Zoekresultaten 3221-3240 van de 3801 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:87 Hof van Discipline 's Gravenhage 230120

    Klacht tegen advocaat van de wederpartij in een bestuursrechtzaak. Beslissing raad deels bekrachtigd, deels vernietigd. Ten aanzien van het informeren van de huisbankier van klager ziet het hof op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad. Verweerster heeft door de huisbankier van klager aan te schrijven, naar het oordeel van het hof, op een oneigenlijke wijze getracht om de (financiering van de) verbouwing van klager te voorkomen, althans stil te leggen. Het aanschrijven van de huisbankier was daarmee geen redelijk middel voor het beoogde doel (stoppen van aangekondigde sloopwerkzaamheden). Het hof weegt verder mee dat ten tijde van het informeren van de klagers’ huisbankier, nog geenszins vaststond dat de omgevingsvergunning in strijd met het recht was verleend. Gelet hierop had het op de weg van verweerster gelegen om zich van andere middelen te bedienen om de omgevingsvergunning aan te vechten, dan het aanschrijven van klagers' huisbankier. Met de raad is het hof van oordeel dat de verhouding tussen klager en zijn huisbankier er één is waar verweerster en/of haar cliënten buiten hadden behoren te blijven. Het hof acht om die reden dit klachtonderdeel gegrond. Anders dan de raad heeft geoordeeld is het hof van oordeel dat het weliswaar collegiaal van verweerster was geweest indien zij per omgaande aan de verzoeken van klagers' advocaat had voldaan, maar dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. Verweerster heeft op diverse andere verzoeken wel afschriften van stukken verstrekt, zodat van een onwelwillende houding van verweerster niet kan worden gesproken. Van een patroon is evenmin sprake. In zoverre is de klacht van klager ongegrond. Oplegging maatregel van waarschuwing en veroordeling in de proceskosten.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5712

    “Klacht tegen radioloog. Klager verwijt de radioloog dat hij röntgenfoto’s van klagers hand/pols onjuist heeft beoordeeld, waardoor hij een fractuur heeft gemist en klager wellicht blijvend letsel heeft opgelopen.Klacht ongegrond, het missen van de fractuur (scafoid fractuur met perilunate dislocatie) is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.”

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5780

    Klacht tegen chirurg kennelijk ongegrond. Klaagster is in de periode van augustus tot december 2017 meerdere keren gezien door de chirurg in verband met pijnklachten aan haar rechter voorvoet. Na diverse onderzoeken en besprekingen heeft uiteindelijk een onderbeenamputatie plaatsgevonden. Klaagster verwijt verweerder dat een adequate behandeling van haar pijnklachten (te lang) is uitgebleven waardoor een amputatie noodzakelijk werd. Het college oordeelt dat de chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:70 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1872

    Klacht tegen cardioloog. De moeder van klaagster, patiënte, is begin 2021 met hartfalen opgenomen op de afdeling hartbewaking van het ziekenhuis waar de cardioloog werkzaam is. In de dagen daarna ontwikkelde zij een flebitis en bleek zij een ischemisch CVA te hebben gehad. Vervolgens werd een stafylokokkeninfectie en een endocarditis vastgesteld. Uiteindelijk is patiënte ruim een maand later in het ziekenhuis overleden. De cardioloog was hoofdbehandelaar in de periodes dat patiënte op de afdeling cardiologie was opgenomen. Klaagster verwijt de cardioloog als hoofdbehandelaar dat er op zijn afdeling geen oog en oor is geweest voor de verslechterende situatie van patiënte (ontbreken van regie) en dat patiënte niet de benodigde verzorging heeft gekregen die de beroerte en het uiteindelijke sterven had kunnen voorkomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:64 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1953

    Klacht tegen een uroloog. Klager was sinds 2012 onder behandeling bij de uroloog voor een prostaatcarcinoom. Aanvankelijk is er gekozen voor een afwachtend beleid met regelmatige controles. In 2018 steeg de PSA waarde van klager. Klager is vanaf dat moment ontevreden over de behandeling door de uroloog. Klager kreeg van de uroloog het advies de prostaat operatief te laten verwijderen of radiotherapie (uitwendige bestraling met fotonen) te ondergaan. Klager wilde geen operatie, hormoontherapie of fotonentherapie ondergaan. Hij stond wel open voor protonenbestraling. Protonenbestraling voor deze indicatie is in Nederland niet mogelijk. De uroloog heeft klager in januari 2020 verwezen naar de afdeling orthopedie om te beoordelen of het nemen van een biopt van een laesie in het linkerdijbeen, mogelijk een metastase van het prostaatcarcinoom, noodzakelijk was. Klager is daar verder behandelend door de orthopedisch chirurg. In maart 2021 werd duidelijk dat bij klager sprake was van botmetastasen in het linkerdijbeen. Klager verwijt de uroloog onder meer dat hij: (IV) dat hij de aanbeveling op het scintigram van 27 augustus 2019 en het advies op de PSMA-PET-scan van 6 januari 2020 heeft genegeerd en (V) dat hij klager foutieve informatie heeft verschaft door ‘groen licht’ te geven voor de protonenbehandeling in Praag. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager, dat uitsluitend ziet op de klachtonderdelen IV. en V.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:79 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-696/AL/NN

    Klacht tussen advocaten. Verweerder heeft zonder dat klager dat wist delen van een telefoongesprek opgevangen dat tussen klager en mr. S is gevoerd. Dat gesprek vond toevallig plaats in de werkkamer van verweerder waar verweerder met mr. S in bespreking was over overname van de zaak tegen de client van klager. Verweerder heeft daarna als opvolgend advocaat aan klager een e-mail gestuurd. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met die e-mail, door daarin te refereren aan het telefoongesprek tussen klager en mr. S dat hij onbedoeld heeft meegeluisterd, de onderliggende verhouding met klager op laakbare wijze verstoord en daarbij ook niet integer gehandeld. Verweerder had de keuze om niets te doen met de opgevangen informatie of had klager daarna kunnen bellen voor vertrouwelijk overleg. Voor dit verwijt wordt aan verweerder een berisping opgelegd omdat een kernwaarde is geschonden. De raad heeft daarbij ook rekening gehouden met de opstelling van verweerder richting klager en zijn houding tijdens de zitting van de raad.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:63 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-680/DH/RO

    Verweerder is ernstig tekort geschoten in adequate communicatie naar klaagster. Verweerster heeft zich bovendien niet gehouden aan de op haar rustende informatieverplichting. Kernwaarden deskundigheid en integriteit in het geding. De raad constateert – gelet ook op het tuchtrechtelijk verleden – een patroon van onbereikbaarheid en gebrekkige communicatie. Schorsing van 2 weken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:71 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1954

    Klacht tegen uroloog (destijds aios urologie). Klager was sinds 2012 onder behandeling bij de supervisor van de aios (zie C2023/1953) voor een prostaatcarcinoom. Aanvankelijk is gekozen voor een afwachtend beleid met regelmatige controles. In 2018 steeg de PSA waarde van klager. Klager is vanaf dat moment ontevreden over de behandeling van de supervisor die klager adviseerde de prostaat operatief te laten verwijderen of radiotherapie (uitwendige bestraling met fotonen) te ondergaan. Klager wilde geen operatie, hormoontherapie of fotonentherapie ondergaan. Hij stond wel open voor protonenbestraling. Protonenbestraling voor deze indicatie is in Nederland niet mogelijk. De aios werd vanaf augustus 2019 tot eind december 2019 bij de behandeling van klager betrokken en zag klager poliklinisch. Klager had pijn in zijn anus en uitstralende pijn in zijn linkerbeen. Er werd een botscan en een MRI gemaakt die uitwezen dat er geen aanwijzingen (relatief lage PSA waarde en een solitaire afwijking in het femur) waren voor metastasen, maar wel dat er mogelijk sprake was van fibreuze dysplasie. Klager verwijt de uroloog onder meer dat hij: (III) dat hij de aanbeveling op het scintigram en het advies op de PSMA-PET-scan heeft genegeerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager, dat uitsluitend ziet op klachtonderdeel III.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:73 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-919/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat over andere advocaat wordt kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:65 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2067

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van arts. Bij de arts is sprake van vroege remissie bij langdurige chronische verslavingsproblematiek met meermalen recidive, meestal binnen een jaar. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de arts weliswaar op de goede weg lijkt te zijn, maar dat er op het moment van de uitspraak nog onvoldoende tijd is geweest om blootstelling aan de risico’s van verslaving en de kans op terugval in misbruik te kunnen beoordelen. Er is op dat moment onvoldoende vertrouwen om te kunnen stellen dat de verslaving en het daarmee gepaard gaande gedrag dermate onder controle is dat er in de nabije toekomst geen risico zal zijn voor de patiëntveiligheid. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de voordracht toe en legt de MDL-arts de maatregel op van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de MDL-arts inmiddels ruim een jaar aantoonbaar op de goede weg is, vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover de inschrijving van de MDL-arts daarbij is doorgehaald, en zal de MDL-arts enkele aan de uitoefening van het beroep van arts verbonden bevoegdheden ontzeggen. Tevens zal het Centraal Tuchtcollege aan de beroepsbeoefening van de MDL-arts enkele voorwaarden verbinden. Tenslotte gelast het Centraal Tuchtcollege publicatie van de beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:64 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-447/DH/DH

    Gegrond verzet, omdat de voorzitter de klacht te beperkt heeft opgevat. Klacht (alsnog) ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:80 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-810/AL/NN

    Naar het oordeel van de raad heeft verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet en de kernwaarde deskundigheid gehandeld door klager onjuist te informeren over diens bewijsmogelijkheden in zijn huurgeschil bij de kantonrechter. Daarnaast heeft verweerder, ook tijdens de zitting van de raad, weinig zelfinzicht getoond in het foutieve van zijn handelen. Ook heeft hij de oorzaken van de voor klager negatieve uitkomst van dat geschil vooral maar ten onrechte buiten zichzelf gelegd. Met zijn opstelling, ook tijdens de zitting, heeft verweerder niet integer gehandeld, zoals een behoorlijk advocaat wel zou betamen. Ook al heeft verweerder zich uitgeschreven, het ernstig tuchtrechtelijk verwijtbare handelen van verweerder noodzaakt tot oplegging van een voorwaardelijke schorsing van 4 weken, waarvan de proeftijd van 2 jaar start na zijn herinschrijving als advocaat.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:74 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-742/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Verweerder heeft klager in de kou laten staan door in meerdere opzichten bijstand te verlenen op een wijze die een behoorlijk handelende advocaat niet betaamt. Het wordt verweerder zwaar aangerekend dat hij door zijn nalatig handelen niet alleen volstrekt onbetamelijk heeft gehandeld ten opzichte van klager, maar ook het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad. De aard en ernst van de klachtwaardige handelwijze van verweerder kwalificeren als schending van de kernwaarden deskundigheid en integriteit en rechtvaardigen dan ook de oplegging van een ingrijpende maatregel. Naast de omstandigheden van deze klachtzaak wordt ook het uitgebreide tuchtrechtelijk verleden van verweerder meegewogen. Hoewel verweerder sinds 1 november 2023 geen advocaat meer is, is in de gegeven omstandigheden een lange onvoorwaardelijke schorsing wel op zijn plaats. Deze maatregel dient immers ook als signaal aan de beroepsgroep dat de klachtwaardige handelwijze van verweerder onaanvaardbaar is en niet zonder gevolgen blijft. Mocht verweerder zich in de toekomst weer als advocaat willen inschrijven op het tableau, is op deze manier bovendien verzekerd dat de desbetreffende Raad van de Orde zich ervan kan vergewissen dat er geen risico meer bestaat voor benadeling van toekomstige cliënten. Schorsing van 52 (tweeënvijftig) weken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:66 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1986

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klager ontving vanaf eind 2021 (thuis)zorg via de thuiszorgorganisatie waar de verpleegkundige als Regiomanager Zorg werkzaam is.De thuiszorgorganisatie heeft in maart 2023 de dienstverlening aan klager per direct beëindigd. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij ten onrechte eenzijdig zijn zorg heeft beëindigd, waardoor hij in direct gevaar is gekomen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard omdat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de verpleegkundige persoonlijk niet is gebleken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:65 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-474/DH/DH

    Verzet deels gegrond en deels ongegrond. Klacht ongegrond. Het is de raad niet gebleken dat verweerster met het ondertekenen en versturen van een brief vanuit haar functie bij het Huis voor Klokkenluiders het vertrouwen in de advocatuur heeft geschonden.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:75 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-514/AL/GLD

    Raadsbeslissing. De raad heeft vastgesteld dat verweerder op een zitting mededelingen heeft gedaan over de inhoud van een mediationgesprek, waaraan zijn cliënte en de wederpartij hebben deelgenomen. Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Gelet op de ernst van dit handelen en rekening houdend met het blanco tuchtrechtelijk verleden van verweerder is de raad van oordeel dat de oplegging van een waarschuwing passend en gebonden is.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:67 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1985

    Klacht tegen verpleegkundige. Klager ontving vanaf eind 2021 (thuis)zorg via de thuiszorgorganisatie waar de verpleegkundige als coördinerend wijkverpleegkundige werkzaam is. Vanaf de start van de zorg was de verpleegkundige samen met een collega verantwoordelijk voor door de thuiszorgorganisatie geleverde zorg. De thuiszorgorganisatie heeft in maart 2023 de dienstverlening aan klager per direct beëindigd. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij ten onrechte eenzijdig zijn zorg heeft beëindigd, waardoor hij in direct gevaar is gekomen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard omdat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de verpleegkundige persoonlijk niet is gebleken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:66 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-080/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk, omdat klaagster als wederpartij geen rechtstreeks belang heeft bij haar klacht over belangenverstrengeling en de wijze waarop verweerster haar cliënt bijstaat. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:61 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1866

    Klacht tegen een patholoog. De klacht gaat over een in 2012 door de patholoog verricht pathologisch onderzoek en zijn bevindingen. Volgens klaagster heeft de patholoog bij de beoordeling van een vulvabiopt van de moeder van klaagster een verkeerde diagnose gesteld en heeft de moeder van klaagster als gevolg hiervan geen goede behandeling gehad. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk op grond van art. 51 Wet BIG, omdat klaagster eerder al een klacht over hetzelfde onderwerp heeft ingediend, waarover het Centraal Tuchtcollege inmiddels een eindbeslissing heeft gegeven. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen de niet-ontvankelijkverklaring.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:76 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-045/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.