Zoekresultaten 12311-12320 van de 45231 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:151 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-330/DH/RO

    Klacht die samenhangt met dekenbezwaar 20-331. Klager heeft zich na zijn ontslag op staande voet gewend tot verweerder. Verweerder heeft verzuimd om binnen de vervaltermijn een procedure in te stellen. Gedeeltelijk onvoorwaardelijke schorsing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:145 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-676/DH/DH

    Verzet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:158 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-042/DH/RO

    Raadbeslissing. Verweerster heeft nagelaten om schriftelijk aan klager te bevestigen dat alleen achteraf, in plaats van maandelijks, zou worden gefactureerd. Nadeel voor klager echter nihil geweest. Alle overige klachtonderdelen ongegrond. De raad volstaat met de gegrondverklaring en ziet af van het opleggen van een maatregel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:139 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-491/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat niet-ontvankelijk vanwege ne bis in idem.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/111

    De kern van de klacht van klaagster tegen de kaakchirurg (verweerder) ziet met name op de bejegening van klaagster door verweerder tijdens een behandeling en voorts op de door verweerder onvoldoende gegeven informatie over de nazorg. Voorts stelt klaagster dat verweerder vergelijkbaar gedrag vertoont bij andere patiënten, hetgeen haar verontrust. Verweerder heeft de klacht uitdrukkelijk betwist. Het college heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel is klaagster niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:209 Raad van Discipline Amsterdam 20-611/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat in beide onderdelen kennelijk ongegrond. Uit het klachtdossier volgt dat verweerster haar werkzaamheden voor klager na de uitspraak van het hof in overleg met klager heeft beëindigd en de zaak heeft overgedragen aan een advocaat die cassatiezaken doet. Dat verweerster vervolgens, al dan niet in verband met de door haar gestelde vertrouwensbreuk, niet bereid was nieuwe werkzaamheden voor klager te verrichten is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:170 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.166

    Klacht tegen verzekeringsarts bij het UWV. Klaagster is in 2017 uitgevallen voor haar werk en heeft een “Aanvraag deskundigenoordeel door werknemer” ingediend bij het UWV ter beoordeling van de vraag of het door de werkgever aangeboden werk passend is te achten. Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, alvorens hierover te rapporteren, een advies ingewonnen bij verweerder. Verweerder heeft daarop een “Verzekeringsgeneeskundige rapportage” en een “Medisch onderzoeksverslag” opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een rapport opgesteld met de conclusie dat de door de werkgever aangeboden arbeid passend is. De klacht houdt in dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster heeft geschonden en bij de beoordeling van de re-integratie inspanningen van de werkgever ten onrechte slechts heeft gekeken naar een bepaald punt in een jaar en niet naar het hele voorgaande jaar. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:171 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.227

    Klacht tegen basisarts, werkzaam voor een arbodienst. Klaagster is vijf jaar lang door verweerder begeleid bij verschillende periodes van langdurig verzuim. Klaagster is ontevreden over de verzuimbegeleiding door verweerder en dat is in haar ogen geen wonder omdat hij geen bedrijfsarts is. Toch heeft hij zich begeven op het terrein van de bedrijfsgeneeskunde en zich volgens klaagster voorgedaan als bedrijfsarts. Daarnaast vindt klaagster dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden door medische informatie aan haar werkgever te geven. Verder heeft zij nog een aantal aanvullende klachten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:172 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.070

    Klacht tegen arts maatschappij en gezondheid die in dienst van de gemeente in 2018 en 2019 medisch advies heeft uitgebracht over de verlening van een gehandicaptenparkeerkaart. Klager is in 2013 betrokken geweest bij een ongeval met blijvend beenletsel als gevolg. Hij heeft een koeriersbedrijf en heeft bij de gemeente een gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd. Klager verwijt de arts dat hij in 2018 en 2019 de situatie van klager op onzorgvuldige wijze heeft beoordeeld door niet alle relevante (medische) informatie op te vragen en mee te wegen in zijn oordeel en dat zijn verslaglegging in deze procedure onzorgvuldig is geweest. Het RTG verklaart het tweede klachtonderdeel (betreffende het medisch advies uit 2019) gegrond en waarschuwt de arts, en verklaart het eerste klachtonderdeel (betreffende het medisch advies uit 2018) ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen de ongegrondverklaring van het eerste klachtonderdeel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:173 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.114

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klager heeft zich in 2011 ziekgemeld. In 2013 is klager gezien door de verzekeringsarts, in het kader van het einde van de wachttijd van de wet WIA. De verzekeringsarts heeft in het medisch onderzoeksverslag onder meer geconcludeerd dat er sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. De klacht houdt in dat de verzekeringsarts in dit medisch onderzoeksverslag heeft genoteerd dat volgens informatie van de bedrijfsarts klager na één gesprek is weggelopen uit een mediationgesprek, zonder bij klager na te gaan of hij inderdaad uit het mediationgesprek is weggelopen en daarmee klakkeloos is afgegaan op informatie van een niet nader genoemde bedrijfsarts. Volgens klager was juist zijn werkgever niet bereid tot mediation. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.