Zoekresultaten 43921-43940 van de 44614 resultaten

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0229 Kamer van toezicht Breda Kl 2/2007

    De kamer stelt vast dat het plaatsen na dit tijdstip van de betreffende advertenties in het woningblad van [naam] Makelaardij evident in strijd is met genoemde beleidsregel en dat daarmee tevens in strijd met de hiervoor genoemde bepalingen van de Wna en genoemde verordening is gehandeld. Sprake is immers van wervende publiciteitsuitingen via een gegevensdrager van een verwijzer. Naar het oordeel van de kamer is aan de notarissen in ieder geval tuchtrechtelijk verwijtbaar dat het plaatsen van de advertentie in de periode gelegen na de opzegging van de betreffende met [naam] gesloten overeenkomst, eind 2005, tot hun rappèl in mei 2006, is gecontinueerd.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0235 Kamer van toezicht Breda Kl 9/2007

    Onweersproken staat vast dat de notaris bij zijn op verzoek van klagers gemaakte financiële opstelling voor het verwerven van de volledige en onbelaste eigendom van de ouderlijke woning een onjuiste berekening heeft gemaakt. Verder staat onweersproken vast dat die foutieve berekening voor klager [naam 1] heeft geleid tot een tekort aan een onder de notaris ten behoeve van klagers broer en moeder te storten geldsom van ca, 47.000,-- en dat dit tekort eerst kort voor het passeren van de verdelingakte en nadat door klager de benodigde hypothecaire financiering, afgestemd op die onjuiste berekening van de notaris, was verkregen, aan het licht is gekomen. Evenmin heeft de notaris weersproken dat klager [naam 1] daardoor werd genoodzaakt een andere, hogere hypothecaire financiering, te verwerven. Daarmee is sprake van een onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de notaris. De notaris kan dan ook niet worden gevolgd in zijn opvatting dat de kwestie uitsluitend een civielrechtelijk karakter draagt.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0216 Kamer van toezicht Breda Kl 3/2008

    Daarbij in aanmerking genomen dat de notaris wat betreft die overeenkomst slechts kon beschikken over een uiterst summier opgesteld schriftelijk stuk met daarbij als bijlage gevoegd een niet ondertekend concept genaamd bedingen, behoorde het in het kader van zijn onderzoeksplicht ten aanzien van de rechtsgeldigheid van de overeenkomst tot de taak van de notaris zich, alvorens tot de uitnodiging van klagers voor het passeren van de akte over te gaan met hen contact op te nemen om zich op de hoogte te stellen van hun bezwaren en vervolgens een afweging te maken of deze bezwaren van zodanige aard waren dat deze aan het passeren van de akte in de weg stonden. Door dit na te laten is de notaris in zijn onderzoeksplicht tekort geschoten en daarmee voorbijgegaan aan de belangen van klagers als kopers, die de notaris, naast de belangen van de verkoper, in zijn rol en taak van instrumenterend notaris bij het rechtsverkeer van registergoederen diende te bewaken.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2009:YC0222 Kamer van toezicht Breda Kl 15/2008

    Verdeling huwelijksgoederengemeenschap. De kamer kan op grond van hetgeen is gebleken niet anders vaststellen dan dat de notaris datgene heeft gedaan wat van hem verwacht mocht worden en dit alles op een behoorlijke wijze.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2006:YC0242 Kamer van toezicht Breda Kl 5/2006

    Het zwaartepunt van de klacht betreft het (aanvullende) verwijt van klaagster dat de notaris jegens haar is tekortgeschoten in zijn informatieplicht met betrekking tot de strekking en reikwijdte het beneficiair aanvaarden van de nalatenschap. In dat kader is gebleken dat klaagster na het onverwachte overlijden van haar echtgenoot er aanvankelijk voor heeft gekozen haar belangen te laten waarnemen door de zakelijke compagnon van haar echtgenoot, [naam], die zich daartoe heeft verstaan met de notaris. Gebleken is voorts dat de notaris op grond van de mededelingen van [naam], dat mogelijk sprake zou zijn van een negatieve omvang van de boedel van de nalatenschap, waarvoor klaagster geen aansprakelijkheid wilde dragen, aan haar een volmacht heeft toegezonden ten behoeve van een beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap en voorts, getuige de overgelegde schriftelijke van [naam], dat de notaris in zijn gesprek met hem er op heeft gewezen dat klaagster met betrekking tot de nalatenschap geen enkele beheersdaad mocht verrichten totdat de beneficiaire aanvaarding was geregeld, waartoe klaagster zo spoedig mogelijk de volmacht aan de notaris ondertekend diende terug te zenden. Daar komt bij dat de notaris naar aanleiding van het kort nadien met klaagsters vader plaatsgehad hebbend telefonisch contact, waarbij deze meedeelde dat niet meer [naam], doch hijzelf (met [naam] en [naam]) de belangen van dochter behartigde, klaagster andermaal een volmacht tot beneficiaire aanvaarding heeft toegezonden.Naar het oordeel van de kamer is klaagster stelling dat de notaris onvoldoende informatie heeft verstrekt over de strekking en reikwijdte van een beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap, dan ook niet houdbaar.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0249 Kamer van toezicht Breda Kl 12/2006

    Verder is de kamer van oordeel dat het door de notaris ingenomen standpunt dat hij tot het tijdstip van de bespreking van de kwestie met de advocaat van klagers en klagers [naam 5 en naam 1], op 30 september 2004, bij gebreke van een opdracht uitsluitend een adviserende rol heeft gehad, zich niet laat rijmen met de omstandigheid dat hij de Belastingdienst op 23 januari 2004 het hiervoor genoemde voorstel tot afwikkeling heeft gedaan en vervolgens hiervoor de instemming van klagers bij brief van 30 januari 2004 heeft verzocht. Evenzeer staat dit standpunt op gespannen voet met zijn brief aan klagers van 27 januari 2004, waarin hij hen toezond een concept van een akte van levering van een perceel grond -waarin erflater medegerechtigd was en dat dan ook deels deel uitmaakte van zijn nalatenschap- met bijhorende volmachten, met verzoek deze ondertekend te retourneren om tot het passeren van die akte te kunnen overgaan. In het licht van zijn al kort na het overlijden van erflater gebleken betrokkenheid bij de nalatenschap, raken deze handelingen/activiteiten van de notaris zozeer de afwikkeling van de boedel, dat daarmee de notaris bij klagers de indruk heeft gewekt dat hij daarmee ook doende was.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0236 Kamer van toezicht Breda Kl 10/2007

    Op grond van hetgeen uit de klachtstukken, met name de door klager zelf overgelegde correspondentie, is gebleken, moet worden geconstateerd dat de notaris in de loop van de jaren veelvuldig pogingen heeft ondernomen en ook voorstellen heeft gedaan om tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen, die echter vanwege de nog altijd tussen klager en met name zijn broer bestaande verdeeldheid, tot geen enkele resultaat hebben geleid resp. door de erfgenamen van de hand zijn gewezen.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0217 Kamer van toezicht Breda Kl 4/2009 Kl 5/2009 Kl 12/2009

    Overtreding beleidsregels Beperking uitbetaling van gelden aan derden en Adverteren via verwijzers

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2009:YC0223 Kamer van toezicht Breda Kl 16/2008

    De kamer stelt met de notaris vast, dat de aan hem verweten gedragingen betrekking hebben op de onderhandse akte van 20 december 1999 en op de door hem daags daarna verleden akte, waarbij [naam] de economische eigendom van de kwestieuze grond aan [naam]heeft overgedragen. Daarentegen hebben klagers eerst op 9 oktober 2008 en derhalve ruimschoots buiten de in artikel 99, lid 12 Wna voorgeschreven termijn van 3 jaren hun klacht ingediend

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0230 Kamer van toezicht Breda Kl 4/2007

    Onweersproken staat vast dat de in het eerste ontwerp van de akte door kandidaat-notaris [naam 7] opgenomen berekening van de inbrengwaarde onjuist was, nu daarbij werd uitgegaan van een niet correcte verdeling van de hypotheekschulden. Deze fout is weliswaar hersteld in de uiteindelijk verleden definitieve versie van de akte, maar is, naar onweersproken door klagers is aangevoerd, wel uitgangspunt geweest voor de onderhandelingen met de erven. De door notaris aangevoerde omstandigheid dat in het dossier een kopie van het paspoort van klager [naam 1] reeds aanwezig was en dat deze, gelet op zijn eerdere kantoorbezoeken, ook bekend was, laat die verplichting onverlet, nu gesteld noch gebleken is dat in het dossier met betrekking tot die kopie tevens aanwezig was een verklaring dat de identiteit van klager [naam 1] op basis van zijn paspoort was vastgesteld. De in artikel 39, lid 1 Wna voorgeschreven plicht van de notaris tot vaststelling van de identiteit geldt uitsluitend voor (gevolmachtigde) comparanten, derhalve partijen bij de te passeren akte, alsook voor getuigen, zodat de identificatieplicht niet was vereist ten aanzien van de op 13 december 2006 bij het passeren van akte mede verschenen echtgenoot van klaagster [naam 4]. Daarmee is tevens beantwoord de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klacht door de notaris te dier zake nog opgeworpen rechtsvraag. Geconstateerd moet derhalve worden dat de notaris ten aanzien van de op 13 december 2006 bij het passeren van de akte voor hem verschenen personen, met uitzondering van de echtgenoot van klaagster [naam], in strijd met voornoemde bepaling heeft gehandeld De notaris heeft evenmin weersproken zijn volgens klagers [naam 1] en [naam 3] tijdens het direct na het passeren van genoemde akte plaatsgehad hebbend gesprek tegen hen gemaakte opmerkingen. Met deze opmerkingen heeft de notaris blijk gegeven van een ongepaste uiting van zijn ongenoegen dat klagers ondanks gemaakte excuses op kwesties wilden terugkomen. Evenals klagers acht de kamer deze opmerkingen een notaris onwaardig.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0243 Kamer van toezicht Breda Kl 7/2006

    Op grond van de hiervoor genoemde correspondentie moet worden vastgesteld, dat de notaris eerst in zijn ter zake van de klacht ingediende verweerschrift voldoende uitleg heeft verstrekt over het niet betaald zijn van de nalatenschapschulden.Anders dan hij meent kan uit de door klager destijds ontvangen afrekening niet zonder meer worden afgeleid dat die schulden niet op het aan klager en zijn zuster uit te keren boedelsaldo door de notaris in mindering waren gebracht. Dat daarover bij klager, zeker nadat de betreffende schuldeisers bij hem alsnog op betaling aandrongen, onduidelijk bestond, is dan ook begrijpelijk.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0237 Kamer van toezicht Breda Kl 11/2007

    Uit de omstandigheid dat in de hypotheekofferte was vermeld dat uiterlijk bij het passeren van de hypotheekakte het krediet diende te zijn afgelost en te zijn opgezegd en dat de notaris op 16 november beschikte over het bewijs van aflossing van dat krediet, volgt, anders dan klaagster meent, niet dat de notaris op grond daarvan direct vanaf dat tijdstip tot het passeren van de leverings- en hypotheekakten kon overgaan.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0218 Kamer van toezicht Breda Kl 6/2008

    Door, zoals door klager in zijn onderzoek is geconstateerd, tot vijfmaal toe een leverings- en hypotheekakte te passeren, zonder dat de betreffende gelden op de derdengeldrekening waren ontvangen, heeft de notaris niet alleen in strijd met deze bepalingen gehandeld, doch tevens veronachtzaamd zijn verplichtingen voortvloeiende uit de door hem op grond van artikel 25 Wna te houden derdengeldrekening en meer in het bijzonder zijn verplichting als bedoeld in artikel 15, lid 1 van de hiervoor genoemde verordening. Laatstgenoemde bepaling schrijft voor dat de aan de notaris toevertrouwde gelden te allen tijden ten volle in geldmiddelen aanwezig dienen te zijn en dat de notaris daarover onmiddellijk en zonder enige beperking moet kunnen beschikken

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2009:YC0224 Kamer van toezicht Breda Kl 17/2008

    Ten aanzien van de klachtonderdelen a. en b., betrekking hebbend op het verwijt aan de notaris dat hij klaagster foutief/onjuist heeft geadviseerd en geïnformeerd over het maken en later wijzigen van de huwelijkse voorwaarden, zoals opgenomen in de akten van respectievelijk 19 juli 1991 en 28 december 2004, en dat akten in de opvatting van klaagster onjuist zijn, moet naar het oordeel van de kamer worden vastgesteld, dat klaagster deze onderdelen van haar klacht niet binnen de in artikel 99, lid 12 Wet op het notarisambt voorgeschreven termijn van 3 jaren heeft ingediend. De verweten gedragingen cq. het verweten nalaten van de notaris dateren van rond 19 juli 1991 respectievelijk 28 december 2004, zijnde de tijdstippen waarop de betreffende akten door de notaris zijn verleden, terwijl klaagster haar klacht eerst op 13 oktober 2008 heeft ingediend.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0250 Kamer van toezicht Breda Kl 13/2006

    Inzet van de door klagers ingediende klacht betreft het verwijt aan de notaris dat hij zonder hun instemming en geheel buiten hun bedoeling in de akte waarbij de economische eigendom van de hiervoor bedoelde woning aan hun dochter is geleverd, heeft opgenomen een onherroepelijke volmacht waarbij zij aan hun dochter de volledige beschikking over die woning hebben verstrekt. Deze door klagers verweten gedraging dateert reeds van 21 december 1994, zijnde het tijdstip van het passeren van de betreffende akte, terwijl de klacht eerst op 12 oktober 2006 door klagers is ingediend en derhalve zeer ruim na het verstrijken van de bij artikel 99, lid 12 van de Wet op het notarisambt vastgesteld klachttermijn van drie jaar.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0231 Kamer van toezicht Breda Kl 5/2007

    De kamer stelt met de notaris vast dat klager zijn klacht niet met in achtneming van de in artikel 99, lid 12 van de Wet op het notarisambt genoemde termijn van 3 jaar heeft ingediend. De verweten gedraging, cq. het verweten nalaten van de notaris, dateert van rond 18 juni 2001, zijnde het tijdstip waarop de door klager gewraakte verklaring door de notaris is opgesteld, dan wel door klager en zijn echtgenote ten overstaan van de notaris is ondertekend, terwijl klager zijn klacht eerst op 4 april 2007 heeft ingediend.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0244 Kamer van toezicht Breda Kl 8/2006

    In deze nieuwe klacht van klaagster staat ter beantwoording de vraag of de notaris met zijn als hiervoor door klaagster gewraakte verklaringen, deels afgelegd bij de mondelinge behandeling door de kamer van haar eerdere klacht en deels aangevoerd in het daaraan voorafgaand schriftelijk debat, klaagster en de kamer (doelbewust) heeft misleid en daarmee als notaris onwaardig en derhalve tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Geconstateerd kan weliswaar worden dat de op 7 juli 2006 via e-mail aan de erfgenamen gedane mededeling van de notaris afwijkt van zijn eerdere, op 5 juli 2006, bij genoemde mondelinge behandeling afgelegde verklaring, zoals weergegeven in het ter zake opgemaakte proces-verbaal, met name op punt hoe hij tot de door klaagster bestreden boedelbeschrijving is gekomen. Het gaat echter naar het oordeel van de kamer te ver op grond daarvan aan te nemen dat de notaris met zijn verklaring van 5 juli 2006 heeft beoogd daarmee klaagster en de kamer te misleiden. Anders dan klaagster meent kan daaruit niet worden afgeleid dat de notaris daarmee zich ten aanzien van de door hem opgestelde en door klaagster bestreden boedelbeschrijving, heeft willen verschuilen achter daarvoor gegeven instructies van de advocate van klaagsters moeder.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0238 Kamer van toezicht Breda Kl 13/2007

    Op grond van hetgeen uit de klachtstukken en bij gelegenheid van de mondeling behandeling naar voren is gekomen, moet naar het oordeel van de kamer worden vastgesteld dat de door klager ervaren lange duur van afwikkeling van de nalatenschap voornamelijk haar oorzaak vond in de tussen klager en de overige erfgenamen bestaande geschillen over die afwikkeling, en in de tussen hen verstoorde familieverhouding.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0219 Kamer van toezicht Breda Kl 8/2008

    Uit hun verzetschrift blijkt dat klagers vanwege hun vakantie niet eerder dan op 29 juli 2008 van de beslissing van de voorzitter hebben kennis kunnen nemen, zodat voor klagers nog een termijn voor het indienen van hun verzetschrift resteerde van één week. Uit de mededeling van de verzettermijn aan de voet van de beslissing van de voorzitter hebben klagers kunnen en moeten afleiden dat zij voortvarendheid dienden te betrachten voor de indiening van hun verzetschrift, hetgeen zij echter hebben nagelaten. Onder deze omstandigheden dient de ontijdige indiening van verzetschrift voor rekening en risico van klagers te blijven en acht de kamer die ontijdige indiening niet verschoonbaar.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2009:YC0225 Kamer van toezicht Breda Kl 19/2008

    Naar uit de standpunten van beide partijen daaromtrent naar voren is gekomen, beperkt bedoeld civielrechtelijk geschil zich tot de rechtvraag of er al dan niet sprake is geweest van een tussen klaagster en [naam] in april 1996 mondeling tot stand gekomen overeenkomst, waarbij het bij akte van 27 juni 1991 gevestigde voorkeursrecht is bestendigd. In dat geschil staat niet ter discussie het oorspronkelijk bij die akte van 27 juni 1991 vastgelegde voorkeursrecht, ten aanzien waarvan klaagster zich, zoals hiervoor is vermeld, primair op het standpunt stelt dat de notaris hiermee ten tijde van het passeren van de leveringsakte van 20 maart 2006 volledig bekend was en wat voor hem reden had moeten zijn zich hierover bij klaagster duidelijkheid te verkrijgen. Voor haar stelling baseert klaagster zich op een drietal getuigenverklaringen. Weliswaar kan de in de hiervoor genoemde procedure onder ede afgelegde verklaring van [naam], de directeur van de [naam], in samenhang bezien met de verklaringen van [naam] en [naam], voor de juistheid van die stelling een serieuze aanwijzing opleveren, nu deze daarin verklaart dat hij in het kader van de voorgenomen levering van het registergoed door [naam] aan de [naam] de akte van 27 juni 1991 ter bestudering van de geldigheid van het daarbij gevestigde voorkeursrecht aan de eigen notaris heeft voorgelegd, waarbij hij de naam van de notaris heeft genoemd. [naam] heeft echter die verklaring naar blijkt uit zijn door de notaris overlegde nadere schriftelijke verklaring op die essentiële onderdelen herroepen. Voor die herroeping heeft hij voldoende plausibele redenen aangevoerd. De kamer vindt hierin geen aanleiding [naam] op de voet van artikel 102 Wna zelf als getuige te horen.