ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0236 Kamer van toezicht Breda Kl 10/2007

ECLI: ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0236
Datum uitspraak: 07-04-2008
Datum publicatie: 30-07-2009
Zaaknummer(s): Kl 10/2007
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Op grond van hetgeen uit de klachtstukken, met name de door klager zelf overgelegde correspondentie, is gebleken, moet worden geconstateerd dat de notaris in de loop van de jaren veelvuldig pogingen heeft ondernomen en ook voorstellen heeft gedaan om tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen, die echter vanwege de nog altijd tussen klager en met name zijn broer bestaande verdeeldheid, tot geen enkele resultaat hebben geleid resp. door de erfgenamen van de hand zijn gewezen.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA

Beslissing

op de op 2 augustus 2007 ingekomen klacht van

[naam] ,

postadres: postbus [nummer], [postcode en plaatsnaam],

verder te noemen klager,

tegen

notaris mr. [naam],

gevestigd te [plaatsnaam],

verder te noemen de notaris.

1.      Het verloop van de zaak.

Na het tussen partijen gevoerde schriftelijke debat, dat blijkt uit hun brieven van 23 augustus 2007, met producties, 29 augustus 2007, met productie, 11 september 2007, met producties, 24 september 2007, met producties, 27 september 2007, met producties en 15 oktober 2007, heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden op 26 maart 2008, waarbij zijn verschenen, klager en de notaris, laatstgenoemde bijgestaan door mr. [naam], advocate te [plaatsnaam].

2.      De inhoud van de klacht en het standpunt van klager.

De klacht van klager behelst een viertal onderdelen, die zich hoofdzakelijk concentreren op het verwijt aan de notaris dat hij in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair in de reeds in 1996 opengevallen nalatenschap van zijn moeder, die nalatenschap nog steeds niet heeft afgewikkeld.

Meer specifiek verwijt klager de notaris:

a.       dat hij in zijn taak van executeur ernstig tekort schiet, door geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid als executeur tot het in bezit nemen van de boedelbestanddelen en ten aanzien daarvan die beschikkingshandelingen te verrichten, noodzakelijk voor de vereffening van de boedel;

b.      dat hij niet krachtig is opgetreden in verband met het uitblijven van duidelijkheid over de aanvaarding dan wel verwerping van de nalatenschap door klagers broer [naam];

c.       dat hij zich partijdig heeft opgesteld door die broer te adviseren over de aanvaarding dan wel verwerping van de nalatenschap, en

d.      dat de notaris niet heeft ingewilligd klagers’ eisen, zoals gesteld in zijn brief van 21 juli 2007, met name betrekking hebbend op de door hem gewenste hertaxatie van de van de nalatenschap deeluitmakende registergoederen.

Klachtbeslissing [naam]/notaris mr. [naam]                     pagina 2

De notaris stelt zich volgens klager van meet af aan ten onrechte op het standpunt dat hij niet bevoegd is tot executie van de boedelbestanddelen over te gaan en frustreert  met deze opstelling de vereffening van de boedel.

Verder voert klager aan dat de notaris zich er voorts ten onrechte op beroept dat hij niet tot executie kan overgaan, omdat klagers zuster dit emotioneel niet zou aankunnen.

Ook nadat een verzoek van de notaris tot ontheffing van zijn taak als executeur testamentair door de rechtbank bij beschikking van 18 mei 2001 is afgewezen, heeft de notaris volgens klager niets ondernomen om tot afwikkeling van de boedel te komen.

3.      De feiten.

Op grond van de klachtstukken en uit hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gekomen moet worden uitgegaan van de volgende tussen partijen vaststaande feiten.

-         Klager, zijn broer [naam] en zijn zuster [naam] zijn de gezamenlijke erfgenamen in de nalatenschap van hun op 18 mei 1996 overleden moeder.

-         Erflaatster heeft bij leven bij testament over haar nalatenschap beschikt en heeft de notaris als uitvoerder van haar wilsbeschikkingen aangewezen.

-         Tussen de erfgenamen bestaan vanaf het openvallen van de nalatenschap ernstige persoonlijke tegenstellingen over de verdeling daarvan; daarnaast heeft klagers broer geruime tijd niet bewilligd in de benoeming van de notaris als executeur en heeft hij eerst, nadat de kantonrechter hem op verzoek van klager bij beschikking van 8 maart 2007 een uiterste termijn heeft gesteld voor het al dan niet aanvaarden van de nalatenschap, die nalatenschap beneficiair aanvaard.

-         Op grond van die tegenstellingen en de daardoor in de opvatting van de notaris ontstane impasse om tot een afwikkeling te komen, heeft de notaris in februari 2000 de rechtbank Breda verzocht hem te ontheffen van zijn taak als executeur-testamentair, welk verzoek is afgewezen.

-         Klager heeft tegen de notaris eerder (in 1997 en 2001) een tweetal klachten ingediend, samengevat betrekking hebbend op de wijze en voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap.

-         De notaris heeft aan de erfgenamen in de loop van de tijd herhaaldelijk diverse voorstellen gedaan om tot afwikkeling van de nalatenschap te geraken, hen daarbij (zonder dat daaraan gevolg is gegeven) uitgenodigd voor gezamenlijk overleg en heeft laatstelijk (in augustus 2007) een concept akte van verdeling opgesteld en aan de erfgenamen ter goedkeuring toegezonden; klager heeft daarop kenbaar gemaakt zijn medewerking hieraan niet te zullen verlenen, omdat hij een hertaxatie van de van de nalatenschap deeluitmakende registergoederen wenst; klagers broer en zuster stemmen niet met die hertaxatie in.

Klachtbeslissing [naam]/notaris mr. [naam]                     pagina 3

4.      Het standpunt van de notaris.

De notaris stelt zich op het standpunt dat hij alles heeft gedaan dat in zijn macht lag om tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen, maar dat dit hem onmogelijk wordt gemaakt door de erfgenamen zelf en de conflicten die er tussen hen bestaan.

De notaris voert aan dat hij in de loop van de tijd 17 concept verdelingsakten heeft opgesteld, talloze aparte besprekingenheeft gevoerd en zelfs huisbezoeken heeft afgelegd om te proberen de erfgenamen op één lijn te brengen. Hij betoogt verder dat hij geen andere mogelijkheid meer ziet dan dat de erfgenamen onderling in rechte medewerking aan de afwikkeling afdwingen.

Verder stelt de notaris dat hij als executeur ingevolge de wettelijke bepalingen niet de bevoegdheid heeft om tot executie van de boedelbestanddelen over te gaan. Dit is volgens hem slechts mogelijk voor zover executie noodzakelijk is voor de voldoening van de nalatenschapschulden, dan wel met de medewerking van alle erfgenamen.

Reeds op grond hiervan zijn de verwijten sub a. en b. volgens de notaris ongegrond.

Bovendien zijn in de opvatting van de notaris deze verwijten, ook voor zover inhoudend dat hij doortastender had moeten optreden ten aanzien van het uitblijven van duidelijkheid over de aanvaarding dan wel verwerping van de nalatenschap door klagers broer, tardief.

De nalatenschap is immers volgens de notaris niet alleen al aanvaard, maar hij heeft al in 2001 aan de erfgenamen duidelijk aangegeven dat het op hun weg ligt om verdeling in rechte te vorderen en in 2003 dat het op de weg van klager en zijn zuster ligt om hun broer  [naam] tot een uitspraak te doen forceren over de aanvaarding of verwerping van de nalatenschap. Klager was dan ook in 2001 resp.2003 al bekend met dit standpunt, aldus de notaris, en door hierover eerst nu te klagen, kan klager daarin niet meer worden ontvangen.

Ook het verwijt sub d. is volgens de notaris ongegrond, omdat hij ingevolge artikel 4:148 BW als executeur ten opzichte van de erfgenamen een uitgebreide informatieplicht heeft. Hem treft dan ook geen verwijt dat hij op grond van die verplichting aan [naam] de door hem gewenste informatie heeft verstrekt over de gevolgen van het beneficiair aanvaarden van de nalatenschap.

Evenmin kan hem worden verweten dat hij geen uitvoering heeft gegeven aan het verzoek van klager om een hertaxatie van de registergoederen. Deze hertaxatie is immers slechts mogelijk met instemming van alle erfgenamen en aangezien klagers broer en zuster, na bespreking van het verzoek van klager, die instemming hebben onthouden, kon niet tot die hertaxatie worden overgegaan, aldus de notaris

Klachtbeslissing [naam]/notaris mr. [naam]                     pagina 4

5.      De beoordeling en de gronden daarvoor.

De kamer stelt ten aanzien van de onder a. en b. gemaakte verwijten vast dat klager, voor zover die verwijten gedragingen van de notaris betreffen die dateren van vóór 2 augustus 2004, daarin niet kan worden ontvangen.

Klager heeft zijn klacht daarover immers ingediend eerst op 2 augustus 2007 en derhalve zeer geruime tijd na het verstrijken van de in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt genoemde klachttermijn van 3 jaar. Van op die gedragingen betrekking hebbende en eerst na 2 augustus 2004 aan klager bekend geworden feiten en/of omstandigheden, is geen sprake, dan wel in ieder geval niet gebleken.

Wat betreft de overige door klager gemaakt verwijten, geldt naar het oordeel van de kamer het volgende.

Op grond van hetgeen uit de klachtstukken, met name de door klager zelf overgelegde correspondentie, is gebleken, moet worden geconstateerd dat de notaris in de loop van de jaren veelvuldig pogingen heeft ondernomen en ook voorstellen heeft gedaan om tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen, die echter vanwege de nog altijd tussen klager en met name zijn broer bestaande verdeeldheid, tot geen enkele resultaat hebben geleid resp. door de erfgenamen van de hand zijn gewezen.

Daarnaast geldt dat klagers broer zich na daartoe in rechte, via de kantonrechter, te zijn gedwongen, zich eerst in 2007 heeft uitgelaten over het al dan niet aanvaarden van die nalatenschap door deze beneficiair te aanvaarden

Verder constateert de kamer dat de notaris zich in 2000 vanwege de blijvende verdeeldheid genoodzaakt heeft gezien aan de rechtbank te verzoeken van zijn taak van executeur te worden ontheven, welk verzoek bij beschikking van 18 mei 2001 is afgewezen uitsluitend op grond van wettechnische redenen. Voor zover klager kennelijk meent dat ook uit de beschikking van de rechtbank moet worden afgeleid dat de notaris in zijn taak is tekort geschoten, is die opvatting derhalve onjuist. Uit die beschikking blijkt het tegendeel, nu de rechtbank daarin de grote inzet van de notaris om tot een verdeling te geraken heeft onderkend en heeft vastgesteld dat het uitblijven van de verdeling voor een groot deel het gevolg is van een onvoldoende bereidheid tot medewerking daaraan door klager zelf.

Verder blijkt uit de klachtstukken dat klager de deugdelijkheid van de door notaris in juli 1998 opgestelde boedelbeschrijving heeft betwist en dat zijn controverse tegen zijn broer zo ver gaat, dat hij niet alleen weigert om onder auspiciën van de notaris met hem minnelijke onderhandelingen te voeren en samen met hem te compareren bij het passeren van de verdelingsakte, maar zelfs weigert om een volmacht te verstrekken omdat hij niet gezamenlijk met zijn broer een in verdelingsakte wil worden vermeld.

Klachtbeslissing [naam]/notaris mr. [naam]                     pagina 5

Gebleken is voorts dat de notaris daaraan tegemoet heeft willen komen door voor te stellen het aandeel van klagers broer (tegen betaling) over te dragen aan zijn zuster, zodat slechts van een verdeling tussen klager en zijn zuster sprake zou zijn. Ook dit voorstel heeft klager niet aanvaard.

Dit geldt evenzeer ten aanzien van het onlangs na het beneficiair aanvaarden van de nalatenschap door klagers broer door de notaris in een concept akte gedaan verdelingsvoorstel.

Onder die omstandigheden kan dan ook niet gezegd worden dat door toedoen of nalaten van de notaris de nalatenschap nog niet is afgewikkeld.

Bovendien miskent klager de omvang van de bevoegdheden van de notaris, die immers, anders dan klager stelt, niet zo ver gaan dat de notaris in die rol ten aanzien van de boedelbestanddelen volledig beschikkingsbevoegd zou zijn. Deze bevoegdheden zijn beperkt tot het beheer van de nalatenschap en de executeur kan eerst dan tot verkoop van boedelbestanddelen overgaan wanneer dit voor de voldoening van nalatenschapschulden noodzakelijk is. Dat in het concrete geval van een dergelijke situatie sprake is, is gesteld noch gebleken.

Evenmin is juist klagers standpunt dat de notaris zich partijdig, aan de zijde van klagers broer, heeft opgesteld door deze te adviseren bij de door hem te maken keuze de nalatenschap te verwerpen dan wel te aanvaarden. De notaris heeft slechts informatie verstrekt over de gevolgen van die keuze en was daartoe ook, naar hij terecht aanvoert, verplicht

Ook kan aan de notaris niet worden tegengeworpen dat hij geen medewerking verleent aan klagers wens tot hertaxatie van de registergoederen .Voor die medewerking is immers de instemming vereist van de mede erfgenamen. Nu zij die instemming weigeren, is de notaris niet bevoegd om aan de wens klager tot hertaxatie over te gaan, gevolg te geven.

Dit alles leidt ertoe dat de klacht op al haar overige onderdelen ongegrond is.

6.      De beslissing.

De kamer van toezicht

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht, voor zover deze betrekking heeft op door hem verweten gedragingen daterend van vóór 2 augustus 2004;

Klachtbeslissing [naam]/notaris mr. [naam]                     pagina 6

verklaart de klacht op al de overige onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 7 april 2008 door mrs. M.M. Steenbeek, voorzitter, C. Wallis, Th.G.M. de Kort, Th.H.M. Fikkers, allen leden, en drs. M. Scherphof, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, secretaris, en in het openbaar uitgesproken

                --