ECLI:NL:TNOKBRE:2006:YC0242 Kamer van toezicht Breda Kl 5/2006

ECLI: ECLI:NL:TNOKBRE:2006:YC0242
Datum uitspraak: 25-09-2006
Datum publicatie: 30-07-2009
Zaaknummer(s): Kl 5/2006
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Het zwaartepunt van de klacht betreft het (aanvullende) verwijt van klaagster dat de notaris jegens haar is tekortgeschoten in zijn informatieplicht met betrekking tot de strekking en reikwijdte het beneficiair aanvaarden van de nalatenschap.   In dat kader is gebleken dat klaagster na het onverwachte overlijden van haar echtgenoot er aanvankelijk voor heeft gekozen haar belangen te laten waarnemen door de zakelijke compagnon van haar echtgenoot, [naam], die zich daartoe heeft verstaan met de notaris. Gebleken is voorts dat de notaris op grond van de mededelingen van [naam], dat mogelijk sprake zou zijn van een negatieve omvang van de boedel van de nalatenschap, waarvoor klaagster geen aansprakelijkheid wilde dragen, aan haar een volmacht heeft toegezonden ten behoeve van een beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap en voorts, getuige de overgelegde schriftelijke van [naam], dat de notaris in zijn gesprek met hem er op heeft gewezen dat klaagster met betrekking tot de nalatenschap geen enkele beheersdaad mocht verrichten totdat de beneficiaire aanvaarding was geregeld, waartoe klaagster zo spoedig mogelijk de volmacht aan de notaris ondertekend diende terug te zenden.  Daar komt bij dat de notaris naar aanleiding van het kort nadien met klaagsters vader plaatsgehad hebbend telefonisch contact, waarbij deze meedeelde dat niet meer [naam], doch hijzelf (met [naam] en [naam]) de belangen van dochter behartigde, klaagster andermaal een volmacht tot beneficiaire aanvaarding heeft toegezonden.Naar het oordeel van de kamer is klaagster stelling dat de notaris onvoldoende informatie heeft verstrekt over de strekking en reikwijdte van een beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap, dan ook niet houdbaar.  

KAMER VAN TOEZICHT OP DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA

Beslissing

 

op de op 7 april 2006 ingekomen klacht van [naam], wonende te [plaatsnaam], tegen notaris mr. [naam], gevestigd te [plaatsnaam].

1.       Het verloop van de zaak.

Na het tussen partijen gevoerde schriftelijke debat, dat blijkt uit hun brieven van 29 mei 2006, met bijlagen, 26 juni 2006 en 18 juli 2006, heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden op 13 september 2006, waarbij zijn verschenen, namens klaagster, [naam], als haar gemachtigde, en de notaris in persoon, bijgestaan door mevr. [naam], advocate te [plaatsnaam].

2.       Het verloop van de zaak.

Klaagster verwijt de notaris dat hij ter zake van de nalatenschap van wijlen haar echtgenoot een verklaring van toedeling heeft opgesteld, die niet voldoet aan de wettelijke eisen.

Daarnaast maakt zij de notaris verwijten over het door hem ingenomen standpunt met betrekking tot zijn aansprakelijkheidstelling ter zake van die kwestie.

Ter zitting heeft klaagster haar klacht doen aanvullen in die zin, dat zij de notaris tevens verwijt dat hij ten opzichte van haar is tekortgeschoten in zijn informatieplicht met betrekking tot het beneficiair aanvaarden van genoemde nalatenschap. De notaris heeft desgevraagd verklaard tegen die aanvulling geen bezwaar te hebben.

3.       De feiten:

Op grond van de ter beschikking staande klachtstukken en hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, moet worden uitgegaan van de navolgende feiten.

-         Klaagsters echtgenoot, met wie zij op huwelijkse voorwaarden was gehuwd, is op 11 februari 2003 onverwacht overleden;

-         Ter bespreking van de afwikkeling van zijn nalatenschap, waarover erflater bij testament bij wege van zogeheten ouderlijke boedelverdeling had beschikt, heeft zich op 13 februari 2003 de zakelijke compagnon van erflater, [naam], bij de notaris gemeld, die als gevolmachtigde van klaagster die afwikkeling op zich zou nemen.

-         Bij die bespreking is aan de orde gekomen de mogelijk te verwachten aanzienlijk negatieve boedel van de nalatenschap, op grond waarvan de notaris heeft geadviseerd dat klaagster de nalatenschap beneficiair zou moeten aanvaarden.

-         Op 17 februari 2003 heeft de notaris daartoe klaagster, met afschrift aan [naam], bij brief gezonden een volmacht tot beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap en een volmacht aan [naam] om de zaken met betrekking tot de nalatenschap af te wikkelen.

-         Kort daarop heeft de notaris van de vader van klaagster telefonisch de instructie gekregen geen contact meer met [naam] te onderhouden, omdat klaagster de (mondelinge) volmacht aan [naam] had beëindigd en waarbij hij voorts heeft meegedeeld dat hij zelf tezamen met de heren [naam] en [naam] klaagsters belangen met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap vanaf dat moment zou gaan behartigen, waartoe drie nieuwe volmachten dienden te worden afgegeven.

-         De notaris heeft, naast nogmaals een volmacht tot beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap, die volmachten per faxbrieven van 26 en 27 februari 2003 aan klaagster toegezonden.

-         Eind juni/begin juli 2003 heeft klaagster verzocht om nogmaals een volmacht tot beneficiaire aanvaarding toe te zenden, aan welk verzoek één van de kandidaat-notarissen van de notaris heeft voldaan.

-         Ter gelegenheid van een kort daarop ten kantore van de notaris gehouden bespreking met klaagster en haar vader, heeft klaagster de door haar ondertekende volmacht overhandigd, waarbij naar voren is gekomen dat zij inmiddels, bij overeenkomst van 3 juni 2003, neergelegd in een onderhandse akte getekend op 8 en 12 juni 2003, de van de nalatenschap deel uitmakende echtelijke woning had verkocht.

-         Op grond van deze informatie heeft de notaris in het bijzijn van klaagster en haar vader de door haar ondertekende volmacht tot beneficiaire aanvaarding ongeldig gemaakt, zich op het standpunt stellende dat zij met die verkoop van de woning de nalatenschap van haar echtgenoot zonder het voorecht van boedelbeschrijving had aanvaard.

-         De notaris heeft vervolgens een verklaring van toedeling opgesteld, die hij aan klaagster op 22 juli 2003 per fax heeft toegezonden.

-         Klaagster, die vanaf eind 2003 door de diverse schuldeisers van haar echtgenoot werd aangesproken, heeft, met uitzondering van één schuldeiser, weten te bewerkstellingen dat zij, vanwege de negatieve  omvang van de boedel van de nalatenschap afzien van hun vorderingen. Wat betreft die ene schuldeiser is klaagster ter zake van de betreffende vordering (van ca. € 10.000,--) in een gerechtelijke procedure betrokken, waarin zij tot betaling van die vordering, vermeerderd met kosten is veroordeeld.

-         Klaagster heeft de notaris ter zake daarvan aansprakelijk gesteld.

4.       Het standpunt van klaagster.

Naast haar standpunt dat de notaris onvoldoende informatie heeft verschaft met name over de strekking en reikwijdte van een beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap, waardoor zij de voormalige echtelijke woning heeft verkocht zonder dat zij op de hoogte was dat dit aan een beneficiaire aanvaarding in de weg zou staan, betoogt klaagster dat de notaris op het moment dat hij bekend werd met de omstandigheid dat zij tot die verkoop was overgegaan zonder meer een akte van toedeling heeft opgesteld, zonder daarbij haar duidelijk te maken dat zij daarmee de nalatenschap volledig en dus inclusief alle schulden zou aanvaarden.

Klaagster voert verder aan dat de notaris in die verklaring slechts heeft vermeld dat zij enige rechthebbende is van alle goederen en vorderingen van de nalatenschap van haar echtgenoot, doch niet dat zij de nalatenschap volledig accepteert, zowel de vorderingen als de eventuele schulden daarvan.

Klaagster meent dat de notaris daarmee volstrekte onduidelijkheid heeft gecreëerd en dat de akte van toedeling dan ook niet voldoet aan de daaraan te stellen wettelijke eisen.

Daarnaast stelt klaagster dat de notaris haar erop had moeten wijzen dat een eventuele ontbinding van de door haar gesloten koopovereenkomst voor haar voordeliger kon zijn dan de consequenties van het aanvaarden van de nalatenschap zonder voorrecht van boedelbeschrijving.

Tegen de achtergrond dat de notaris bekend was met de omstandigheid dat klaagster op geen enkele manier de eventuele schulden van haar echtgenoot wilde erven, acht klaagster dit erg nalatig en heeft de notaris in haar opvatting onvolledig en incorrect jegens haar gehandeld.

Tenslotte meent klaagster dat de notaris ten aanzien van haar aansprakelijkheidsstelling voor de door haar tengevolge van zijn handelen/nalaten geleden schade, zich op een jegens haar niet acceptabele wijze heeft opgesteld, nu hij die aansprakelijkheid op valse gronden van de hand heeft gewezen, zonder zelfs zich daarover te verstaan met zijn beroepsverzekeraar.

5.       Het standpunt van de notaris.

Onder verwijzing naar de hiervoor gerelateerde feiten, met name wat betreft de in de kwestie plaatsgehad hebbende contacten, voert de notaris aan dat hij zowel in de bespreking met [naam], toen nog als mondeling gevolmachtigde van klaagster, als tijdens het kort daarna gevoerde telefoongesprek met klaagsters vader, hen uitdrukkelijk erop heeft gewezen dat zij bij klaagster erop aan moesten dringen dat zij de volmacht tot beneficiaire aanvaarding zo spoedig mogelijk zou tekenen en retourneren, zulks in verband met de mogelijk negatieve boedel en dat zij, totdat deze beneficiaire aanvaarding formeel geregeld was, geen beheersdaden mocht verricht, omdat in dat geval de nalatenschap als aanvaard zou hebben te gelden.

Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst de notaris naar de door hem overgelegde schriftelijke verklaring van [naam].

Desondanks, aldus de notaris, heeft hij van klaagster eerst bij gelegenheid van het begin juli 2003  met haar en haar vader plaatsgehad hebbend gesprek de volmacht ondertekend terugontvangen en eerst nadat, naar zij toen te kennen gaven, de echtelijke woning inmiddels was verkocht.

De notaris betoogt verder dat klaagster eraan voorbij gaat dat hij, eenmaal geconfronteerd met een daad van beheer als de verkoop van de echtelijke woning, die situatie niet meer kon terugdraaien, omdat het rechtsgevolg van de verkoop van die woning nu eenmaal een feit was.

In de opvatting van de notaris kon hij niet anders dan een verklaring van toedeling opstellen, zulks overigens op verzoek van de notaris die met het transport van de woning was belast,  omdat klaagster deze beheersdaad had verricht en daarmee ingevolge het wettelijk systeem de nalatenschap had aanvaard.

De notaris meent verder dat de betreffende verklaring enkel tot doel heeft dat klaagster zich ten overstaan van derden kan legitimeren als de rechthebbende op alle goederen. Dat zij daarbij tevens gehouden was de schulden van de nalatenschap te voldoen, nu zij met de verkoop van de woning de nalatenschap heeft aanvaard, staat buiten het doel en strekking van die verklaring, aldus de notaris.

De klacht dient derhalve volgens de notaris ongegrond te worden verklaard.

6.       De beoordeling en de gronden daarvoor.

Het zwaartepunt van de klacht betreft het (aanvullende) verwijt van klaagster dat de notaris jegens haar is tekortgeschoten in zijn informatieplicht met betrekking tot de strekking en reikwijdte het beneficiair aanvaarden van de nalatenschap.

In dat kader is gebleken dat klaagster na het onverwachte overlijden van haar echtgenoot er aanvankelijk voor heeft gekozen haar belangen te laten waarnemen door de zakelijke compagnon van haar echtgenoot, [naam], die zich daartoe heeft verstaan met de notaris.

Gebleken is voorts dat de notaris op grond van de mededelingen van [naam], dat mogelijk sprake zou zijn van een negatieve omvang van de boedel van de nalatenschap, waarvoor klaagster geen aansprakelijkheid wilde dragen, aan haar een volmacht heeft toegezonden ten behoeve van een beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap en voorts, getuige de overgelegde schriftelijke van [naam], dat de notaris in zijn gesprek met hem er op heeft gewezen dat klaagster met betrekking tot de nalatenschap geen enkele beheersdaad mocht verrichten totdat de beneficiaire aanvaarding was geregeld, waartoe klaagster zo spoedig mogelijk de volmacht aan de notaris ondertekend diende terug te zenden.

Daar komt bij dat de notaris naar aanleiding van het kort nadien met klaagsters vader plaatsgehad hebbend telefonisch contact, waarbij deze meedeelde dat niet meer [naam], doch hijzelf (met [naam] en [naam]) de belangen van dochter behartigde, klaagster andermaal een volmacht tot beneficiaire aanvaarding heeft toegezonden.

Naar het oordeel van de kamer is klaagster stelling dat de notaris onvoldoende informatie heeft verstrekt over de strekking en reikwijdte van een beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap, dan ook niet houdbaar.

Het ware wellicht beter geweest, dat de notaris bij het toezenden van de volmacht aan klaagster zelf nog schriftelijk die informatie had verstrekt; de omstandigheid dat de notaris dit niet heeft gedaan rechtvaardigt echter niet de conclusie dat hij daarmee in zijn informatieplicht jegens klaagster is tekortgeschoten, aangezien de notaris ervan uit mocht dat de door de hem aan [naam] verstrekte informatie klaagster ook daadwerkelijk had bereikt.

Blijkens de overgelegde schriftelijke verklaring van [naam], heeft deze klaagster hiervan ook op de hoogte heeft gesteld.

Hieraan doet niet af dat de notaris naar klaagsters stelling, die overigens door de notaris wordt betwist, die informatie niet heeft verstrekt aan haar vader toen deze de notaris liet weten dat hij, in plaats van [naam], haar belangen zou gaan behartigen

.

Door desondanks de betreffende volmacht niet te retourneren en over te gaan tot verkoop van de echtelijke woning, heeft klaagster, naar het oordeel van de kamer, zich zelf in de positie gebracht waarin zij zich thans bevindt.

Klaagster had immers behoren te begrijpen dat zij met die verkoop beschikte over (een bestanddeel van) de nalatenschap met als intredend rechtsgevolg dat zij daarmee blijk gaf de nalatenschap  (zonder het voorrecht van boedelbeschrijving) te aanvaarden en derhalve niet alleen gerechtigd was in de baten van de nalatenschap, maar tevens aansprakelijk kon worden gehouden voor de schulden daarvan.

Toen de notaris door klaagster met die verkoop werd geconfronteerd, restte voor hem op grond van het vorenstaande niet anders dan te constateren dat een beneficiaire aanvaarding, die klaagster kennelijk gelet op de door haar toen alsnog ondertekende aan hem overgelegde volmacht toch nog wenste, niet meer mogelijk was. Anders dan klaagster van mening is, zou een eventuele ontbinding van de door haar gesloten verkoopovereenkomst met betrekking tot de woning daar niets meer aan veranderen.

De notaris stelt zich in dat kader immers op juiste grond op het standpunt dat het enkele feit dat klaagster deze overeenkomst was aangegaan, reeds met zich bracht dat zij de nalatenschap had aanvaard zonder het voorrecht van boedelbeschrijving.

Bovendien heeft de notaris ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nog onweersproken naar voren gebracht, dat klaagster naast de verkoop van de woning tevens de tot de nalatenschap behorende auto reeds had verkocht en ook over bankrekeningen had beschikt.

De notaris treft dan ook geen verwijt dat hij klaagster niet op de mogelijkheid van een ontbinding van de verkoop van de woning heeft gewezen.

De door klaagster gewraakte akte van toedeling dient geen ander doel dan de vaststelling dat klaagster de rechthebbende is van de tot de nalatenschap behorende goederen, nu dit immers het gevolg was van haar handelen (het verkopen van de woning). Niet valt in te zien dat die verklaring onjuist is of niet zou voldoen aan de daaraan te stellen (wettelijke) eisen. Onweersproken is bovendien gebleven, dat de verklaring ook noodzakelijk was voor de eigendomsoverdracht van de door klaagster verkochte woning.

Tenslotte, de notaris kan evenmin worden verweten dat hij zich ten aanzien van de aansprakelijkheidstelling door klaagster heeft opgesteld als door klaagster wordt aangevoerd. Het stond de notaris vrij die aansprakelijkheid van de hand te wijzen en zijn beroepsverzekeraar daarover niet te benaderen, waarvoor hij op grond van het vorenstaande ook goede redenen had.

Dit alles leidt ertoe dat klacht in volle omvang ongegrond moet worden verklaard.

7.       De beslissing.

De kamer van toezicht

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 25 september 2006 door mrs. M.M. Steenbeek, voorzitter, C. Wallis, H. Quispel, Th.G.M. de Kort en Th.H.M. Fikkers, allen leden, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, secretaris, en in het openbaar uitgesproken.

--

Tegen deze beslissing kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief waarbij de beslissing is toegezonden, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, t.a.v. kamer 17A)