ECLI:NL:TNOKBRE:2009:YC0222 Kamer van toezicht Breda Kl 15/2008

ECLI: ECLI:NL:TNOKBRE:2009:YC0222
Datum uitspraak: 05-02-2009
Datum publicatie: 30-07-2009
Zaaknummer(s): Kl 15/2008
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Verdeling huwelijksgoederengemeenschap. De kamer kan op grond van hetgeen is gebleken niet anders vaststellen dan dat de notaris datgene heeft gedaan wat van hem verwacht mocht worden en dit alles op een behoorlijke wijze.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTAIRSSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA

Beslissing

op de op 25 augustus 2008 ingekomen klacht van

[naam 1] ,

wonende te [plaatsnaam],

verder te noemen klaagster,

tegen

notaris mr. [naam],

gevestigd te [plaatsnaam],

verder te noemen notaris.

1.       Het verloop van de zaak.

Na het tussen partijen gevoerde schriftelijke debat, wat blijkt uit hun brieven van 22 september 2008, 20 oktober 2008 en 17 november 2008, alle met bijlagen, heeft de mondelinge behandeling van de klacht door de kamer plaatsgevonden op 28 januari 2008, waarbij zijn verschenen klaagster en de notaris, bijgestaan door hun gemachtigden, respectievelijk [naam] en mr. [naam].

2.       De inhoud van de klacht en het standpunt van klaagster .

Klaagster verwijt de notaris een partijdige opstelling in zijn hoedanigheid van door de rechter benoemde notaris ten overstaan van wie de verdeling van de tussen haar en haar ex-echtgenoot [naam 2] bestaan hebbende huwelijksgoederengemeenschap dient plaats te vinden, evenals het ondeugdelijk verrichten van zijn uit die taak voortvloeiende werkzaamheden.

Zij verwijt in dat kader de notaris in het bijzonder:

a. dat haar ex-echtgenoot en de notaris een direct contact met elkaar zouden hebben, waardoor tussen hen een meer dan goede relatie zou bestaan;

b. dat de notaris in opdracht van haar ex-echtgenoot voor haar nadelige hertaxaties van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] en een vakantiehuisje heeft laten uitvoeren;

c. dat hij eveneens eenzijdig een taxatie van het huis op de [naam] heeft laten verrichten en daarbij alle regels aan zijn laars heeft gelapt en met een uit de lucht gegrepen bedrag komt zonder overlegging van een taxatierapport en/of eigendomsakte;

d. dat de notaris nalaat een gedegen onderzoek in te stellen naar de in de huwelijksgoederengemeenschap vallende huuropbrengsten;

e. dat hij diverse schulden van haar ex-echtgenoot van de op zijn derdengeldrekening gestorte gelden zonder overleg heeft voldaan;

f. dat de notaris haar brieven van 17 oktober 2005 en 15 februari 2006 onbeantwoord heeft gelaten;

g. dat de notaris een proces-verbaal van non-vereniging heeft opgesteld, waarin zij ten onrechte als kwade genius wordt neergezet, en tenslotte

h. dat de notaris zijn verdere diensten heeft geweigerd en slechts tegen betaling tot een gesprek bereid is.

Klaagster voert aan dat de notaris van meet af aan een wel heel goede relatie heeft gehad met haar ex-echtgenoot. Zo verwijst volgens klaagster [naam 2] in diverse lopende procedures voor informatie telkens naar de notaris en blijkt uit diverse stukken dat hij direct met de notaris contact houdt, terwijl zij door de notaris, na door hem telefonisch te zijn benaderd om een en ander te bespreken, slechts aan de deur te woord wordt gestaan.

Beslissing [naam]/notaris mr. [naam]                                                    pagina 2

Klaagster stelt verder dat de notaris in opdracht van [naam 2] hertaxaties heeft laten uitvoeren ten aanzien van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] en het vakantiehuisje te [plaatsnaam].

De hertaxatie van de woning is volgens klaagster beduidend hoger dan eerdere taxaties, terwijl bij de hertaxatie van het vakantiehuisje daaraan geen waarde meer is toegekend.

Beide volgens klaagster volstrekt eenzijdig plaatsgehad hebbende herwaarderingen vallen daarmee in haar nadeel uit, terwijl de al bestaande taxatierapporten daarmee terzijde worden geschoven.

De in zijn brief van 18 mei 2005 door de notaris na die hertaxaties gedane constatering dat geen van partijen in staat zal zijn om het pand [adres] te verkrijgen, is in de opvatting van klaagster, gezien de overwaarde in de boedel op niets gebaseerd, maar heeft wel de opstelling van [naam 2] beïnvloed. Zij verwijst daarvoor naar de door haar overgelegde in een tussen haar en haar ex-echtgenoot gediend hebbende kort-gedingprocedure uitgebrachte dagvaarding.

Genoemde brief is bovendien uitsluitend gericht aan [naam 2] en het bestaan daarvan werd haar pas bekend in de hiervoor bedoelde procedure, aldus klaagster.

Klaagster betoogt dat ook de waardering van het eigendom op de [naam] door de notaris volstrekt eenzijdig heeft plaatsgevonden en op geen enkele manier onderbouwd. Ten aanzien daarvan is er geen taxatierapport en eigendomsakte overgelegd. Op haar mededeling aan de notaris dat de betreffende grond geen eigendom is, heeft de notaris totaal niet gereageerd en ook de waardebepalingsmethodiek is nooit overgelegd, terwijl evenmin bekend is wie de waardering heeft verricht en wat zijn bevoegdheid was.

Klaagster voert verder aan dat de notaris, ofschoon hij ervan op de hoogte is dat tot de gemeenschappelijke boedel behorende panden zijn verhuurd, geen onderzoek heeft ingesteld naar de huuropbrengsten, die volgens haar door haar ex-echtgenoot worden geïnd. Het had op zijn weg gelegen een bewoningsonderzoek in te stellen en/of de huurders aan te schrijven en de huurpenningen op de derdengeldrekening te laten storten, aldus klaagster.

Daarnaast stelt zij dat de notaris zonder overleg met haar van de onder hem berustende gelden schulden van haar ex-echtgenoot heeft betaald, waaronder de reparatie van zijn auto en de factuur van zijn advocaat, terwijl de notaris op de hoogte is van het feit dat zij geen inkomen heeft, verantwoordelijk is voor een minderjarige dochter en geen alimentatie ontvangt en de factuur van haar advocaat tot haar eigen verantwoordelijkheid rekent.

Voorts acht klaagster het door de notaris opgestelde verdelingsvoorstel ondeugdelijk en in het voordeel van haar ex-echtgenoot en laat de notaris na de door haar daarover gestelde vragen te beantwoorden.

Het door de notaris op 18 april 2006 opgestelde proces-verbaal van non-vereniging acht klaagster tendentieus, nu zij daarin door hem als kwade genius voor het niet kunnen komen tot een verdeling wordt neergezet. Klaagster verzoekt de kamer dit proces-verbaal in te trekken, dan wel te bepalen dat dit niet kan worden gebruikt in welke procedure dan ook.

Tenslotte stelt klaagster dat de notaris blijkens zijn brief aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna KNB) van 30 juni 2008, aan wie zij haar klacht aanvankelijk heeft voorgelegd, eerst tegen betaling van een voorschot bereid is een gesprek met haar aan te gaan in het kader van een mogelijke oplossing van hun geschil en zijn werkzaamheden te hervatten. Klaagster meent dat de notaris zich daarmee schuldig maakt aan het weigeren van zijn diensten.

Beslissing [naam]/notaris mr. [naam]                                                    pagina 3

3.       De feiten .

Op grond van de klachtstukken en hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar is voren is gekomen, moet worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.

-          Klaagster is in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met [naam 2], welk huwelijk op 18 november 2004 door echtscheiding is ontbonden. Omdat klaagster en [naam 2] onderling niet tot overeenstemming ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap hebben kunnen komen, is de notaris bij beschikking van de rechtbank Breda van 23 februari 2005 benoemd tot (boedel)notaris ten overstaan van wie de verdeling van die gemeenschap dient plaats te vinden.

-          Omdat volgens de notaris ook zijn bemoeienissen niet hebben geleid tot een overeenstemming over die verdeling, heeft de notaris op 18 april 2008 een proces-verbaal van non-vereniging opgemaakt, waarin hij onder andere verklaart:

o         dat partijen meermaals op uitnodiging met hun raadsvrouwen op zijn kantoor zijn verschenen om uitvoering te geven aan de verdeling van de gemeenschap en dat bij die besprekingen nimmer een compromis bereikt kon worden;

o         dat van de houding van partijen onderling, naar hun raadsvrouwen en naar hem, onder meer blijkt uit de aan het proces-verbaal gehechte e-mailberichten;

o         dat op 15 december 2005 een laatste verdelingsvoorstel aan partijen is verzonden;

o         dat, ondanks verleend uitstel, op 31 januari 2006 van de zijde van klaagster daarop niets was vernomen;

o        dat op 7 februari 2006 door de notaris op uiteindelijk verkregen verzoek van klaagster aan beide partijen en hun raadsvrouwen uitleg is verstrekt omtrent de uitgangspunten van het voorstel, zoals gehecht aan het proces-verbaal;

o         dat op 15 februari 2006 door klaagster nog weer nadere vragen zijn gesteld, waarvan de antwoorden haar al bekend behoorden te zijn, althans voor een belangrijk deel na het met haar gevoerde gesprek op 9 februari 2006;

o        dat de heer [naam 2] als reactie op die opgave van uitgangspunten op 15 februari 2006 heeft meegedeeld dat hij niet langer achter het voorstel van verdeling wenst te staan op grond van het wederom tijdrekken door klaagster;

o        dat de notaris daardoor aan het beantwoorden van de brief van klaagster van 15 februari 2006 niet meer toekomt;

o        dat de behandeling van de verdeling derhalve weer terug is bij het startpunt van een jaar geleden.

-          De notaris heeft in dit proces-verbaal verder verklaard dat het hem uit humaan, noch uit financieel oogpunt, verstandig voorkomt om de verdeling op deze wijze voort te zetten en dat slechts rest de beslissing voor partijen genomen ter bescherming van hen zelf en de betrokken kinderen, waardoor nu niet kan worden overgegaan tot het geven van uitvoering aan de beschikking van de rechtbank van 23 februari 2005.

4.       Het standpunt van de notaris.

            De notaris betwist uitdrukkelijk de aantijgingen van klaagster.

Zowel klaagster als de ex-echtgenoot hadden volgens de notaris beiden de gewoonte om onaangekondigd op de stoep te staan met vragen, opmerkingen of om naar stukken te kijken. Hij heeft daarbij te allen tijde hen een luisterend oor geboden, maar de kantooragenda stond niet altijd toe dat dit direct mogelijk was of kon plaatsvinden in een spreekkamer. Zo is het bij beiden voorgekomen, aldus de notaris, dat het gesprek noodgedwongen heeft plaatsgevonden in de wachtruimte of op de gang achter de deur. De notaris verwerpt dan ook de door klaagster gestelde partijdige opstelling en onheuse bejegening.

Beslissing [naam]/notaris mr. [naam]                                                    pagina 4

Ten aanzien van de door klaagster verweten hertaxaties voert de notaris aan dat klaagster tijdens de op 16 maart 2005 op zijn kantoor gehouden bespreking, waarbij naast klaagster ook haar ex-echtgenoot en hun beide raadsvrouwen aanwezig waren, heeft ingestemd om hertaxaties te laten uitvoeren door een door hem -de notaris- aan te wijzen taxateur en dit alles met een bindend karakter. Daarbij is voorts afgesproken de taxaties ter voorkoming van beïnvloeding buiten aanwezigheid van betrokkenen te laten plaatsvinden.

Deze afspraak is volgens de notaris te herleiden uit zijn van die bespreking persoonlijk gemaakte aantekeningen.

De door klaagster gewraakte brief van 18 mei 2007 is volgens de notaris ook aan klaagster verzonden; ten bewijze daarvan heeft de notaris een kopie van die brief, gericht aan klaagster, overgelegd.

Met betrekking tot de vaststelling van de waarde van het huis op de [naam] voert de notaris aan dat daarover van meet af aan tussen partijen strijd was en dat de door hen gehanteerde waarden mijlen ver uit elkaar lagen. Vanwege de geografische moeilijkheid om een voor beiden aanvaardbare taxatie te verkrijgen, heeft hij tijdens voornoemde bespreking voorgesteld aan een hem bekende zakenrelatie een waardebepalingsmethodiek te vragen, waarmee zij hebben ingestemd, aldus de notaris.

Onder verwijzing naar in dat kader door hem overgelegde stukken stelt de notaris verder dat bij die waardering is uitgekomen op een geschatte waarde van het gebouw, zonder grond, nu deze niet eigendom is van partijen, van peso’s 3.000.000,--, zijnde, uitgaande van de toen geldende valutakoers, een bedrag van € 42.857,-- in ongemeubileerde staat. Omdat partijen onafhankelijk van elkaar zich hebben laten ontvallen dat zij het huis geheel zouden hebben ingericht, komt de uiteindelijke waardeopname van € 46.500,--  hem – de notaris- redelijk accuraat voor.

De reden dat hij geen onderzoek heeft verricht naar de huuropbrengsten is volgens de notaris enerzijds gelegen in de verklaringen van partijen dat een deel van de huurders inmiddels vertrokken zou zijn en anderzijds in de omstandigheid dat naar zijn opvatting een dergelijk onderzoek strijdig zou zijn met zijn geheimhoudingsplicht. Dit onderzoek zou immers meebrengen dat hij de huurders op de hoogte diende te stellen van de reden daarvan en daarbij enig inzicht zou moeten verstrekken in het dossier, hetgeen hij echter niet mag doen. Het was dan ook aan klaagster en haar ex-echtgenoot zelf om aan te tonen van wie huur werd ontvangen.

Daarnaast stelt de notaris dat hij beschikt over kopieën van stukken die aantonen dat klaagster in contanten huur ontving van tenminste enkele huurders en hiervan, ondermeer haar advocaat betaalde, terwijl zij altijd heeft gesteld nooit huurgeld te hebben ontvangen.

Ten aanzien van de door klaagster verweten betalingen ten gunste van haar ex-echtgenoot voert de notaris aan dat hij daarbij telkens de belangen van beide partijen voor ogen heeft gehad. Naar aanleiding van door partijen tijdens de behandeling van het dossier aangeleverde stukken, die betrekking hadden op (dreigende) beslagen, aanschrijvingen van gemeenten, het onthouden van rechtbijstand vanwege openstaande declaraties, heeft hij hen meegedeeld dat hij bereid was om zoveel als mogelijk ervoor te zorgen, dat gedurende de behandeling er niet nog meer schade zou worden aangericht dan er al was. Beiden hebben hiermee ingestemd, omdat alle vermogensbestanddelen tenslotte gezamenlijk eigendom waren.

Uit het dossier blijkt dan ook volgens de notaris van vele contacten met schuldeisers om uitstel van dwangmaatregelen. Met de name de verkoop van het pand [adres] heeft het mogelijk gemaakt om ernstiger schade te voorkomen.

De notaris stelt zich daarbij op het standpunt dat uit de door hem in zijn overgelegde brief aan klaagster van 7 februari 2006 gegeven opstelling blijkt, dat er wel degelijk balans zit in de betalingen, gedaan ten behoeve van beide partijen.

Beslissing [naam]/notaris mr. [naam]                                                    pagina 5

Ter zake van het verwijt van klaagster dat hij haar brieven van 17 oktober 2005 en 15 februari 2006 onbeantwoord heeft gelaten, stelt de notaris dat de brief van klaagster van 17 oktober 2005 niet om een antwoord vraagt en deze dan ook onbeantwoord heeft gelaten, terwijl in de brief van 15 februari 2006 door klaagster gestelde vragen al door hem waren beantwoord in zijn met klaagster kort daarvoor, op 9 februari 2006, gevoerde gesprek, zodat hij evenmin reden heeft gezien op die brief te reageren.

De notaris is verder van mening dat hij, gelet op de wijze van zijn behandeling van het dossier, volstrekt onpartijdig heeft gehandeld. Dat het daarbij niet tot een verdeling is gekomen is volgens hem uitsluitend te wijten aan de opstelling van partijen zelf, wat hem heeft genoopt tot het opmaken van het proces-verbaal van non-vereniging. Het buitenwerking stellen van dit proces-verbaal, zoals klaagster nog heeft verzocht, valt in de opvatting van de notaris buiten de bevoegdheid van de kamer.

De notaris betwist verder nog klaagsters stelling dat hij slechts op basis van zijn uurtarief bereid zou zijn geweest met haar de kwestie bespreken. Volgens de notaris heeft hij in zijn brief van 30 juni 2008 aan de KNB meegedeeld tot een gesprek bereid te zijn, maar dan wel onder de voorwaarde van de aanwezigheid van een iemand van de KNB.

5.       De beoordeling en de gronden daarvoor.

Ingevolge artikel 99, lid 12 Wet op het notarisambt kan een klacht slechts worden ingediend gedurende 3 jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een (kandidaat-)notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.

Naar het oordeel van de kamer moet ten aanzien van de klachtonderdelen b. en c., betrekking hebbend op de aan de notaris verweten (her)taxaties, worden geconstateerd dat klaagster deze onderdelen van haar niet binnen deze termijn heeft ingediend.

Door de notaris is onweersproken aangevoerd, dat de door klaagster gewraakte (her)taxaties bij gelegenheid van een op 16 maart 2005 op zijn kantoor gehouden bespreking met klaagster en haar ex-echtgenoot en in aanwezigheid van hun advocaten, zijn afgesproken.

Voor de vaststelling of deze onderdelen van de klacht binnen de hiervoor genoemde termijn zijn ingediend, dient dan ook het tijdstip van die bespreking uitgangspunt te zijn, nu klaagster op dat tijdstip van die (her)taxaties op de hoogte was.

Omdat klaagster haar klacht eerst op 25 augustus 2008 heeft ingediend, kan zij in deze onderdelen van de klacht niet worden ontvangen. Feiten en omstandigheden die deze overschrijding van die termijn zouden kunnen rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken.

Met betrekking tot de overige onderdelen van de klacht staat ter beantwoording de vraag of de notaris in zijn hoedanigheid van door de rechter benoemde (boedel)notaris ten overstaan van wie de verdeling van de tussen klaagster en haar ex-echtgenoot bestaan hebbende huwelijksgoederengemeenschap dient plaats te vinden, jegens klaagster onzorgvuldig en partijdig heeft gehandeld en daarmee de in artikel 98, lid 1 van de Wet op het notarisambt neergelegde tuchtnorm heeft geschonden.

Daarbij dient naar het oordeel van de kamer te worden voorop gesteld dat uit de stukken en hetgeen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gekomen dat klaagster en haar ex-echtgenoot fundamenteel van mening verschillen over de verdeling van die gemeenschap.

Beslissing [naam]/notaris mr. [naam]                                                    pagina 6

Daarnaast is gebleken dat de notaris meermalen besprekingen met partijen en hun advocaten heeft gehouden ter oplossing van die meningsverschillen.

Dat de notaris bij zijn behandeling van het dossier, anders dan met klaagster, een direct contact had met de ex-echtgenoot en een meer dan goede relatie met hem onderhield, is niet, dan wel onvoldoende aannemelijk geworden. De notaris heeft de stellingen van klaagster gemotiveerd betwist en voor de aannemelijkheid van die stellingen zijn geen dan wel onvoldoende aanwijzingen of aanknopingspunten gebleken.

Dit geldt eveneens ten aanzien van klaagsters bejegeningsverwijt dat de notaris in zijn contacten met haar haar slechts “aan de deur” te woord heeft willen staan.

Klachtonderdeel a. is dan ook ongegrond.

Dit zelfde lot treft ook het door klaagster aan de notaris verweten nalaten om een onderzoek in te stellen naar de huuropbrengsten.

De taak van een met de verdeling van een gemeenschappelijke boedel belaste notaris gaat, anders dan klaagster kennelijk veronderstelt, niet zover dat hij de verplichting heeft zelfstandig onderzoek te doen naar mogelijke inkomensbestanddelen, zoals de onderhavige huuropbrengsten. Bovendien was de notaris, zoals uit de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, door klaagster zelf noch daar de ex-echtgenoot gemachtigd mogelijke huurders aan te schrijven. Het moge zijn dat klaagster, naar zij nog heeft aangevoerd, de notaris om een dergelijk onderzoek heeft verzocht, de notaris mocht aan dit verzoek voorbijgaan, nu de daarover ingenomen standpunten haaks op elkaar stonden.

Wat betreft klachtonderdeel e. geldt naar het oordeel van de kamer het volgende.

De notaris heeft onweersproken aangevoerd dat hij met klaagster en de ex-echtgenoot heeft besproken om in het belang van beide partijen ter afwending van verdere financiële schade aan de boedel, met de door hem gehouden boedelgelden zoveel als mogelijk aan dringende financiële verplichtingen te voldoen, waarmee beiden hebben ingestemd.                       

Uit de in de (overgelegde) brief van 6 februari 2006 van de notaris aan klaagster gegeven toelichting op zijn verdelingsvoorstel van 15 december 2006 blijkt weliswaar dat de notaris ten behoeve van de ex-echtgenoot uit de door hem gehouden boedelgelden een totaalbedrag van € 8.358,50 heeft voldaan, terwijl dit voor klaagster een bedrag betrof van in totaal € 3.622,54,-- en aldus een verschil ten nadele van klaagster van € 4.735,96. Daar staat echter tegenover dat de notaris in zijn voorstel het uiteindelijke bedrag aan overbedeling van de ex-

echtgenoot voor klaagster compenseert door de overname door die ex-echtgenoot van klaagsters aandeel in de gezamenlijke kredietschuld bij de ABN/Amro-bank.

Nu de notaris met dit voorstel evenwicht heeft gebracht in de door hem ten behoeve van beiden gedane betalingen, treft hem ter zake van die betalingen geen verwijt, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

Met betrekking tot klachtonderdeel f. moet met de notaris worden vastgesteld dat de brief van klaagster van 17 oktober 2005 geen reactie van de notaris behoefde, omdat zij daarin uitsluitend een toelichting geeft op haar standpunt als antwoord op de door haar ontvangen brief van de notaris van 2 oktober 2005.

Daarentegen heeft de notaris de brief van klaagster van 15 februari 2006, inhoudende vragen over het door hem gedane verdelingsvoorstel, onbeantwoord gelaten. Ofschoon de notaris onweersproken heeft gesteld dat hij die vragen al in een kort daarvor met klaagster gevoerd gesprek had beantwoord, ware het beter geweest als reactie op die brief daarnaar te verwijzen. Het gaat echter te ver de omstandigheid dat de notaris dit heeft nagelaten hem tuchtrechtelijk aan te rekenen.

Ten aanzien van klachtonderdeel g. moet, zoals hiervoor al is vermeld, worden geconstateerd dat tussen klaagster en haar ex-echtgenoot over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap fundamentele meningsverschillen bestaan, die voor de

Beslissing [naam]/notaris mr. [naam]                                                    pagina 7

notaris ondanks zijn bemoeienis onoverbrugbaar zijn gebleken. Onder deze omstandigheden restte de notaris niets anders dan het constateren van die onverenigbaarheid in een proces-verbaal, zoals ook is voorgeschreven bij artikel 678 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

Hetgeen de notaris in dit proces-verbaal heeft opgenomen, ook ten aanzien van klaagster, betreffen zijn feitelijke bevindingen en daarvan treft hem, anders dan klaagster meent, geen tuchtrechtelijk verwijt.

Aan de kamer komt geen bevoegdheid toe dit proces-verbaal buitenwerking te stellen, dan wel te bepalen dat dit niet in een procedure mag worden gebruikt, zoals klaagster nog heeft verzocht. Aan dit verzoek moet dan ook worden voorbijgegaan.

Evenmin is juist klaagsters stelling dat de notaris in zijn brief van 30 juni 2008 aan de KNB te kennen heeft gegegeven slechts na betaling bereid te zijn tot een gesprek met klaagster. In die brief heeft de notaris immers zonder enige betalingsconditie die bereidheid uitsproken, zij het dat hij aan dat gesprek wel de voorwaarde heeft verbonden van de aanwezigheid van een derde.

De brief is kennelijk op dit punt voor klaagster niet duidelijk geweest, omdat de notaris in de daaraan voorafgaande alinea meedeelt verdere werkzaamheden aan het dossiers alleen te willen verrichten na betaling van een voorschotnota.

Dit laatste is overigens niet onredelijk, nu de notaris met het proces-verbaal van non-vereniging zijn werkzaamheden had beëindigd. Van dienstweigering, zoals klaagster stelt, is daarmee dan ook geen sprake.

De kamer kan op grond van hetgeen is gebleken niet anders vaststellen dan de notaris datgene heeft gedaan wat van hem verwacht mocht worden en dit alles op een behoorlijke wijze.

Dit leidt tot de slotsom dat de klacht op al de overige onderdelen ongegrond is.

6.       De beslissing.

De kamer van toezicht

verklaart klaagster ten aanzien van de klachtonderdelen a. en b. niet ontvankelijk;

verklaart de klacht op alle overige onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 5 februari 2009 door mrs. H.C. Naves, voorzitter, C. Wallis, Th.H.M. Fikkers, J. Kos, leden, en drs. M. Scherphof, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, secretaris, en in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze beslissing kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief waarbij de beslissing is toegezonden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam)