ECLI:NL:TADRSGR:2024:66 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-080/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:66 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-03-2024 |
Datum publicatie: | 27-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-080/DH/RO |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk, omdat klaagster als wederpartij geen rechtstreeks belang heeft bij haar klacht over belangenverstrengeling en de wijze waarop verweerster haar cliënt bijstaat. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 maart 2024 in de zaak 24-080/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
mede namens ‘[naam administratiekantoor]
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 31 januari 2024 met kenmerk R 2024/09 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 27. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klaagster van 19 februari 2024 en de daarbij behorende bijlagen 003, 005, 007 en 008.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster handelt onder de naam ‘[naam administratiekantoor]’ en één van haar
activiteiten is het exploiteren van een administratiekantoor.
VTV [B]
1.2 Klaagsters administratiekantoor heeft de boekhouding voor volkstuinvereniging
[B] verzorgd (hierna: VTV [B]).
1.3 Verweerster heeft namens VTV [B] twee kort gedingen aangespannen. Eén van deze
procedures speelde tegen onder meer klaagster. Bij vonnis van 3 maart 2022 zijn de
vorderingen jegens klaagster afgewezen. In de andere procedure was klaagster niet
betrokken, maar heeft verweerster een productie ingebracht betreffende een WhatsApp-gesprek
van klaagster (productie 80).
VTV [H]
1.4 Klaagsters administratiekantoor verzorgt sinds medio 2021 de boekhouding voor
volkstuinvereniging [H] (hierna ook: de VTV).
1.5 Tussen klaagster en (het bestuur van) de VTV is een geschil ontstaan, omdat
klaagster van mening was dat er sprake was van financiële malversaties binnen het
bestuur van de VTV. Zij had dit bij het bestuur aangekaart.
1.6 Op 27 juli 2024 heeft verweerster zich, namens de VTV, tot klaagster gewend
en onder meer geschreven:
“Verder beroept u zich op bescherming van u als melder/klokkenluider in het kader
van de Wet Bescherming Klokkenluiders (verder: “Wbk”). U maakt melding van diverse
door u vastgestelde malversaties, maar het blijkt mij uit mijn dossier niet over welke
malversaties u het heeft.
Uit het dossier blijkt dat u mijn cliënte op 7 april 2023 heeft aangegeven dat een
aantal door haar betaalde vergoedingen geen vrijwilligersvergoedingen zouden zijn.
Het betreft een viertal declaraties die u als “verdachte transactie” heeft aangemerkt.
(…)
Uw advies aan cliënte begin april 2023 was dan ook te laat om nog enige actie in deze
te kunnen ondernemen. Bovendien bleek later dat de declaraties in geen van de gevallen
de maximale vergoedingen in het kader van de vrijwilligersregeling overschreden. (…).
Andere zogenaamde mistanden blijken niet uit mijn dossier. (…)
Het is mijn cliënte daarom niet duidelijk op welke grond u meent dat u thans als melder
wordt beschermd. In dat kader ziet mijn cliënte uw vorderingen uit hoofde van de Wbk
niet slagen. (…)
U weigert aan mijn cliënte financiële stukken te overhandigen. Daarnaast heeft u cliënte
geblokkeerd zodat zij niet in de boekhouding kan. Mijn cliënte is daardoor tot op
heden niet in staat de BALV bijeen te roepen. Ook is het niet mogelijk om het jaar
2022 af te sluiten.
Mijn cliënte heeft mij gevraagd een kort geding procedure op te starten teneinde u
o.a. te veroordelen uw werkzaamheden af te ronden en om aan haar de benodigde (financiële)
administratie te overhandigen. Het betreft de jaren 2021, 2022 en 2023.
Voordat ik daartoe overga, wil ik namens cliënte nog eenmaal een poging wagen om te
bezien of er minnelijk tot een oplossing kan worden gekomen.
Teneinde deze kwestie per omgaande op te lossen stelt mijn cliënte het volgende voor…(…)
In verband met een mogelijk aanhangig kort geding, verzoek ik u mij uiterlijk maandag
31 juli 2023 9.00 uur aan te geven of u zal voldoen aan het minnelijk voorstel van
cliënte.”
1.7 Op 31 juli 2023 heeft klaagster gereageerd en aan verweerster onder meer geschreven:
“U mailt in hoedanigheid van raadsman van de vereniging.
Hoe valt dat de rijmen met de inhoud van uw mail waarin u het opneem voor vermeende
bestuursleden die o.a. malversaties pleegden, blijk geven van wanbeheer alsook door
hun handelen, waar dit dossier onderdeel van is, de vereniging ernstige schade berokkenen?
Gelet op het dossier en het geheel dient u zich in hoedanigheid van raadsman van de
vereniging nu net tegen hen te keren en niet tegen mij.
Ook ben ik wel degelijk klokkenluider (…) en vallen deze acties waaraan u meewerkt
onder benadeling van de klokkenluider.”
1.8 Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:
“Het moge duidelijk zijn dat ik namens mijn cliënte een poging doe om deze zaak minnelijk
op te lossen. Mijn rol in deze staat verder niet ter discussie.
In mijn brief van 27 juli 2023 aan u heb ik u erop gewezen dat u niet aangeeft welke
malversaties het bestuur en/of haar bestuursleden zich schuldig zou(den) hebben gemaakt.
(…) Het lijkt mijn cliënte dat indien u het bestuur of haar bestuursleden beschuldigt
van malversaties, u de malversaties ook onderbouwd aangeeft. Doet u dit niet, dan
kan mijn cliënte daar helemaal niets mee. (…)
Indien ik uw antwoord niet morgen, 1 augustus 2023, heb ontvangen, dan zal mijn cliënte
niets anders resten dan het aangekondigde kort geding op te starten.”
1.9 Op 2 augustus 2023 heeft klaagster gereageerd en onder meer geschreven:
“De inhoud van uw schrijven klinkt helemaal niet als een poging tot minnelijke schikking.
Gelet op de onoverbrugbare belangentegenstelling tussen de vereniging en uw contactpersonen,
is uw positie in dit dossier wel degelijk van belang. Het is in het belang van de
vereniging, zijden de cliënt dat uw contactpersonen worden gestopt en er orde op zaken
komt. (…)
Uit de inhoud van uw schrijven blijkt verder dat u respectievelijk de vermeende bestuursleden
van cliënte heel goed weten waar ik heb over heb als ik over malversaties praat. (…)
Daarnaast wens ik er ook op te wijzen dat de bestuurssamenstelling niet klopt. De
personen vermeld bij de KvK zijn niet conform de statuten aangesteld. De vraag stelt
zich zelfs of er nog wel een bestuurslid rechtsgeldig is gekozen.”
1.10 Op 7 augustus 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over
verweerster.
1.11 Op 7 augustus 2023 heeft klaagster een inhoudelijke reactie aan verweerster
gestuurd. Dit betreft ‘repliek 3 inzake dossier 9694’.
1.12 Namens verweerster is op 8 augustus 2023 gereageerd en geschreven dat klaagsters
antwoord niet voor de gestelde termijn van 1 augustus 2023 is ontvangen en dat de
cliënt daarom opdracht heeft gegeven om een kort geding te starten.
1.13 Op 15 augustus 2023 heeft verweerder aan klaagster de vaststelling dagbepaling
van het kort geding en de dagvaarding gezonden. Verweerster schrijft in haar e-mail
dat zij in de tussentijd nog een poging doet de kwestie in der minne op te lossen.
1.14 Op 17 augustus 2023 heeft klaagster een uitgebreide e-mail aan verweerster
gestuurd.
1.15 Verweerster heeft op 18 augustus 2023 gereageerd en onder meer geschreven:
“Ik heb u meerdere malen verzocht mij aan te geven waar de pijnpunten zitten en wat
de malversaties zijn waar u mijn cliënte van beschuldigt. (…) Pas nu geeft u concreet
een aantal zaken aan. (…) Ik stel voor dat u uw verbolgenheid in alle superlatieven
achterwege laat, en dat wij in redelijkheid bekijken of en hoe snel wij deze kwestie
kunnen oplossen. Dat is in het belang van alle partijen. (…)
Mijn cliënte voert geen hetze, zij wenst deze kwestie op een goede wijze, en zo snel
mogelijk, op te lossen.”
1.16 Op 23 augustus 2023 heeft verweerster in een e-mail aan klaagster onder meer
geschreven dat alle door klaagster aangegeven punten met cliënte zijn besproken, dat
cliënte nog steeds van mening is dat een aantal zaken het gevolg zijn van miscommunicatie
en dat geen enkele sprake is van wanpraktijken. Verweerster heeft vervolgens gereageerd
op stellingen van klaagster en geschreven dat haar cliënte niet bereid is het kort
geding in te trekken zonder dat de kwestie helemaal opgelost is.
1.17 Op 31 augustus 2023 is het door verweerster tegen klaagster aanhangig gemaakte
kort geding mondeling behandeld. Partijen hebben de zaak ter zitting geschikt, waarbij
de gemaakte afspraken zijn opgenomen in het proces-verbaal. Als afspraken zijn onder
meer opgenomen:
“3. Partijen onthouden zich over en weer van kwaadsprekerij over elkaar. Ze nemen
jegens elkaar de nodige discretie in acht. [Klaagster] zal ook geen uitlatingen doen
aangaande boekhouding van de vereniging. (…)
5. Ieder van partijen draagt de eigen proceskosten.”
1.18 Op 11 september 2023 heeft klaagster een nadere toelichting op haar klacht
gegeven.
1.19 Op 14 september 2023 heeft verweerder in een e-mail aan klaagster onder meer
geschreven:
“Het verzoek van deze zijde is om nog per omgaande het digitale “document Financieel
jaarverslag 2022” te ontvangen zonder alle aanvullende teksten van uw zijde.”
1.20 Op 18 oktober 2023 heeft verweerster, namens de VTV, een sommatie aan klaagster
gestuurd, waarbij zij klaagster heeft gewezen op artikel 3 van de (in het proces-verbaal
opgenomen) schikkingsovereenkomst en gemotiveerd heeft gesteld dat het haar cliënte
is gebleken dat klaagster in strijd met artikel 3 heeft gehandeld.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
het volgende.
Klacht VTV [H]
a. Klaagster is klokkenluider. Zij stelde financiële misstanden binnen het bestuur
van de VTV aan de kaak. Klaagster is als gevolg van deze interne melding ernstig benadeeld
door de bestuursleden. Verweerster treedt op als advocaat van de VTV. Daarnaast neemt
zij het als advocaat op voor malverserende bestuursleden. Dat levert een belangenverstrengeling
op. Verweerster schaadt daarmee de belangen van haar cliënte, de VTV. De personen
voor wie zij optreedt, brengen de VTV immers ernstige schade toe.
b. Verweerster brengt in de procedure onjuiste feiten naar voren. Zij heeft ter
zitting feiten fout en verdraaid weergegeven, enkel en alleen om klaagster in een
slecht daglicht te stellen. Verweerster formuleert tevens een eigen (onjuiste) versie
van de regelgeving ter bescherming van klokkenluiders.
c. Het hele gebeuren is smaad en laster. Verweerster tracht het zelfs te doen voorkomen
alsof het klaagsters schuld zou zijn dat de bestuursleden hun ontvangen vergoedingen
niet hebben gemeld bij de belastingdienst. Het is de bedoeling van de malverserende
bestuurders om klaagster te intimideren en als klokkenluider buitenspel te zetten
en verweerster werkt daaraan mee.
d. Verweerster heeft (herhaaldelijk) het verzoek gedaan om alle teksten te schrappen
uit het door klaagster opgemaakte financiële verslag, terwijl deze teksten essentieel
zijn. Het verzoek van verweerster komt erop neer dat klaagster een onvolledig, dus
onjuist verslag zou moeten afleveren waardoor iedereen zou worden misleid en de drie
bestuursleden zouden wegkomen met de door hun gepleegde feiten.
e. Bij repliek van 18 oktober 2023 heeft klaagster aangevuld dat verweerster wederom
heeft gedreigd met een kort geding namens de VTV. Daar heeft ze echter geen mandaat
voor; de drie bestuursleden werden inmiddels ontslagen door de BALV. Verweerster wil
klaagster weer het zwijgen opleggen over recent nieuwe gepleegde feiten zoal vervalsing
van klaagster financiële verslag en wil dat klaagster een accountant zou betalen voor
de vereniging. Verweerster blijft de door de (inmiddels oud-) bestuursleden gepleegde
feiten ontkennen, zelfs flagrant tegen de stukken in.
f. Verweerster heeft beweerd dat de proceskosten van het kort geding bij een schikking
zouden vervallen, maar dit bleek niet waar te zijn. Als klaagster dit had geweten,
was zij nooit akkoord gegaan met de schikking dat elke partij de eigen kosten zou
dragen.
Klacht VTV [B]
g. In de zaak rondom VTV [B] heeft verweerster in de zaak waarin klaagster niet
als procespartij was betrokken, aan de rechtbank een van klaagster afkomstig appbericht
aan een derde overlegt. Dit bericht (van 20 juni 2020) was echter zodanig “bewerkt”
dat de inhoud het tegenovergestelde weergaf van wat klaagster had geappt.
In de andere zaak werd klaagster plotseling gedagvaard in kort geding, zonder aanzegging
of poging tot enig contact met klaagster. Klaagster was zelfs nog in gesprek met de
toenmalig voorzitter. De rechtbank heeft klaagster volledig in het gelijk gesteld.
Ook in dit dossier werd een behoorlijk loopje met de waarheid genomen
2.2 In reactie op de dekenvisie heeft klaagster onder meer nog gesteld dat verweerster
niet voldoende onafhankelijk van haar opdrachtgever heeft gehandeld en dat ze tegenstrijdige
belangen verdedigt. Volgens klaagster vergeet verweerster dat niet haar contactpersonen,
maar VTV haar cliënt is. Ook heeft verweerster volgens klaagster onvoldoende vakkennis
en wilde ze de wet niet juist interpreteren en toepassen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Overweging vooraf
4.1 De voorzitter constateert dat klaagsters klacht, toelichting en verdere stukken
een veelheid aan verwijten bevatten. Deze verwijten zijn deels gericht tegen verweerster,
maar lijken ook te zien op (met name) een aantal bestuursleden van de VTV. De tuchtrechter
oordeelt alleen over het handelen of nalaten van verweerster.
Toetsingskader
4.2 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid
van advocaat van de wederpartij. Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van
vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in
overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder
meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten
over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid
kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen
van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden
zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt
dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft,
en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen
gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen
niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen
waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij
toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd
ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn
cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Beoordeling klachten VTV [B]
4.3 De voorzitter constateert dat, voor wat betreft het optreden van verweerster
als advocaat van [B], het klachtdossier slechts summiere informatie bevat. Voor zover
klaagster stelt dat zij ten onrechte in één van die zaken is betrokken, geldt dat
de voorzitter dat niet kan vaststellen. Dat de tegen klaagster ingestelde vorderingen
zijn afgewezen, is daarvoor onvoldoende grond.
4.4 Kennelijk is in een procedure door verweerster een WhatsApp-bericht van 21
juni 2020 als productie ingebracht. Volgens klaagster is dit bericht bewerkt. De
voorzitter beschikt niet over voldoende informatie om vast te stellen in welk opzicht
dit bericht bewerkt zou zijn en kan evenmin op basis van hetgeen is gesteld vaststellen
wat de rol van verweerster hierbij zou zijn geweest. De voorzitter kan op basis van
de door klaagster ingebrachte feiten dan ook niet concluderen dat verweerster hierin
een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.
Beoordeling klachten VTV [H]
4.5 Klaagster stelt dat sprake is van belangenverstrengeling doordat verweerster
het opneemt voor de malverserende bestuursleden en daarmee de belangen van haar cliënt,
de VTV, schaadt. De voorzitter overweegt dat het in de Advocatenwet voorziene recht
om een klacht in te dienen slechts toekomt aan diegene die door het handelen of nalaten
waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden geschaad. Het
is niet aan klaagster, als wederpartij van de VTV, om te klagen over belangenverstrengeling
of de manier waarop verweerster de VTV bijstaat. Dit deel van de klacht is dan ook
kennelijk niet-ontvankelijk.
4.6 De voorzitter overweegt dat klaagsters verwijten in de kern grotendeels zien
op het geschil dat zij heeft met (bestuursleden van) de VTV. Als advocaat van de VTV
verwoordt verweerster het standpunt van deze VTV. Zij wordt in haar hoedanigheid als
advocaat dus niet met de VTV vereenzelvigd, zoals klaagster lijkt te veronderstellen.
Als de bestuursleden van de VTV een standpunt innemen, is het de taak van verweerster
als partijdig advocaat om dat standpunt te vertegenwoordigen. Dat verweerster in die
rol als partijdig advocaat klachtwaardig heeft gehandeld blijkt niet.
4.7 Het is de voorzitter uit het klachtdossier evenmin gebleken dat verweerster
evident onjuiste standpunten heeft ingenomen of informatie heeft ingebracht die onjuist
is of enkel bedoeld zou zijn geweest om klaagster te schaden. Dat verweerster onvoldoende
vakkennis zou hebben en niet op de hoogte is van de juiste regelgeving omtrent klokkenluiders,
is -voor zover hiermee al het belang van klaagster in het geding zou zijn- evenmin
voldoende onderbouwd.
4.8 Dat verweerster meewerkt aan het intimideren, belagen en buiten spel zetten
van klaagster is de voorzitter niet gebleken. Van een hetze tegen klaagster is evenmin
gebleken. Verweerster heeft zich in haar correspondentie met klaagster steeds zakelijk
opgesteld. De voorzitter kan verder niet vaststellen dat verweerster klachtwaardig
heeft gehandeld met haar verzoek van 14 september 2023 om een verslag zonder aanvullende
teksten van klaagster. Zonder nadere duiding en onderbouwing blijkt niet dat dit klachtwaardig
is. De voorzitter heeft in het dossier geen verdere verzoeken van verweerster aangetroffen
om teksten te schrappen uit het financiële verslag.
4.9 De voorzitter is van oordeel dat verweerster ook met haar e-mail van 18 oktober
2023 niet klachtwaardig heeft gehandeld. Verweerster heeft ook daar de belangen van
haar cliënte behartigd en zij heeft klaagster mogen wijzen op de in de schikking overeengekomen
afspraken.
4.10 Klaagster stelt ook dat verweerster heeft beweerd dat de proceskosten van
het kort geding bij een schikking zouden vervallen. Klaagster heeft dit niet onderbouwd
en de voorzitter kan dit dan ook niet vaststellen. Wel ziet de voorzitter dat klaagster
haar handtekening heeft gezet onder het proces-verbaal van 31 augustus 2023 en dus
ook akkoord is gegaan met de daarin opgenomen afspraak dat ieder van partijen de eigen
proceskosten draagt. Aan verweerster valt op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt
te maken.
4.11 De voorzitter is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster
bij haar optreden voor de VTV klachtwaardig heeft gehandeld jegens klaagster. De voorzitter
verklaart de klacht daarom in alle onderdelen ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk, zoals overwogen in 4.5;
- de klacht voor het overige kennelijk ongegrond;
steeds met toepassing van artikel 46j Advocatenwet.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.