ECLI:NL:TGZCTG:2024:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2284

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:99
Datum uitspraak: 15-05-2024
Datum publicatie: 15-05-2024
Zaaknummer(s): C2023/2284
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een GZ-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De GZ-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De GZ-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De GZ-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het Regionaal Tuchtcollege acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/2284 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., GZ-psycholoog, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam te Amsterdam.
1.    Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 13 januari 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de GZ-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 
3 november 2023 met nummer Z2023/5275, heeft dat college de klacht ongegrond verklaard en bepaald dat de beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en het tijdschrift De Psycholoog. Klager heeft op tijd beroep ingesteld tegen deze beslissing. De GZ-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 april 2024 behandeld. Op de zitting zijn verschenen klager en de GZ-psycholoog, bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Klager heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die hij aan het college en de wederpartij heeft overhandigd.
2.    Beslissing in eerste aanleg
    Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag     gelegd.
“3.    De feiten
3.1    Klager en zijn ex-partner zijn met elkaar gehuwd in 1998 en van elkaar gescheiden in 2017. Zij hebben samen acht kinderen. Beide ouders zijn belast met het ouderlijk gezag. De vier kinderen die in 2016 nog minderjarig waren, zijn toen onder toezicht gesteld vanwege problemen in het gezin en tussen de ouders. Zij wonen bij klager. Doordat de situatie in een impasse is geraakt, heeft de jeugdbescherming de 
gz-psycholoog in 2022 gevraagd een onderzoek te verrichten. In de rapportage waar 
het hier om gaat, staat het onderzoek naar klager in relatie tot de kinderen centraal. 
De onderzoeksvragen zijn onderverdeeld in de volgende hoofdcategorieën: 
- onderzoeksvragen naar de pathologie bij de ouders en kinderen; 
- onderzoeksvragen inzake gezag en omgang; 
- onderzoeksvragen met betrekking tot benodigde zorg van het kind en de mogelijkheden van de ouders en verzorgers; 
- aanvullende vragen. 
3.2    Klager heeft zelf ook nog een serie onderzoeksvragen voor de gz-psycholoog opgesteld. Het document met deze vragen heeft de gz-psycholoog als bijlage toegevoegd aan haar rapportage. 
4.    De klacht en de reactie van de gz-psycholoog
4.1    Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij:
a)    in haar rapportage de term ‘ouderverstoting’ niet correct gebruikt en ten onrechte 
    concludeert dat hier sprake van is; 
b)    de door klager aangeleverde schriftelijke informatie niet als informatiebron heeft 
    gebruikt; 
c)    de informatie verkregen uit observaties en onderzoek onjuist, onvolledig of 
    helemaal niet heeft weergegeven in de rapportage, waardoor er een gekleurd en     niet volledig juist beeld van klager uit de rapportage naar voren komt; 
d)    de conclusies uit de rapportage heeft gebaseerd op onjuiste en onvolledige 
    informatie. 
4.2    De gz-psycholoog herkent de verwijten niet en heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Zij is van mening dat haar onderzoek en rapportage voldoen aan de vaste criteria die daarvoor gelden.  
 4.3    Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5.    De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1    Het gaat hier om de beoordeling van een deskundigenrapportage. Voor deze 
beoordeling gelden volgens vaste rechtspraak een aantal standaardcriteria. Deze luiden als volgt:
1. het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de
voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
5. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het college toetst ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.
5.2       Klager maakt de gz-psycholoog diverse verwijten, in de zin dat allerlei zaken onjuist zouden zijn vermeld in de rapportage. Samengevat is klager het niet eens met het beeld dat van hem geschetst wordt en dat de gz-psycholoog de term ‘ouderverstoting’ gebruikt in haar rapportage. Gezien het toetsingskader dat onder 5.1 is geschetst, zal het college niet alle individuele kritiekpunten van klager op de rapportage behandelen, maar zal het de vakkundigheid van het onderzoek en de rapportage beoordelen aan de hand van de criteria. De conclusies worden vervolgens slechts marginaal getoetst. 
5.3      Het college is van oordeel dat de rapportage van de gz-psycholoog voldoet aan de daaraan te stellen vereisten. Zo bevat de uitgebreide rapportage een volledige weergave van de feiten en bevindingen en bronnen die gebruikt zijn. Klager heeft zelf ook onderzoeksvragen aangeleverd aan de gz-psycholoog, en klaagt erover dat deze niet zijn gebruikt en beantwoord door de gz-psycholoog en ook niet zijn vermeld als bron. Hiervoor geldt dat het niet aan klager is om eigen onderzoeksvragen aan te leveren. De opdrachtgever tot het onderzoek – in deze zaak de jeugdbescherming – bepaalt welke vragen beantwoord moeten worden, niet de personen op wie het onderzoek betrekking heeft. Het feit dat het document met vragen van klager enkel als bijlage is toegevoegd, is dus geenszins verwijtbaar. Overigens geldt dat een deel van de vragen van klager de onderzoeksvragen van de jeugdbescherming overlappen en in zoverre dus wel onderzocht en beantwoord zijn. Verder is de methode van onderzoek geschikt voor dit type onderzoek en niet gebleken is dat de gz-psycholoog niet ter zake deskundig zou zijn. Daarnaast heeft de gz-psycholoog het rapport naar het oordeel van het college inzichtelijk en consequent opgesteld. Ten slotte geldt dat de antwoorden op de onderzoeksvragen, de conclusies die hier – net als de onderzoeksvragen - verder niet uitgeschreven zullen worden, gedragen worden door de rapportage. Dat hierbij is uitgegaan van onvolledige/onjuiste informatie, zoals klager stelt, is niet gebleken. Wat betreft de term ‘ouderverstoting’ die door de 
gz-psycholoog wordt gebruikt, overweegt het college het volgende. Die term wordt door klager als een beschuldiging van kindermishandeling richting hem geïnterpreteerd. De gz-psycholoog heeft op de zitting toegelicht dat zij hiermee het effect van een onbewust proces bij enkele gezinsleden – onder wie vader – op de relatie met moeder heeft willen beschrijven. Het college acht aldus het gebruik van deze term adequaat. Een en ander betekent dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.   
Publicatie
5.4    In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat er geregeld klachten worden ingediend over het type rapportage waar het in deze zaak om gaat. Het college hecht eraan meer bekendheid te geven aan het toetsingskader ten aanzien van dit soort rapportages in tuchtprocedures.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 3. “de feiten” zijn weergegeven.
4.    Beoordeling van het beroep
Omvang van het beroep
4.1    Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep van klager heeft tot doel dat het Centraal Tuchtcollege de zaak in volle omvang beoordeelt en de klacht alsnog gegrond verklaart. 
4.2    De GZ-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij is van mening dat het beroep van klager moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege moet worden bevestigd.
Inhoudelijke beoordeling
4.3    Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klager ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege licht dat oordeel hierna toe.
4.4    Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is naar het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2024 is dat debat voortgezet.
4.5    Op grond van de stukken en dat wat door partijen op de zitting in beroep nog naar voren is gebracht, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht van klager terecht ongegrond heeft verklaard. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de rapportage van de GZ-psycholoog voldoet aan de daaraan te stellen vereisten. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij wat het Regionaal Tuchtcollege onder 5. “De overwegingen van het college” heeft overwogen en neemt dat hier over. Dit betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen. 
Publicatie
4.6    Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat het algemeen belang gediend is met de publicatie van deze beslissing en bepaalt daarom dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en het tijdschrift De Psycholoog.
5.    Beslissing
    Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
                verwerpt het beroep;
bepaalt dat deze beslissing zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en het tijdschrift De Psycholoog.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter; B.J.M. Frederiks en 
R.A. van der Pol, leden-juristen en M.A.J. Hagenaars en F.D.F. Steenbakkers, leden-beroepsgenoten en K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2024.
        Voorzitter   w.g.                Secretaris  w.g.