dit
tijdig per mail naar mij gezonden zou worden. Tot op heden heb ik nog geen mailbericht
van u mogen ontvangen. Ik verzoek nogmaals vriendelijk en dringend per omgaande dit
in te willigen. (…)”
3.15 Op 5 december 2022 heeft klager aan het secretariaat van de kliniek om 9.51 uur
gemaild: “(…) Ik betreur het dat de gevraagde gegevens niet aan mij verstrekt zijn.
Ook is
door mij op 29 november een terugbelverzoek aan [verweerder] gericht. Helaas geen
respons ontvangen. Toch wens ik een persoonlijk gesprek met [verweerder] en [collega
van verweerder] samen en verneem graag van u wanneer deze afspraak ingepland kan worden.
Afgelopen vrijdag ben ik in [naam andere kliniek] geweest. Ze zijn in afwachting van
de gegevens waar door mij al om verzocht is. (…)”
3.16 Bij de datum 5 december 2022 staat het volgende beschreven: “NAV memo 29-11:
overleg met [intitalen verweerder] gehad, als pt een arts wil spreken kan deze bij
[intitalen collega’s van verweerder]. [Intitalen verweerder] doet geen spreekuur hiervoor,
afwezig december.”
3.17 Op 5 december 2022 heeft een collega van het secretariaat aan klager om 14.15
uur gemaild: “Ik zie dat u op 28 november een afspraak bij [collega verweerder] heeft
gehad, er is toen aangegeven dat u over 3 maanden nogmaals op controle mag komen.
Ik heb vorige week met [naam verweerder] overleg gehad en uw vraag besproken en gezien
[naam verweerder] geen spreekuren meer doet kan ik u helaas geen afspraak met [naam
verweerder] zelf aanbieden. [Naam verweerder] gaf aan dat u dan bij een van de andere
artsen op consult kon en dat is inmiddels gebeurt. Mocht u nogmaals op controle willen
voor de afspraak die al staat kunt u contact met ons opnemen maar dit zal dan niet
bij [naam verweerder] zijn. Uw aanvraag voor uw dossier is in behandeling genomen.
Zodra dit afgerond is wordt er contact met u opgenomen (…).”
3.18 Bij de datum 7 december 2022 staat de notitie: “Pt heeft verzoek tot opvragen
dossier ingediend, dit is naar mij doorgestuurd zonder bijlagen. De oorspronkelijke
email gevonden en de aanvraag uitgeprint en zal z.s.m. met [intitalen verweerder]
besproken worden.”
3.19 Bij de datum 8 december 2022 is geschreven: “Aanvraag dossier is met [initialen
verweerder] besproken, is akkoord en mag per beveiligde email verzonden worden. Pt
gebeld om te informeren dat het dossier per mail verzonden zal worden en controle
van het emailadres.”
4. De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klager verwijt verweerder dat:
a) hij bij de staaroperatie op 26 oktober 2022 aan het linkeroog van klager een lens
met een verkeerde sterkte heeft geïmplanteerd;
b) hij klager niet tijdig heeft geïnformeerd over de gegevens betreffende de ingebrachte
kunstlens;
c) hij klager niet heeft verwezen naar een andere oogarts;
d) zijn klachtenregeling niet naar behoren functioneert en hij geen reactie heeft
ontvangen op zijn terugbelverzoek;
e) hij niet tijdig een afschrift van het medisch dossier heeft gegeven.
4.2 Verweerder is van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
De klacht moet volgens hem ongegrond worden verklaard.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de feiten en voor zover nodig op de standpunten
van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende oogarts. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de oogarts geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdeel a) onjuiste lens geïmplanteerd
5.2 Het college stelt vast dat klager in 2003 een laseroperatie heeft gehad. Bij deze
behandeling is de vorm van het hoornvlies met een laserstraal aangepast. Deze behandeling
geeft een verhoogd risico op een minder goed resultaat van de operatie die verweerder
in 2022 heeft verricht. De Cataractrichtlijn van de Federatie Medische Specialisten
(hierna: de richtlijn) schrijft voor om in zo’n geval in overweging te nemen om dit
risico te verkleinen door meer formules te gebruiken voor de berekening van de lenssterkte
van de te implanteren lens (hierna ook: IOL). De richtlijn schrijft immers voor: “Overweeg
voor de IOL-berekening na refractiechirurgie gebruik te maken van een combinatie van
meerdere (…) lensformules (….).
5.3 Het college stelt voorop dat een richtlijn als uitgangspunt moet worden beschouwd
voor een te volgen werkwijze. Dat betekent niet dat niet van de richtlijn mag worden
afgeweken, maar dat wel een toelichting wordt gegeven waarom van de richtlijn wordt
afgeweken. Dat geldt ook in het geval wanneer een richtlijn een handelwijze in overweging
geeft. Toegespitst op deze casus dient uit het medisch dossier te volgen óf de arts
heeft overwogen om de gecombineerde lensformule te gebruiken en waarom hij heeft besloten
daarvan af te zien. Het college is van oordeel dat wanneer ook de informatie van de
laseroperatie uit 2003 wordt ingevuld in de formules, de berekening van de lenssterkte
meer betrouwbaar wordt. Vast staat dat in het medisch dossier niets is opgenomen waaruit
kan worden opgemaakt wat de reden is geweest om de in de richtlijn in overweging gegeven
lensformule niet te volgen en de gegevens uit 2003 niet mee te nemen. Daarmee heeft
verweerder dus geen uitleg gegeven waarom hij van de richtlijn is afgeweken. Dat lag
wel op zijn weg. Verweerder heeft in die zin dan ook tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
5.4 Dat de informatie uit 2003 van belang zou kunnen zijn, blijkt ook uit de keratometriewaarden
voorafgaand aan de staaroperatie in 2022. Er werden immers de volgende keratometriewaarden
voor de operatie van 2022 gemeten:
“K1 38.31 D / 8.81 mm @ 65º.
K2 38.79 D / 8.70 mm @ 155”
Volgens de richtlijn duiden deze gegevens op zeer vlakke cornea, meestal als gevolg
van een corneale refractieve behandeling. Het is bekend dat de reguliere lensformules
dan afwijkende resultaten geven. De informatie uit 2003 waaronder de refractiegegevens
van voor de laserbehandelingen uit 2003 had meer inzicht kunnen geven, zeker als in
combinatie met deze gegevens extra lenscalculaties waren uitgevoerd zoals genoemd
in de richtlijn.
5.5 Verweerder heeft gesteld dat de informatie van de laserbehandeling van 2003 niet
verplicht hoefde te worden opgevraagd. Verweerder heeft daarnaast aangevoerd dat de
‘prediction error’ (waarmee bedoeld wordt: fout in de voorspelling van de lenswaarde)
door de informatie uit 2003 niet zou worden weggenomen. Het college kan voorgaande
niet volgen. Immers het invullen van meer informatie in meer formules voor de berekening
van de lenssterkte van de te implanteren lens, maakt deze berekening meer betrouwbaar
en verkleint daarmee de 'prediction error’.
5.6 Het verweer van verweerder dat de informatie uit 2003 in 2022 waarschijnlijk niet
meer beschikbaar zou zijn vanwege de toen geldende bewaartermijn voor medische gegevens
van 15 jaar gaat ook niet op. Immers het feit dat deze informatie mogelijk niet meer
beschikbaar is, ontslaat verweerder niet van het doen van een poging om die informatie
op te vragen. Op de zitting is gebleken dat klager zelfs niet is gevraagd naar de
brilsterkte voor de laseroperatie in 2003.
5.7 Ook het verweer dat verweerder de berekening(en) van de lenssterkte niet heeft
gemaakt maar een collega, slaagt niet. Verweerder is als operateur eindverantwoordelijk
voor de juiste lenssterkte van de te implanteren lens. Verweerder dient daarom voorafgaand
aan de staaroperatie de berekening van de lenssterkte te controleren. Vanwege het
verhoogde risico van de behandeling in 2003 had verweerder moeten nagaan of dit risico
voldoende was meegenomen in de berekening van de lenssterkte van de te implanteren
lens.
5.8 Voor het college staat dan ook voldoende vast dat verweerder voorafgaand aan de
operatie onvoldoende heeft gecontroleerd of de richtlijn is gevolgd wat betreft de
overweging over de meerdere formules. Verweerder heeft daarnaast niet gecontroleerd
of bij de berekening van de lenssterkte de informatie uit 2003 voldoende was meegenomen.
Door onvoldoende controle voorafgaand aan de operatie, heeft verweerder het risico
op de implantatie van een onjuiste lens vergroot. Het college acht dit klachtonderdeel
a) daarom gegrond.
Klachtonderdelen b) niet tijdig geïnformeerd over de ingebrachte kunstlens en e) niet
tijdig een afschrift van het medisch dossier gegeven
5.9 Deze klachten lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. In artikel 7:456 van
het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd
inzage in en afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 7:454 BW, verstrekt.
Voor het verstrekken geldt geen specifieke wettelijke termijn. Volgens de KNMG-richtlijn
moet de arts de patiënt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen één maand na
de ontvangst van het verzoek informeren over de uitvoering van het verzoek. Dat betekent
dus niet automatisch dat er ook binnen die tijd aan het verzoek om een afschrift voldaan
moet zijn. Het gaat om het geven van een reactie op het verzoek.
5.10 Klager stelt de informatie over de ingebrachte kunstlens van de operatie van
26 oktober 2022 nodig te hebben gehad voor de afspraak op 2 december 2022 bij de andere
oogkliniek. Volgens klager zou verweerder die informatie binnen één maand na de operatie
moeten hebben overgelegd of direct na de operatie moeten hebben meegegeven. Klager
heeft deze informatie bij de hersteloperatie in de andere oogkliniek direct meegekregen.
5.11 Het college overweegt dat er geen (wettelijke) richtlijn is die voorschrijft
dat een patiënt, zonder verzoek daartoe, een maand na de operatie informatie over
de geïmplanteerde lens zou moeten meekrijgen. De informatie over de ingebrachte lens
is wel in het medisch dossier gevoegd. In zoverre is klachtonderdeel b) ongegrond.
5.12 Klager heeft op 29 november 2022 het medisch dossier voor het eerst opgevraagd
en klager heeft het medisch dossier op 8 december 2022 ontvangen. Verweerder heeft
gesteld vanaf begin december tot 8 december 2022 afwezig te zijn geweest. Deze afwezigheid
wordt bevestigd door de aantekening over de interne communicatie in de kliniek van
verweerder. Bij de datum 7 december 2022 is door een collega van verweerder genoteerd:
”Pt heeft verzoek tot opvragen dossier ingediend, dit is naar mij doorgestuurd zonder
bijlagen. De oorspronkelijke email gevonden en de aanvraag uitgeprint en zal z.s.m.
met [intitalen verweerder] besproken worden.”
5.13 Bij de datum 8 december 2022 is als interne notitie geschreven door een collega
van verweerder: “Aanvraag dossier is met [intitalen verweerder] besproken, is akkoord
en mag per beveiligde email verzonden worden. Pt gebeld om te informeren dat het dossier
per mail verzonden zal worden en controle van het emailadres.”
5.14 Het college stelt vast dat verweerder tot 8 december 2022 niet was geïnformeerd
over het verzoek van klager om een afschrift van het medisch dossier inclusief de
informatie over de kunstlens. Verweerder heeft op de dag van terugkomst akkoord gegeven
voor het verstrekken van het medisch dossier. Vanwege de persoonlijke verwijtbaarheid
in het tuchtrecht kan verweerder niet worden verweten dat het medisch dossier inclusief
de informatie over de kunstlens, niet eerder aan klager is verzonden. Dat neemt niet
weg dat het voor klager frustrerend moet zijn geweest dat hij op 2 december 2022 niet
beschikte over het medisch dossier tijdens zijn consult bij de andere kliniek. Het
college acht voor het overige klachtonderdeel b) ongegrond en klachtonderdeel e) geheel
ongegrond.
Klachtonderdeel c) niet doorverwezen naar andere oogarts
5.15 Klager heeft gesteld dat zijn huisarts zou hebben aangegeven dat verweerder de
verwijsbrief diende te maken naar de andere oogkliniek. Klager heeft de kliniek van
verweerder op 29 november 2022 een verzoek om een verwijsbrief gemaild. Klager heeft
dan al een afspraak bij een andere oogarts in een andere kliniek gemaakt voor 2 december
2022.
5.16 De KNMG-Gedragscode schrijft voor dat een arts dient mee te werken aan een verwijzing
naar een andere arts.
5.17 Het college overweegt dat uit het medisch dossier blijkt dat verweerder op 29
november 2022 niet betrokken is geweest bij het verzoek van klager voor een verwijzing
naar de oogarts in de andere kliniek. Uit de interne aantekening van een collega van
verweerder, zoals is weergegeven in randnummer 3.11, volgt dat op 29 november 2022
of
1 december 2022 door het secretariaat met verweerder is gebeld over een consult dat
klager wenste met verweerder. Niet is gebleken dat er toen ook is gesproken over een
verzoek om verwijzing. Het college stelt vast dat niet is gebleken dat verweerder
op dat moment bekend was met het verzoek om een verwijzing.
5.18 Ook uit de aantekening van 5 december 2022, weergegeven in randnummer 3.16, volgt
niet dat verweerder toen bekend was met het verzoek om een verwijzing. De e-mail van
5 december 2022 van het secretariaat van verweerder aan klager, zie randnummer 3.17,
geeft weer dat in de week voor 5 december 2022 met verweerder is besproken dat klager
bij verweerder op consult wilde komen. Niet is gebleken dat verweerder op dat moment
is geïnformeerd over het verzoek om een verwijzing.
5.19 Verweerder heeft gesteld dat hij pas bij de ontvangst van een tuchtklacht bekend
is geworden met het verzoek om een verwijzing. Bij klachtonderdeel b) en e) is vastgesteld
dat verweerder op 29 november 2022 en vanaf begin december 2022 tot 8 december 2022
afwezig is geweest. Voor het college staat voldoende vast dat verweerder niet eerder
bekend is geworden met het verzoek om verwijzing dan bij de ontvangst van de tuchtklacht.
5.20 Voor het aannemen van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid dient verweerder persoonlijk
handelen verweten te worden. Omdat verweerder onbekend is geweest met het verzoek
om een verwijzing tot de ontvangst van de tuchtklacht, verklaart het college dit klachtonderdeel
c) ongegrond.
Klachtonderdeel d) slecht functioneren klachtenregeling
5.21 Klager verwijt verweerder dat zijn klachtenregeling niet naar behoren functioneert
en verweerder geen contact heeft opgenomen met klager ondanks zijn verzoek daartoe.
Op 1 december 2022 heeft klager een e-mail gestuurd aan de klachtenmailbox van de
kliniek met het verzoek om hem terug te bellen over het verstrekken van zijn medisch
dossier. Dezelfde dag is klager teruggebeld door de secretaresse van de kliniek. Klager
was toen niet
bereikbaar, maar de secretaresse heeft zijn echtgenote gesproken. Het college volgt
het standpunt van verweerder dat de e-mail van klager - gezien de inhoud ervan - niet
aangemerkt had hoeven te worden als klacht. Het ging immers over het beschikbaar stellen
van het medisch dossier en niet expliciet over de ontevredenheid van klager over zijn
behandeling.
5.22 Dat de onderlinge communicatie tussen klager en het secretariaat van verweerder
beter had gekund, betekent niet dat de klachtenregeling niet goed functioneert en
betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder
heeft erkend dat de communicatie met klager niet optimaal is verlopen. Verweerder
heeft naar aanleiding van deze kwestie de communicatie intern onder de aandacht gebracht.
In het vervolg worden verzoeken zoals van klager direct aan de behandelend oogarts
doorgezonden om misverstanden te voorkomen.
5.23 Ook ziet het college geen aanknopingspunten voor de stelling van klager dat hij
geen reactie heeft gekregen op zijn terugbelverzoek. Het college heeft geen reden
om te twijfelen aan de telefoonnotities en de aantekeningen van de interne communicatie
die zijn bijgevoegd. Dit klachtonderdeel d) is daarom ook ongegrond.
Maatregel
5.24 Omdat klachtonderdeel a) gegrond is bevonden, moet het college beoordelen of
een maatregel op zijn plaats is en zo ja, welke maatregel. Het college neemt bij het
opleggen van de maatregel in de eerste plaats de ernst van de verwijtbaarheid in overweging.
In dit geval komt het college tot het oordeel dat het niet volgen en het niet controleren
van de opvolging van de aanbeveling in de richtlijn om meerdere lensformules te gebruiken,
weliswaar verwijtbaar is, maar niet ernstig verwijtbaar. Daar komt bij dat verweerder
zich toetsbaar heeft opgesteld en heeft erkend dat op onderdelen de communicatie niet
goed is verlopen. Het college acht het opleggen van een waarschuwing daarom passend.
Publicatie in vaktijdschriften
5.25 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd in de Staatscourant
en ter publicatie worden aangeboden aan Medisch Contact. Dit algemeen belang is erin
gelegen dat andere oogartsen mogelijk van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal
plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare
gegevens (artikel 71 Wet BIG).
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond; - legt verweerder de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch
Contact.
Deze beslissing is gegeven door Y.M. Vanwersch, voorzitter, A.P.A. Bisscheroux, lid-jurist,
M.E.H.M. Fortuin, J.H.J. Klaver en R. van der Pol, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door F.A.C. Bergervoet, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 14 mei 2024.